Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 28 augustus 2025,
- de pleitnota van [eiser] ,
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.De feiten
8. Gemeenschappelijk bewoonde woning
Rechtbank Gelderland
In deze zaak vordert eiser, [eiser], in kort geding de opheffing van een conservatoir derdenbeslag dat door gedaagde, [gedaagde], is gelegd onder de notaris. De vordering is gebaseerd op een samenlevingsovereenkomst die partijen op 8 oktober 2024 hebben gesloten. Eiser stelt dat de vordering van gedaagde ondeugdelijk is en dat er sprake is van dwaling bij het aangaan van de overeenkomst. Gedaagde heeft een bedrag van € 57.800,00 aan beslag gelegd, terwijl eiser meent dat dit bedrag te hoog is en dat zij recht heeft op een surplus van € 16.898,84. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vordering van gedaagde ondeugdelijk is. De rechter wijst de primaire vordering tot opheffing van het beslag af, maar kent wel het surplus van € 16.898,84 toe aan eiser, met de verplichting voor gedaagde om dit bedrag aan de notaris op te dragen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.