Beoordeling door de rechtbank
10. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de aanslag Vpb 2017 niet te hoog heeft vastgesteld. Meer in het bijzonder gaat het om de vraag of belanghebbende het boekverlies op de collectie van € 907.145 fiscaal in aanmerking mag nemen.
11. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
12. De rechtbank staat allereerst, ook al hebben partijen dat niet opgeworpen, voor de vraag of zij bevoegd is. Hiertoe overweegt zij als volgt.
13. Belanghebbende is statutair gevestigd in [plaats] . Deze plaats behoort tot de relatieve competentie van de Rechtbank Noord-Holland.Dit brengt mee dat de rechtbank onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep van belanghebbende.
14. De rechtbank heeft echter pas twee weken voor de zitting geconstateerd dat zij onbevoegd is. Partijen hebben desgevraagd vóór de zitting aangegeven geen bezwaar te hebben dat deze rechtbank uitspraak doet in de onderhavige zaak. Ter zitting hebben zij dit desgevraagd herhaald.
15. Gelet op de ontvangst van het beroepschrift op 12 juni 2023 en het tijdsverloop sindsdien, de wens van partijen om een spoedige behandeling van het beroep, de late constatering van de onbevoegdheid van de rechtbank en de mogelijkheid van gedekt verklaring van de onbevoegdheid door het gerechtshof, laat de rechtbank een onbevoegdverklaring achterwege. Daarnaast verzoekt zij bij een eventueel hoger beroep Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden om de uitspraak aan te merken als bevoegdelijk gedaan.
Aftrekbaarheid van het boekverlies
16. De inspecteur stelt primair dat de uitgaven voor de collectie een zakelijk karakter ontberen, omdat de uitgaven zijn ingegeven ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouder.
17. Belanghebbende betwist dat de uitgaven zijn ingegeven ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouder, omdat belanghebbende overtollig vermogen in kunst als beleggingsobject investeert. Ook de verkoop aan [naam bedrijf 2] berust op zakelijke gronden.
18. De rechtbank stelt het volgende voorop. Door een vennootschap gedane uitgaven hebben alleen dan geen zakelijk karakter, en kunnen dus niet ten laste van de winst worden gebracht, als en voor zover zij zijn gedaan ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouder. Als in geschil is of de ondernemer een bepaalde uitgave heeft gedaan om de zakelijke belangen van de onderneming te dienen of (ook) ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouder, overschrijdt de rechter de grenzen van zijn taak niet door de werkelijke aard van de uitgaven te beoordelen.
19. De rechtbank overweegt als volgt.
20. Als uitgangspunt heeft dus te gelden dat uitgaven die door een vennootschap zijn gedaan een zakelijk karakter hebben. Alleen uitgaven die zijn gedaan ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouder zijn onzakelijk met als gevolg dat ze niet ten laste van de winst kunnen worden gebracht. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat de inspecteur, gelet op de gemotiveerde betwisting door belanghebbende, dit laatste aannemelijk moet maken.
21. [persoon E] heeft als bestuurder van belanghebbende de collectie aangeschaft. De collectie bevat met name kunst uit de Cobraperiode, waarvoor hij een persoonlijke voorkeur heeft. De kunst heeft binnen de onderneming geen enkele, en dus ook geen decoratieve, functie. Voor zover de kunst niet in opslag is, is het aanwezig in het kantoorgedeelte van het woonhuis van [persoon E] .
22. Na 2009 is vrijwel geen nieuwe kunst aangeschaft. Tot aan de verkoop aan [naam bedrijf 2] is door belanghebbende geen activiteit verricht ter zake van de collectie. Ter zitting is gebleken dat belanghebbende geen administratie, waaronder een overzicht van de waardeontwikkeling, met betrekking tot de collectie heeft bijgehouden.
23. Ter zitting is vast komen te staan dat uitsluitend dat deel van de collectie aan [naam bedrijf 2] is overgedragen waarvan de getaxeerde waarde lager was dan de boekwaarde. Desgevraagd heeft de gemachtigde hierover verklaard dat alleen dit deel is verkocht en deze fiscale weg is bewandeld, omdat dan een boekverlies kon worden gerealiseerd.
24. De rechtbank leidt uit het zaaksdossier en uit al wat hiervoor is overwogen het volgende af. Belanghebbende heeft alleen kunst aangekocht waar [persoon E] een persoonlijke voorkeur voor heeft. Deze kunst is, voor zover het niet is opgeslagen, alleen aanwezig in het kantoorgedeelte van het woonhuis van [persoon E] . Daarnaast vervult de kunst geen enkele functie binnen de onderneming van belanghebbende. Dit is na 2009 niet gewijzigd, omdat belanghebbende zich tot de taxatie in 2017 niet bezig heeft gehouden met de waardeontwikkeling van de aangekochte kunst. Om deze reden is niet aannemelijk dat de kunst op een later moment wel een functie binnen de onderneming van belanghebbende is gaan vervullen. Dit vindt ook bevestiging in de overdracht aan [naam bedrijf 2] . Het doel hiervan was om een boekverlies te realiseren, omdat alleen die kunstwerken zijn overgedragen waarvan de getaxeerde waarde lager was dan de boekwaarde. Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de kunst is aangekocht ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van [persoon E] . Het gevolg hiervan is dat het boekverlies op de overgedragen kunst niet in aftrek op de winst kan worden gebracht.
25. Nu de rechtbank tot het oordeel is gekomen dat de kunst is aangekocht ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van [persoon E] is niet meer relevant of de transactie tussen belanghebbende en [naam bedrijf 2] ook op zakelijke gronden is verricht. Met het oordeel van de rechtbank staat namelijk vast dat het boekverlies niet aftrekbaar is.
26. Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. De (meer) subsidiaire standpunten van de inspecteur hoeven niet meer te worden behandeld.
27. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikking die is gebaseerd op de aanslag.