ECLI:NL:RBGEL:2025:7639

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
143946.25
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor belaging, mishandeling en bedreiging met gevangenisstraf en zorgmachtiging

Op 4 september 2025 heeft de Rechtbank Gelderland een 41-jarige man veroordeeld voor belaging, mishandeling en bedreiging. De belaging vond plaats tussen 15 september 2024 en 19 februari 2025, waarbij de verdachte herhaaldelijk de persoonlijke levenssfeer van slachtoffer 1, een medewerkster van een supermarkt, heeft geschonden. Ondanks een winkelverbod en een stopgesprek met de politie, bleef de verdachte contact zoeken met het slachtoffer, wat leidde tot een aangifte van belaging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 128 dagen en een zorgmachtiging. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van €500,- aan smartengeld aan slachtoffer 2, die op 10 mei 2025 door de verdachte werd mishandeld en bedreigd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een ernstig gevaar voor de samenleving vormt en dat hulpverlening noodzakelijk is, wat leidde tot de beslissing om een zorgmachtiging op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05.143946.25; 05.192059-24 (gev. ttz.)
Datum uitspraak : 4 september 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1984 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] in [plaats 1] .
raadsvrouw: mr. B. Willemsen, advocaat in Lent.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05.124328.25
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 september 2024 t/m 19 februari 2025 te [plaats 2] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten
die van [slachtoffer 1] door
- meerdere malen die [slachtoffer 1] op/rondom haar werk (de [supermarkt] in [plaats 2] ) op te zoeken en/of haar daar op te wachten,
- meerdere malen op het werk van die [slachtoffer 1] aan haar collega’s vragen te stellen met betrekking tot haar persoonsgegevens en/of haar aanwezigheid aldaar,
- meerdere malen richting die [slachtoffer 1] ongewenste uitingen van verliefdheid of affectie te doen, waaronder het uitspreken van liefdesverklaringen,
- een of meerdere malen cadeautjes (waaronder een bloemsleutelhanger) aan te bieden aan die [slachtoffer 1] en/of aan haar collega en/of
- een of meerdere malen (al dan niet na afloop van het werk van die [slachtoffer 1] ) naast die [slachtoffer 1] te fietsen en/of tegen haar te (blijven) praten,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen
Parketnummer 05.143946.25
1.
hij op of omstreeks 10 mei 2025 te [plaats 3]
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
- één of meermalen in zijn (linker)arm, althans zijn lichaam, te knijpen en/of
- één of meermalen op zijn (rechter)arm, althans zijn lichaam, te krabben;
2.
hij op of omstreeks 10 mei 2025 te [plaats 3]
[slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je huis in de brand steken", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05.124328.25 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte geen opzet had op de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en ook geen opzet had op het aanjagen van vrees bij haar.
Beoordeling door de rechtbank
Aangifte
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van belaging en heeft daarover een klacht ingediend bij de politie. Al langere tijd werd zij lastiggevallen door verdachte. Verdachte was een vaste klant in de [supermarkt] in [plaats 2] waar zij werkzaam was. Een keer in september 2024 was zij er niet op haar vaste werkavond en toen is verdachte meerdere dagen, meermaals per dag, langsgekomen bij de [supermarkt] op zoek naar haar. Hij vroeg toen aan collega's wie aangeefster was, waar ze woonde en wanneer ze weer zou werken. In de tijd tussen september en oktober 2024 is verdachte wekelijks naar de [supermarkt] gekomen om aangeefster op te zoeken. Hij zocht dan contact met haar en wilde haar naam weten. Ook heeft hij eens een zelf geknutselde bloem gegeven. Aangeefster heeft hem altijd gezegd dat ze geen interesse had, maar hij bleef toch terug komen.
In de maanden van oktober 2024 tot en met februari 2025 is verdachte ook meermaals langsgekomen, ondanks het aan hem opgelegde winkelverbod en een stopgesprek.
Op 19 februari 2025 fietste aangeefster van werk naar huis rond 21:25 uur en toen kwam verdachte naast haar fietsen en begon vragen te stellen. Toen aangeefster omdraaide en weg fietste, vroeg verdachte “Wat doe je nou, doe normaal, je moet niet doen alsof je bang voor me bent.” Aangeefster heeft vervolgens aan twee wandelaars hulp gevraagd en is met hen mee naar huis gegaan. [2]
Winkelverbod en stopgesprek
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 19 november 2024 een stopgesprek gevoerd met verdachte. Er is toen tegen verdachte gezegd dat hij een winkelverbod had en dat hij niet in de [supermarkt] mocht komen en ook niet op aangeefster mocht wachten buiten de [supermarkt] . Verdachte bevestigde dat hij een winkelverbod had maar uitte dat hij zich zorgen maakte om [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: verdachte verkeerde in de veronderstelling dat dat de voornaam van aangeefster was) en dat hij daarom ondanks het verbod in de [supermarkt] was geweest. Hij zou daar aan een manager gevraagd hebben waar [slachtoffer 1] was omdat hij zich zorgen maakte omdat hij haar al een week niet had gezien. Verbalisant heeft meermaals gezegd dat [slachtoffer 1] niets met hem te maken wil hebben en dat hij op geen enkele manier meer contact mag zoeken met haar. [3]
Getuigenverklaringen
Meerdere collega’s van aangeefster zijn als getuige gehoord. Getuige [getuige 1] werkt bijna elke woensdagavond in de [supermarkt] , samen met aangeefster. Hij verklaart dat verdachte altijd onnodig lang in de winkel rond bleef hangen en veel met het personeel sprak. Twee weken nadat verdachte voor het eerst in de winkel kwam, begon hij zich te focussen op aangeefster. Hij kwam toen bijna dagelijks in de winkel en vroeg dan naar [slachtoffer 1] . Hij wilde dan weten of ze er was en waar ze woonde. Verdachte wist dat aangeefster op woensdag om 18:00 uur moest beginnen en hij zorgde er dan voor dat hij bij of in de winkel was. Een dag nadat getuige aan verdachte het winkelverbod had uitgereikt, was verdachte alweer in de winkel. Getuige heeft verdachte na het winkelverbod nog minimaal vijf keer in de winkel gezien. [4]
Getuige [getuige 2] werkte met aangeefster en wist dat zij werd lastig gevallen door verdachte. Op 18 oktober 2024 hoorde getuige aangeefster voor het eerst vertellen over verdachte. Zij zei dat hij haar lastig viel en vertelde dat zij hem die avond onderweg was tegengekomen. Rond 30 oktober heeft getuige samen met aangeefster lang contact gehad met verdachte. Hij deed toen een liefdesverklaring aan aangeefster. Getuige hoorde hem dingen zeggen als: “Ik wil je buiten het werk ook graag zien, ik denk heel veel aan je.” Hij wilde graag buiten wachten op aangeefster tot ze klaar was met werken. Later die avond heeft verdachte aan getuige een bloemsleutelhanger gegeven. Getuige heeft toen gezegd dat ze die aan aangeefster zou geven.
In de maanden daarna heeft getuige verdachte regelmatig in de [supermarkt] gezien. Hij kwam soms wel een paar keer per avond, ongeacht of aangeefster aan het werk was of niet. Als ze er niet was dan vroeg hij altijd naar haar. Ook stond hij vaak na sluitingstijd voor de winkel te wachten. Op 14 februari 2025 was verdachte weer in de winkel met een soort blauw masker op, dat bedekte de helft van zijn gezicht. [5]
Een van de wandelaars die op 19 februari 2025 door aangeefster werd aangesproken, betreft getuige [getuige 3] . Zij verklaart dat zij aan het wandelen was met haar partner toen zij een meisje in de straat zagen staan. Zij vertelde dat ze lastig gevallen werd door een man en vroeg of ze even bij getuige en haar man mocht blijven staan. Toen kwam er een man aanfietsen. De man stopte aan de overzijde van de straat. Getuige hoorde dat de man het meisje aansprak. De man zei dat hij verliefd op haar was en dat hij een cadeautje voor haar had. Getuige zag dat hij ook een cadeau liet zien. De man bleef maar praten tegen het meisje. Getuige en haar man zeiden tegen de man dat hij weg moest gaan. Op een gegeven moment fietste hij verder, maar bleef even verderop op de rotonde staan. Getuige heeft toen het meisje mee naar haar woning genomen omdat ze het niet veilig vond om het meisje alleen weer weg te laten gaan terwijl de man daar nog stond. [6]
Verklaring verdachte
Verdachte verklaarde dat hij op 19 februari 2025 naast aangeefster ging fietsen om te vragen of ze hem echt niet wilde zien of dat alleen maar andere mensen dat zeiden. [7] Verdachte verklaarde ter zitting dat hij haar een gehaakte zonnebloem cadeau had gegeven. Toen hij vervolgens een zonnebloem-Cd-speler tegenkwam, wilde hij die ook aan haar geven. Dat was op 19 februari 2025; hij had toen de Cd-speler bij zich en hij dacht dat hij haar misschien wel tegen zou komen.
Hij verklaarde dat hij in de winkel kwam om boodschappen te doen en dat hij op het plein voor de winkel kwam omdat daar de pinautomaat en de groenteboer zaten. Ook nadat hij het winkelverbod had gekregen. Op Valentijnsdag is verdachte verkleed als Captain America naar de [supermarkt] gegaan. [8]
Beoordeling door rechtbank
Verdachte heeft met zijn toenaderingshandelingen inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffer. Deze inbreuk acht de rechtbank stelselmatig, gelet op de duur, frequentie en intensiteit van de toenaderingshandelingen van verdachte. De toenadering door verdachte vond grotendeels fysiek plaats, waardoor de belaging extra intensiteit kreeg. Aangeefster heeft aangegeven dat de stalking een enorme impact heeft op haar leven. Zij moest omfietsen en voelde zich genoodzaakt vreemden om hulp te vragen om zichzelf te beschermen.
Ook acht de rechtbank de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster wederrechtelijk. Aangeefster heeft immers bij herhaling uitdrukkelijk aan verdachte te kennen heeft gegeven niet van zijn handelingen te zijn gediend. Aan verdachte is een winkelverbod uitgereikt en met hem is een stopgesprek gevoerd. Ter terechtzitting verklaarde verdachte dat het hem niet duidelijk was dat aangeefster geen contact wilde, maar uit het dossier volgt dat hem dat meerdere keren duidelijk is gemaakt en dat hij dat ook begreep, althans dat hij daarvan op de hoogte was. Desondanks is verdachte gewoon doorgegaan met het opzoeken van aangeefster, zowel in als buiten de [supermarkt] . Hij heeft dan ook opzettelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De rechtbank concludeert op grond van al het voorgaande dat verdachte met zijn handelen het oogmerk heeft gehad om aangeefster te dwingen iets te doen, namelijk het (nader) in contact treden met verdachte, alsmede het oogmerk om aangeefster te dwingen die herhaalde contactpogingen te dulden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in de periode van 15 september 2024 tot en met 19 februari 2025 wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster, met het oogmerk haar te dwingen iets te doen en te dulden.
Parketnummer 05.124328.25 [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte beide ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft voor feit 1 geen bewijsverweer gevoerd. Verdachte ontkent feit 2 en de raadsvrouw vraagt daarom vrijspraak voor dat feit.
Beoordeling door de rechtbank
Verklaringen aangever en getuige.
Aangever [slachtoffer 2] verklaarde dat hij op 10 mei 2025 thuis was in [plaats 3] . Hij zag een bekende overlastpleger voor zijn voordeur staan. Aangever hoorde de man zeggen dat hij zijn huis in brand ging steken. De man stapte van zijn fiets af en kwam op aangever af lopen. Hij keek boos. Aangever was bang dat de man hem aan zou vallen. Aangever heeft de man vastgepakt en hem over het muurtje van de voortuin getrokken. Hij heeft hem op de stoep voor zijn woning onder controle gebracht. Meerdere buurtbewoners kwamen aangever helpen. De man bleef zich verzetten. Aangever voelde dat de man met kracht in zijn linkerarm kneep. Vervolgens voelde aangever dat hij hem aan het krabben was op zijn rechterarm. Aangever heeft hieraan op beide armen letsel overgehouden. Tijdens het onder controle houden van de man zei hij nogmaals dat hij zijn huis in brand ging steken. Aangever voelt zich ernstig bedreigd door de man, door de uitspraken die hij deed en omdat hij weet waar aangever woont. [10]
Getuige [getuige 4] , een buurman van aangever, verklaarde dat hij voor de voordeur van aangever een man zag staan die, aan zijn lichaamshouding te zien, dreigend en onvoorspelbaar overkwam. Hij was aan het schelden richting aangever en maakte drukke bewegingen met zijn handen. Nadat de man van zijn fiets was afgestapt, zag getuige dat de man een slaande beweging maakte richting aangever en dat aangever die beweging afweerde.
Getuige en aangever trokken vervolgens de man over het muurtje van de voortuin en brachten hem onder controle. [11]
Getuige [getuige 5] , een andere buurman, verklaarde zich bij de buurtbewoners te hebben gevoegd die de man onder controle hielden Hij hoorde de man tegen aangever zeggen dat hij zijn huis in brand ging steken. De man keek [slachtoffer 2] hierbij aan. [12]
Aangever heeft aan het feit letsel overgehouden. Op de linkerarm van aangever zaten een drietal wondjes en op de rechter arm zaten vier wondjes en twee lange nagelbrede schrammen. Toen de wondjes begonnen op te zwellen en warm werden, heeft aangever een tetanusprik gekregen. [13]
Verklaring verdachte
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij door slachtoffer en een buurman onder dwang werd gehouden en dat hij niet meer wist hoe hij eruit moest komen. Het knijpen en het krabben is een reactie geweest. [14]
Beoordeling door de rechtbank
Zowel aangever als getuige [getuige 5] hebben verklaard dat zij verdachte (meermalen) hebben horen zeggen tegen aangever dat hij diens huis in de brand zou steken. De rechtbank is van oordeel dat deze uitlating van verdachte van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd (brandstichting van huis aangever) ook zou worden gepleegd en dat de bewoners hierdoor gedood zouden kunnen worden. De rechtbank is van oordeel dat deze uitlating in de gegeven omstandigheden een bedreiging van aangever met enig misdrijf tegen het leven gericht oplevert.
De rechtbank acht op grond van deze bewijsmiddelen feit 2 wettig en overtuigend bewezen..
De rechtbank acht op grond van de aangifte en de medische informatie, mede tegen de achtergrond van wat de beide getuigen hebben verklaard over de aanloop en het onder controle brengen van verdachte, ook bewezen dat verdachte feit 1 heeft begaan.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05.124328.25
hij op
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 15 september 2024 t/m 19 februari 2025 te [plaats 2] ,
althans in Nederland,wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten
die van [slachtoffer 1] door
- meerdere malen die [slachtoffer 1] op/rondom haar werk (de [supermarkt] in [plaats 2] ) op te zoeken en
/ofhaar daar op te wachten,
- meerdere malen op het werk van die [slachtoffer 1] aan haar collega’s vragen te stellen met betrekking tot haar persoonsgegevens en
/ofhaar aanwezigheid aldaar,
- meerdere malen richting die [slachtoffer 1] ongewenste uitingen van verliefdheid of affectie te doen, waaronder het uitspreken van liefdesverklaringen,
-
een ofmeerdere malen cadeautjes (waaronder een bloemsleutelhanger) aan te bieden aan die [slachtoffer 1] en
/ofaan haar collega en
/of- een
maalof meerdere malen(
al dan nietna afloop van het werk van die [slachtoffer 1] ) naast die [slachtoffer 1] te fietsen en
/oftegen haar te
(blijven
)praten,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen,
niet te doenente dulden
en/of vrees aan te jagen
Parketnummer 05.143946.25
1.
hij op
of omstreeks10 mei 2025 te [plaats 3]
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
- één
maalof meermalenin zijn
(linker
)arm,
althans zijn lichaam,te knijpen en
/of
- één
maalof meermalenop zijn
(rechter
)arm,
althans zijn lichaam,te krabben;
2.
hij op
of omstreeks10 mei 2025 te [plaats 3]
[slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je huis in de brand steken"
, althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05.124328.25
Belaging
Parketnummer 05.143946.25
feit 1:
Mishandeling
feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

5.De strafbaarheid van de feiten

Het feit onder parketnummer 05.124328.25 alsmede feit 2 onder parketnummer 05.143946.25 is strafbaar.
Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 05.143946.25 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte handelde uit noodweer, bedoeld in artikel 41, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden. Verdachte verscheen plots voor de woning van aangever en bedreigde hem. Aangever en getuige [getuige 5] verklaren dat verdachte niet alleen riep dat hij het huis van slachtoffer in brand ging steken, maar ook dat hij ‘hem zou pakken’. Bovendien verklaart getuige [getuige 4] dat verdachte van zijn fiets af stapte en een slaande beweging maakte naar aangever. Daarna hebben aangever en buurtbewoners verdachte over het muurtje getrokken en hem onder controle gehouden.
Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte die aan de wederrechtelijke aanranding door het latere slachtoffer zijn voorafgegaan, in de weg staan aan het slagen van het beroep op noodweer, omdat verdachte de aanval heeft uitgelokt door provocatie van het latere slachtoffer en hij aldus uit was op een confrontatie.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van de tijd reeds doorgebracht in voorarrest, en een ISD-maatregel voor de duur van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat voor verdachte enkel een zorgmachtiging verleend dient te worden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich ten eerste schuldig gemaakt aan belaging. Belaging is een ernstig feit, omdat het misdrijf de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer aantast. Verdachte heeft gedurende een periode van enkele maanden herhaaldelijk op fysieke wijze contact gelegd met slachtoffer [slachtoffer 1] , terwijl zij meermalen te kennen had gegeven daar geen prijs op te stellen. Het stopgesprek met de politie en het winkelverbod voor de [supermarkt] hebben verdachte er evenmin van weerhouden om door te gaan met het zoeken van contact. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van aangeefster. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Ten tweede heeft verdachte slachtoffer [slachtoffer 2] , een politieagent, thuis opgezocht. Hij de confrontatie met hem opgezocht en hem bedreigd en mishandeld. Verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van slachtoffer en gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht bij hem, temeer nu deze feiten hebben plaatsgevonden bij zijn woning.
Verdachte heeft een lang strafblad van 40 pagina’s. Daarop staat meest recentelijk een veroordeling voor drugshandel, (winkel)diefstal, vernieling en het niet voldoen aan een ambtelijk bevel. Verdachte loopt in verband met deze feiten momenteel ook in een proeftijd. Verder ziet de rechtbank een verscheidenheid aan veroordelingen voor strafbare feiten in het recente verleden van verdachte. Onder andere mishandeling, wederspannigheid, wapenbezit en lokaalvredebreuk.
Uit het reclasseringsrapport van 7 augustus 2025 volgt dat er bij verdachte sprake is van instabiliteit op verschillende leefgebieden en dat beschermende factoren lijken te ontbreken. Verdachte is bekend met verward gedrag en is een zorgmijder.
Tot op heden is het niet gelukt om het recidiverisico te verminderen. Ingezette interventies, waaronder een ISD-traject in 2019, hebben geen gedragsverandering teweeg gebracht. Het recidiverisico blijft – zolang de situatie onveranderd blijft – onverminderd hoog.
Voor de rechtbank is het duidelijk dat verdachte hulp nodig heeft. Zowel verdachte als de maatschappij is niet gebaat bij een straf of een nieuwe proeftijd. Uit het strafblad van verdachte en uit de beschikbare stukken blijkt wel dat die in het verleden ingezette middelen niet voor gedragsverandering hebben gezorgd. De vraag die voorligt, is in welke vorm die hulp het beste geboden kan worden. Hoewel aan alle voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan, zal de rechtbank deze maatregel niet aan verdachte opleggen. Een eerder ISD-traject is mislukt en de rechtbank ziet niet in waarom dat nu anders zou zijn. Daarbij is van belang dat verdachte meermaals heeft aangegeven niet aan hulpverlening in dit kader mee te willen werken. Een tweede optie is om voor verdachte een zorgmachtiging te verlenen. Daartoe heeft de officier van justitie een verzoekschrift ingediend.
Voor verdachte is nog niet eerder een zorgmachtiging verleend. Een zorgmachtiging is daarom een kans voor verdachte om het over een andere boeg te gooien en in de verplichte zorg tot duurzame gedragsverandering te komen. Verdachte staat hier bovendien wél positief tegenover.
Alles afwegende, zal de rechtbank bij afzonderlijke beschikking ten aanzien van verdachte een zorgmachtiging verlenen.
De rechtbank zal aan verdachte daarnaast een gevangenisstraf opleggen. De ernst van de drie strafbare feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en dit alles in het licht van het omvangrijke strafblad van verdachte, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere maanden. Ten aanzien van de duur van deze gevangenisstraf overweegt de rechtbank als volgt. Ter terechtzitting heeft de rechtbank vernomen dat er voor verdachte een plek bij BIC [locatie] beschikbaar zal zijn binnen tien dagen na uitspreken van het vonnis. De rechtbank zal verdachte, mede in dat kader, veroordelen tot een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest vermeerderd met tien dagen. Op die manier bestaat er een overbrugging tussen de voorlopige hechtenis en de tenuitvoerlegging van de zorgmachtiging. De rechtbank gaat ervan uit dat als er eerder een plek beschikbaar komt binnen die tien dagen, die plek voor verdachte kan worden vastgehouden.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met de feiten 1 en 2 van parketnummer 05.143946.25 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.250,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen in verband met de door de verdediging bepleite ontslag van alle rechtsvervolging (feit 1) respectievelijk vrijspraak (feit 2).
Overwegingen van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het slachtoffer heeft letsel in de vorm van krab- en kraswonden opgelopen. Hij heeft na zwelling van de wonden een tetanusvaccinatie en antibiotica gekregen. Het letsel op de rechterarm was twee maanden na het incident nog zichtbaar. De rechtbank begroot de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op een bedrag van € 500,- en zal dit bedrag toekennen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2025. De rechtbank zal aan verdachte tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering tot immateriële schadevergoeding. De vordering is onvoldoende onderbouwd ten aanzien van de ‘aantasting in de persoon op andere wijze’. Van de in de jurisprudentie aangenomen situatie dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een dergelijke aantasting, ook zonder onderbouwing van het geestelijk letsel, kan worden aangenomen, is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 285, 285b, 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 128 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit 1 onder parketnummer 05.143946.25 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 500,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Klaasen (voorzitter), mr. A.M.P.T. Blokhuis en mr. R.M. Schoo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Dams, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 september 2025.
Mr. M.M. Klaasen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024544290, gesloten op 10 april 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 4-5 en proces-verbaal ontvangst klacht, p. 9.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 28.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 17.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 23-24.
6.Proces-verbaal van verhoor, p. 11.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 45.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 augustus 2025.
9.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2025218221, gesloten op 12 mei 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
10.Proces-verbaal van aangifte, p. 5-6.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 15
12.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 10.
13.Schriftelijk bescheid, te weten medische informatie van de huisartsenpost, p. 8.
14.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 augustus 2025.