5.21Het Scheidsgerecht acht, met eiseres, dit handelen van verweerder onrechtmatig tegenover eiseres. Tussen dit handelen en de door eiseres gestelde schade bestaat causaal verband. Hierbij verdient opmerking dat het Scheidsgerecht ook in die tijd (2011/12) in sommige gevallen een in het ongelijk ge stelde partij veroordeelde in de werkelijke proceskosten van de partij die gelijk had gekregen. Voor een dergelijke veroordeling was en is in dit geval, gegeven het karakter van verweerders handelen, vol doende grond. Nu de hoogte van het door eiseres in dit opzicht gevorderde schadebedrag van € 67.708,67 op zichzelf niet in geschil is, leidt dit alles tot toewijzing van het hier besproken onderdeel I onder c van de vordering van eiseres, en wel op de hierna in 6.2 aanhef en onder c te vermelden wijze.”
7. Op grond van het vonnis van het Scheidsgerecht is belanghebbende verplicht tot betaling van € 1.025.869 vermeerderd met wettelijke rente tot en met de dag van volledige betaling.
8. Belanghebbende heeft een bedrag van € 1.024.983 als negatief loon in zijn aangifte IB/PVV 2020 verantwoord. Een bedrag van € 886 heeft hij niet als negatief loon verantwoord, omdat dat bedrag ziet op de beslagkosten.
9. Het bedrag van € 1.024.983 is opgebouwd uit de volgende onderdelen:
Terugbetaling wachtgeld
€
585.213
Wettelijke rente terugbetaling wachtgeld
€
175.598
Terugbetaling pensioenpremie en ZVW
€
107.19
Wettelijke rente terugbetaling pensioenpremie en ZVW
€
23.934
Schadevergoeding
€
67.709
Wettelijke rente schadevergoeding
€
14.379
Kosten Scheidsgerecht
€
8.6
Kosten rechtsbijstand [naam ziekenhuis 2]
€
42.36
Totaal terug te betalen
€
1.024.983
10. Met dagtekening 23 december 2022 heeft de inspecteur de aanslag IB/PVV 2020 opgelegd en de verliesvaststellingsbeschikking genomen. Hierbij heeft de inspecteur de bedragen die zien op de terugbetaling van het wachtgeld van € 585.213 en op de terugbetaling van pensioenpremie en ZVW van € 107.190 als negatief loon in aanmerking genomen. De overige bedragen van in totaal € 332.580 heeft de inspecteur niet als negatief loon in aanmerking genomen.
11. Belanghebbende heeft op 31 mei 2023 om inzage van het dossier gevraagd.
12. In de vooraankondiging van de uitspraak op bezwaar van 13 juni 2023 heeft de inspecteur belanghebbende verzocht om een afspraak te maken ten behoeve van het hoor- en inzagerecht.
13. Belanghebbende heeft per e-mails van 15 en 20 juni 2023 gereageerd op het inzagerecht. Hij heeft daarbij aangegeven het niet wenselijk te vinden om naar Arnhem te reizen om het dossier in te zien en heeft de inspecteur verzocht het dossier zowel per post als digitaal toe te zenden.
14. Op 22 juni 2023 heeft de inspecteur het dossier zowel per post als per FileTransfer (digitale link) aan belanghebbende verstrekt. Belanghebbende heeft het dossier op dezelfde datum gedownload.
15. Belanghebbende heeft per e-mail van 26 juni 2023 aangegeven dat hij niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft ontvangen. Na correspondentie over en weer tussen belanghebbende en de inspecteur, heeft de inspecteur op 13 en 25 juli 2023 nog vier documenten aan belanghebbende verstrekt die zien op intern overleg tussen de inspecteur van de inkomensheffing en de inspecteur van de loonheffingen.
16. Tussen 31 juli 2023 en 5 september 2023 (datum hoorgesprek) is meermalen gecorrespondeerd over de stelling van belanghebbende dat niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd.