ECLI:NL:RBGEL:2025:7815

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
399609.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van man voor poging doodslag, mishandeling, bedreiging en wederrechtelijke vrijheidsberoving van echtgenote

Op 10 september 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die zijn echtgenote heeft aangevallen. De verdachte is veroordeeld voor poging doodslag, mishandeling, bedreiging en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De feiten vonden plaats op verschillende data in 2024, waarbij de verdachte zijn echtgenote met een mes heeft gestoken en haar op andere manieren heeft mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 15 december 2024, in de gemeente West Betuwe, meermalen met een mes naar zijn echtgenote heeft gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. Daarnaast heeft hij op 30 november 2024 zijn echtgenote mishandeld door haar uit de auto te trekken en te slaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook zijn echtgenote heeft bedreigd met de woorden 'kankerhoer, je gaat dood', geschreven op een badkamerspiegel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op alcohol en drugs. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die te maken had met psychische problemen en middelenmisbruik.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.399609.24
Datum uitspraak : 10 september 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1973 in [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [plaats 1] (Spanje),
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
raadsvrouw: mr. S.M. Hoogenraad, advocaat in Zoetermeer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
feit 1hij op of omstreeks 15 december 2024 te [plaats 2] , gemeente West Betuwe ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (zijn echtgenote) opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp in haar nek en/of gezicht en/of borststreek, althans haar lichaam heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden en/of met dat mes stekende bewegingen heeft gemaakt naar het lichaam van die [slachtoffer] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 december 2024 te [plaats 2] , gemeente West Betuwe aan [slachtoffer] (zijn echtgenote) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten steekwonden in/op kin, althans in het gezicht en/of bij haar halsstreek en/of borststreek, heeft toegebracht door meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp in haar nek en/of gezicht en/of borststreek, althans haar lichaam heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 december 2024 te [plaats 2] , gemeente West Betuwe ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp in haar nek en/of gezicht en/of halsstreek en/of borststreek, althans haar lichaam heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden en/of met dat mes stekende bewegingen heeft gemaakt naar het lichaam van die [slachtoffer] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2hij op of omstreeks 30 november 2024 te [plaats 2] en/of [plaats 3] , gemeente West Betuwe zijn echtgenoot/echtgenote [slachtoffer] heeft mishandeld door
-haar met kracht aan de haren (uit een auto) te trekken en/of
-onder meer in/bij een auto tegen haar hoofd en/of lichaam te stompen en/of te slaan en/of te schoppen;
feit 3hij op of omstreeks 30 november 2024 te [plaats 2] , gemeente West Betuwe tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door haar hardhandig beet te pakken en vervolgens uit haar auto te trekken en/of vervolgens met kracht in zijn, verdachtes auto te duwen en/of te trekken en/of vervolgens met die auto weg te (laten) rijden en vervolgens te autoportieren af te (laten) sluiten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 november 2024 te [plaats 3] en/of [plaats 2] , gemeente West Betuwe, tezamen en vereniging met een ander of anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, haar hardhandig heeft beetgepakt en vervolgens uit haar auto heeft getrokken en/of vervolgens met kracht in zijn, verdachtes auto heeft geduwd en/of getrokken en/of vervolgens met die auto weg is gereden en daarbij de autoportieren heeft af (laten) sluiten terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 4hij in of omstreeks de periode van 25 november 2024 tot en met 17 december 2024 te [plaats 2] , gemeente West Betuwe twee mobiele telefoons (merk iphone), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 5hij in of omstreeks de periode van 10 november 2024 tot en met 10 december 2024 te [plaats 2] , gemeente West Betuwe [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] - via een op een badkamerspiegel geschreven tekst - dreigend de woorden toe te voegen :” kankerhoer je gaat dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

2.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

Verdachte wordt onder feit 4 verweten dat hij twee telefoons van [slachtoffer] heeft gestolen. De rechtbank stelt vast dat verdachte en [slachtoffer] echtgenoten van elkaar zijn.
Volgens artikel 316 van het Wetboek van Strafrecht is strafvervolging ter zake diefstal tussen echtgenoten uitgesloten. De rechtbank is daarom van oordeel dat de officier van justitie niet kan worden ontvangen in de vervolging van verdachte ten aanzien van de onder feit 4 ten laste gelegde diefstal.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat er wettig en overtuigend bewijs is voor het primair tenlastegelegde onder feit 1 en 3 en het tenlastegelegde onder feit 2 en 5. Ten aanzien van het primair tenlastegelegde onder feit 3 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat sprake is van medeplegen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte aangeefster heeft gestoken met een mes. Dat er zou zijn gestoken met een mes is enkel gebaseerd op de getuigenverklaring van [getuige 1] en de forensisch medische letselrapportage. De raadsvrouw heeft betoogd dat de verklaringen van [getuige 1] niet betrouwbaar zijn en dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Uit de letselrapportage blijkt niet genoegzaam dat er zou zijn gestoken met een mes. Daarnaast heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had om aangeefster te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het letsel van aangeefster kan ook niet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Verdachte dient daarom integraal te worden vrijgesproken van feit 1. Ten aanzien van feit 2 en 3 heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de geweldshandeling ‘schoppen’. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het bestanddeel medeplegen, nu er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met de andere twee mannen in de BMW. Ten slotte heeft de raadsvrouw bepleit dat er geen enkel bewijs is dat verdachte de boodschap op de spiegel heeft geschreven, waardoor verdachte ook dient te worden vrijgesproken van feit 5.
Beoordeling door de rechtbank
feit 1
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij al 14 jaar met [verdachte] , verdachte, getrouwd is. Op 15 december 2024 lag aangeefster op bed. Zij hoorde de stem van verdachte, die riep: “
Kankerhoer, waar ben je? Hier komen, mij voor de gek houden he!” Aangeefster deed de deur van haar slaapkamer open en zag verdachte op de overloop staan. Verdachte kwam in haar richting gelopen. Aangeefster zag dat hij iets in zijn rechterhand had, maar kon niet zien wat het was. Verdachte strekte zijn arm, met het voorwerp in zijn hand, uit in de richting van het gezicht van aangeefster. Aangeefster voelde vervolgens dat het nat werd in haar nek. Aangeefster zag en voelde dat het bloed door haar vingers stroomde. Ze heeft zich toen op de vloer laten vallen. Daarna hoorde en zag aangeefster dat [getuige 1] (de rechtbank begrijpt: [getuige 1] , de zoon van aangeefster en verdachte) zich tot verdachte richtte door tegen hem te schreeuwen. [2] Aangeefster heeft verklaard dat [getuige 1] de eerste keer steken niet heeft gezien. Ze kon ontsnappen doordat [getuige 1] verdachte van haar aftrok. [3]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kwamen bij de [adres 2] in [plaats 2] ter plaatse. De zoon van het slachtoffer, [getuige 1] , kwam naar hen toegelopen. [getuige 1] zei tegen de verbalisanten dat zijn vader zijn moeder had gestoken. Hij vertelde dat zijn vader [verdachte] heet. [getuige 1] had gezien dat zijn vader een groot broodmes bij zich had waarmee hij had gestoken. [getuige 1] zei dat zijn vader zwarte handschoenen droeg. Hij had gezien dat zijn vader in de kamer stond en met het mes probeerde in te steken op de buik van zijn moeder. [4]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij in de ochtend van 15 december 2024 lag te slapen in de woning aan de [adres 2] in [plaats 2] . Hij werd wakker gemaakt door zijn vriendin, omdat zijn vader (verdachte) in de woning was en zij geschreeuw en ruzie hoorde. [getuige 1] hoorde op de eerste verdieping heel veel geschreeuw, woorden als “kankerhoer” en dergelijke. Toen [getuige 1] de kamer van zijn ouders binnen liep, zag hij verdachte staan. Hij zag dat verdachte zwarte handschoenen droeg en een groot broodmes van 30 cm bij zich had. [getuige 1] zag dat zijn moeder (de rechtbank begrijpt: aangeefster) op haar rug op de grond lag en zag heel veel bloed om haar heen. Op het moment dat [getuige 1] binnen kwam, zag hij verdachte nog uithalen in de richting van de buik van zijn moeder. [getuige 1] bedoelde hiermee dat verdachte steekbewegingen maakte met het mes in zijn hand. [getuige 1] heeft vervolgens zijn vader een harde duw gegeven. [5]
[getuige 1] heeft aanvullend verklaard dat zijn vader een groot mes vast had. Het was een soort slagersmes van ongeveer 30 centimeter lang. Het handvat was zwart van kleur, met drie stippen in de kleur zilver op het handvat. Het snijgedeelte begon in een punt en werd steeds breder richting het handvat. Het was echt een mes wat men gebruikt in de keuken. [6]
Bij aangeefster zijn de volgende letsels vastgesteld:
  • Een snijwond met een geschatte lengte van 3-4 cm op de rechteronderkaak (letsel 1);
  • Een snijwond met een lengte van 0,5 cm links op de borst (letsel 5);
  • Bloeduitstortingen aan de voorzijde van de hals, onder het rechtersleutelbeen, aan de bovenzijde van het borstbeen (letsel 6 en 7), onder het linkersleutelbeen (letsel 8), en op het linkerjukbeen (letsel 3).
De letsels 1 en 5 zijn ontstaan door een krachtinwerking met een scherprandig of scherppuntig voorwerp. [7]
Door forensisch artsen werkzaam bij het Landelijk Onderzoeks- en Expertisebureau FMO (LOEF) is gerapporteerd over de waarschijnlijkheid van de geconstateerde letsels bij weging van de volgende hypothesen:
- Hypothese 1: Het letsel is toegebracht met het mes.
- Hypothese 2: Het letsel is toegebracht met de (huis)sleutel.
De forensisch artsen hebben in de rapportage beschreven dat een mes met gladde snijranden een snijwond met gladde wondranden veroorzaakt. Een sleutel heeft geen gladde snijrand waardoor een scheurwond zal ontstaan met rafelige wondranden en een bloeduitstorting rond de huiddoorbreking. Het letsel van de hals aan aangeefster is waarschijnlijker onder hypothese 1, dat het letsel toegebracht is met een mes, dan onder hypothese 2, dat het letsel toegebracht is met een (huis)sleutel.
Ten aanzien van de gevaarzetting hebben de forensisch artsen beschreven dat het grootste gevaar van het steken met een puntig voorwerp, zoals een mes of huissleutel, in het hoofd-hals gebied een doorklieving van de grote halsslagader is. Dit kan leiden tot fors bloedverlies, waardoor verbloeding, shock en zelfs de dood kan intreden indien niet snel en adequaat medische hulp wordt verleend. Letsel aan de luchtpijp zal tot acute ademhalingsproblemen leiden. Letsel aan de slokdarm die achter de luchtpijp ligt, zal een algehele infectie (sepsis) van het lichaam kunnen veroorzaken door het vrijkomen van slokdarminhoud in de borstkas. Beide zijn levensbedreigende aandoeningen die snelle en adequate medische behandeling vereisen. [8]
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte de slaapkamer van aangeefster binnenkwam en schreeuwend op aangeefster af liep. Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat verdachte zijn arm in de richting van het gezicht van aangeefster uitstrekte en dat hij daarbij een voorwerp in zijn hand had. Aangeefster voelde vervolgens dat het nat werd in haar nek. Bij aangeefster werd een snijwond van een geschatte lengte van 3-4 cm op de rechteronderkaak en een snijwond met een lengte van 0,5 cm links op de borst geconstateerd.
Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster sloeg met gebalde vuist, waar hij op dat moment zijn huissleutel in vast hield. Doordat hij aangeefster met de huissleutel raakte, is volgens verdachte het letsel van aangeefster ontstaan. Getuige [getuige 1] heeft echter verklaard dat hij zag dat verdachte een mes van 30 cm vast had.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de getuigenverklaringen van [getuige 1] – namelijk dat hij zag dat zijn vader een mes van 30 cm in zijn hand had – niet betrouwbaar zijn. De raadsvrouw heeft daartoe betoogd dat [getuige 1] geen onafhankelijke getuige is en zijn verklaringen vol onduidelijkheden en tegenstrijdigheden zitten. De raadsvrouw heeft betoogd dat de verklaringen van [getuige 1] niet als bewijsmiddelen mogen worden gebezigd.
De rechtbank acht de verklaringen van [getuige 1] wel betrouwbaar en overweegt daartoe dat zijn verklaringen ten aanzien van het mes consistent en gedetailleerd zijn. Zo omschreef [getuige 1] gedetailleerd de uiterlijke kenmerken van het mes en verklaarde hij steeds dat het ging om een mes van 30 centimeter. De rechtbank wijst erop dat [getuige 1] meteen tegen de verbalisanten die vlak na het incident ter plaatse kwamen, verklaarde dat zijn vader met een groot mes had gestoken. Dat [getuige 1] geen onafhankelijke getuige is, omdat verdachte zijn vader betreft, acht de rechtbank vanwege loyaliteit naar zijn vader, des te meer bijdragend aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring. De verklaring van [getuige 1] wordt bovendien ondersteund door de beantwoording van de vragen in de forensisch medische letselrapportage, waaruit naar voren komt dat het waarschijnlijker is dat de snijverwondingen van aangeefster zijn ontstaan door een mes dan door een huissleutel. De forensisch artsen hebben daarbij opgemerkt dat een mes een snijwond met gladde wondranden zal veroorzaken, hetgeen overeenkomt met het letsel van aangeefster. Tot slot overweegt de rechtbank dat de huissleutel van verdachte is onderzocht en dat er geen aanwijzingen voor bloedsporen op zijn aangetroffen. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en bezigt de verklaringen van [getuige 1] voor het bewijs.
De rechtbank komt dan ook, op basis van de aangifte, de getuigenverklaringen van [getuige 1] en de forensisch letselrapportage, tot het oordeel dat verdachte aangeefster heeft gesneden in de rechteronderkaak en op de borst met een mes van 30 centimeter.
Om tot een bewezenverklaring van een poging doodslag te kunnen komen, is vereist dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van aangeefster. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier niet is komen vast te staan dat verdachte vol opzet heeft gehad op de dood van aangeefster. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van aangeefster heeft gehad.
Van voorwaardelijk opzet op de dood is sprake indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen zou komen te overlijden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voorts is vereist dat de verdachte de kans op de dood bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Verdachte heeft aangeefster met een mes van 30 centimeter gesneden bij de rechteronderkaak, dat wil zeggen in het hoofd-hals gebied. Naar het oordeel van de rechtbank had dit handelen van verdachte naar algemene ervaringsregels tot de dood van aangeefster kunnen leiden. Blijkens de forensisch medische letselrapportage kan het snijden in het hoofd-hals gebied leiden tot fors bloedverlies, waardoor verbloeding, shock en zelfs de dood kan intreden indien niet snel en adequaat medische hulp wordt verleend. Ook letsel aan de luchtpijp of slokdarm zijn levensbedreigende verwondingen. Deze gedraging van verdachte kan naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans dat aangeefster zou komen te overlijden ook bewust heeft aanvaard. Van aanwijzingen voor het tegendeel, is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het overlijden van aangeefster.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de primair ten laste gelegde poging doodslag wettig en overtuigend is bewezen.
feit 2 en 3
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 30 november 2024 samen met haar dochter in [plaats 2] reed. Haar dochter reed en zij zat op de passagiersstoel. Er reed een voertuig achter hen dat groot licht gaf. Het voertuig haalde hen vervolgens in en ging voor hen rijden. Het voertuig remde meermalen. Aangeefster zag dat het de zwarte BMW van haar man [verdachte] (hierna: verdachte) betrof. De BMW werd vervolgens dwars op de weg gezet waardoor zij niet konden passeren. Verdachte stapte uit bij de passagierszijde van de BMW en trok het portier bij aangeefster open. Verdachte trok aangeefster aan de haren en pakte haar arm vast. Verdachte trok aangeefster vervolgens uit de auto. Verdachte zei: “
[naam 1] , doe die deur open, doe die deur open.” [naam 1] opende de achterportier van de BMW. Verdachte duwde aangeefster het voertuig in. Aangeefster zag dat [naam 2] achter het stuur zat. Verdachte sloeg vervolgens met meerdere vuistslagen op aangeefster in. [9] Verdachte sloeg haar overal, met de vuist, en schopte haar ook. Aangeefster dacht dat haar laatste uur geslagen had en dat zij dood ging. Aangeefster trapte zo hard tegen de autodeur dat de deur open ging. Aangeefster kon de deur een paar keer opentrappen, maar verdachte deed de deur iedere keer weer dicht. [10]
Getuige [getuige 2] (de dochter van aangeefster en verdachte) heeft verklaard dat er een auto achter hen reed die constant seinde. De auto haalde haar in en remde toen. [getuige 2] zag toen pas dat het de auto van haar vader was. De auto stopte en stond overdwars voor haar auto. Haar vader (verdachte) zat achterin. [getuige 2] zag dat hij uitstapte en dat het foute boel was. Ze zag dat verdachte direct op haar moeder afliep, die op de bijrijdersstoel zat. Ze zag dat verdachte haar moeder uit de auto trok. Hij deed dit met best wel wat geweld. Hij trok aan haar haren en armen. [getuige 2] zag wie er achter het stuur zat. Dit was [naam 2] . Daarnaast zag zij [naam 3] , de broer van [naam 2] . [getuige 2] hoorde haar vader roepen: “
[naam 1] , doe die deur open.” [naam 1] stond naast de autodeur om deze open te houden. [11]
Een omwonende heeft bij de meldkamer van 112 gemeld dat er mensen ruzie maakten op de 80-kilometerweg voor zijn appartement. Er moest iemand mee uit de ene auto in de andere auto. Er was veel geschreeuw. De omwonende hoorde iemand roepen: “
[naam 1] je moet nu helpen. Neem d’r mee. [12]
Op 30 november 2024 kwamen verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ter plaatse, nabij de afslag op de Steenweg in Zaltbommel. Zij zagen twee vrouwen bij een Fiat 500 staan. Eén van de vrouwen, [slachtoffer] , gaf aan dat ze net een confrontatie had gehad met haar man. Hierbij zou haar man haar diverse keren haar hebben geslagen. Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zagen bij [slachtoffer] een klein wondje bij haar wenkbrauwen zitten. [13]
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte samen met twee anderen de auto van zijn dochter op een 80-kilometerweg klemreed, door voor haar auto te gaan rijden, te remmen en de BMW dwars voor haar auto te zetten. Vervolgens trok verdachte aangeefster, zijn echtgenote, aan haar haren en armen de auto uit, duwde hij haar de BMW in en sloeg hij haar overal met zijn vuist. De rechtbank stelt op basis van de verklaring van aangeefster vast dat verdachte haar ook geschopt heeft. Op basis van de verklaringen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , dat aangeefster een wondje had bij haar wenkbrauwen, acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte aangeefster met zijn vuist op haar hoofd heeft gestompt. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van de onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling.
De rechtbank komt daarnaast tot het oordeel dat verdachte door aldus te handelen aangeefster van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden. Immers heeft verdachte aangeefster aan haar haren en armen in zijn auto getrokken en belette hij haar meerdere keren om uit de auto te stappen dan wel te springen. Aangeefster schopte meerdere keren de deuren van de auto open, maar verdachte deed de deuren van de auto steeds weer dicht. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de deuren van de auto had afgesloten, nu niet gebleken is dat de deuren van de auto op slot zaten. De rechtbank zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging partieel vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de personen [naam 1] en [naam 2] , welke samenwerking in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Immers blijkt uit de bewijsmiddelen dat [naam 2] de auto bestuurde en dat hij dus degene was die de auto van [getuige 2] klem reed. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij hoorde dat haar vader naar [naam 1] riep: “
, doe die deur open” en dat [naam 1] bij de deur stond om deze open te houden. Aangeefster heeft verklaard dat [naam 1] de autodeur opendeed. Dat [naam 1] hielp om aangeefster in de auto te krijgen, wordt ook bevestigd door de 112-melding van de omwonende. De omwonende verklaarde tegen de meldkamer te hebben gehoord dat iemand riep: “
je moet nu helpen. Neem d’r mee.” Nadat verdachte aangeefster uit de auto had getrokken en in de BMW had geduwd, reed [naam 2] met [naam 1] , verdachte en aangeefster weg. De rechtbank acht daarmee bewezen dat sprake is van medeplegen.
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde onder feit 3.
feit 5
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte zelf op een badkamerspiegel met nagellak
“kankerhoer je gaat dood”heeft geschreven. [14] Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij en haar moeder de auto van haar vader bij de woning (de rechtbank begrijpt: de woning aan de [adres 2] te [plaats 2] ) zagen staan. Zij zijn toen een eindje verderop gaan staan in de hoop dat hij weer weg ging. Op een gegeven moment ging haar vader weg en gingen zij naar huis. Toen ze thuis kwamen, was de hele woning overhoop gehaald. Er waren veel dingen meegenomen, zoals een foto van oma en het trouwboek van haar ouders. Het trouwboek nam verdachte vaker mee als er ruzie was. In de badkamer trof [getuige 2] toen de volgende tekst aan op de spiegel: “
Kankerhoer je gaat dood. [15] In het dossier is een foto gevoegd waarop een spiegel te zien is waarop met rode letters de woorden: “
Kankerhoer je gaat dood” staan. [16]
In de 112-melding op 30 november 2024 meldde [getuige 2] aan de meldkamer: “
Vorige keer kwam ie ook al thuis en toen wilde ie me moeder... Toen [...] had ie ook al op de spiegel geschreven van "Ja. Kankerhoer. Je gaat dood” [17]
De rechtbank is van oordeel dat verdachte degene is geweest die de woorden “
Kankerhoer je gaat dood” op de badkamerspiegel in de woning in [plaats 2] heeft geschreven. Immers zag [getuige 2] net voordat zij de woorden op de spiegel ontdekte, de auto van haar vader voor de deur van hun woning staan. Ook zag zij dat het trouwboek was weggenomen. Verdachte heeft verklaard dat hij bij ruzies soms het trouwboek meenam. [18] De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat verdachte degene was die de bedreigende woorden op de badkamerspiegel schreef.
Ten aanzien van de periode waarin het feit werd gepleegd, overweegt de rechtbank dat, gelet op de 112-melding van [getuige 2] op 30 november 2024, de woorden op de spiegel werden gezet vóór 30 november 2024. Aangeefster heeft in haar aangifte van 15 december 2024 verklaard dat “
[verdachte] [..] sinds 4 weken niet meer thuis [is]”. [19] Uit de verklaring van getuige [getuige 2] volgt dat het feit gepleegd moet zijn in de periode dat verdachte niet meer bij aangeefster woonde. De rechtbank acht het daarom bewezen dat de bedreiging in de periode van 17 november 2024 tot en met 29 november 2024 is gepleegd.
De rechtbank acht feit 5 dan ook wettig en overtuigend bewezen.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tot en met 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 1(primair)hij op
of omstreeks15 december 2024 te [plaats 2] , gemeente West Betuwe ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (zijn echtgenote) opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een mes,
althans een scherp voorwerpin haar
nek en/ofgezicht en
/ofborststreek,
althans haar lichaamheeft
gestoken en/of geprikt en/ofgesneden
en/of met dat mes stekende bewegingen heeft gemaakt naar het lichaam van die [slachtoffer]terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2hij op
of omstreeks30 november 2024 te [plaats 2]
en/of [plaats 3], gemeente West Betuwe zijn
echtgenoot/echtgenote [slachtoffer] heeft mishandeld door
- haar met kracht aan de haren (uit een auto) te trekken en
/of- onder meer in
/bijeen auto tegen haar hoofd en
/oflichaam te stompen
en/of te slaanen
/ofte schoppen;
feit 3 (primair)hij op
of omstreeks30 november 2024 te [plaats 2] , gemeente West Betuwe tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft
/hebbenberoofd en
/ofberoofd gehouden, door haar hardhandig beet te pakken en vervolgens uit haar auto te trekken en
/ofvervolgens met kracht in zijn, verdachtes auto te duwen
en/of te trekkenen
/ofvervolgens met die auto weg te (laten) rijden
en vervolgens te autoportieren af te (laten) sluiten;
feit 5hij in
of omstreeksde periode van
17november 2024 tot en met
29 november2024 te [plaats 2] , gemeente West Betuwe [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] - via een op een badkamerspiegel geschreven tekst - dreigend de woorden toe te voegen :” kankerhoer je gaat dood"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 (primair):
poging doodslag
de eendaadse samenloop van
feit 2:
mishandeling
en
feit 3 (primair):
medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
feit 5:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarbij dienen de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 12 augustus 2025.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat er ten aanzien van feit 2 en 3 sprake is van eendaadse samenloop. De raadsvrouw heeft erop gewezen dat de relatie tussen verdachte, aangeefster en zijn kinderen inmiddels is verbeterd en dat verdachte openstaat voor hulpverlening. De raadsvrouw heeft er daarnaast op gewezen dat de problemen van verdachte voortkwamen uit alcoholmisbruik, drugsgebruik en een stressvolle periode met gezondheidsproblemen. Op dit moment is de rust wedergekeerd in het gezin. De raadsvrouw heeft verzocht dat de rechtbank rekening houdt met de adviezen van de deskundigen, waaruit naar voren komt dat feit 1 tot en met 3 verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend. De raadsvrouw heeft verzocht dat de rechtbank een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest oplegt met een voorwaardelijk strafdeel en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Ten slotte heeft de raadsvrouw betoogd dat het opleggen van een gedragsveranderende en -beïnvloedende maatregel overbodig lijkt, nu verdachte bereid is overal aan mee te werken. Er wordt overigens ook niet voldaan aan de criteria voor het opleggen van een dergelijke maatregel.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag ten aanzien van zijn echtgenote. Hierbij heeft verdachte zijn echtgenote met een mes van 30 centimeter bij de kaak en de borststreek geraakt. Door het handelen van verdachte ontstond de kans dat zijn echtgenote zou overlijden. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zijn echtgenote aanviel in haar slaapkamer – een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Dit is een zeer ernstig feit waarmee verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving door samen met twee anderen de auto van zijn dochter klem te rijden, zijn vrouw aan haar haren en armen de auto uit te trekken en vervolgens in zijn auto te dwingen. Verdachte heeft aangeefster daarbij mishandeld, door haar aan haar haren te trekken, haar te schoppen en haar op het hoofd en lichaam te stompen. Met dit handelen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de onaantastbaarheid van het lichaam en de lichamelijke integriteit van aangeefster. Net als bij de poging doodslag heeft verdachte zich uitermate agressief gedragen. Aangeefster heeft verklaard dat zij dacht dat haar laatste uur had geslagen. Uit de verklaring van dochter [getuige 2] en de opname van haar 112-melding blijkt hoezeer ook zij voor het leven van haar moeder vreesde. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat verdachte zich kennelijk niet heeft bekommerd om de gevoelens van zijn echtgenote en dochter, maar slechts om zijn eigen gevoel van gekrenktheid. Uit de 112-melding van een omwonende blijkt dat deze feiten ook zeer beangstigend moeten zijn geweest voor omstanders.
Ten slotte heeft verdachte aangeefster bedreigd door op de badkamerspiegel de tekst
“kankerhoer, je gaat dood”te schrijven.
Ter terechtzitting heeft verdachte laten blijken weinig zelfinzicht te hebben, de schuld en verantwoordelijkheid voor een belangrijk deel buiten zichzelf te leggen en anderen, waaronder in het bijzonder zijn echtgenote en kinderen, te beschuldigen van het verdraaien van feiten met als kennelijk enige grondslag dat zij anders verklaren dan verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op de NIFP dubbelrapportage. Uit de NIFP-rapportage van psychiater C.J.F. Kemperman van 29 juli 2025 blijkt dat men ten tijde van het plegen van de feiten kan spreken over een wat chaotiserende man die in een periode dat er ernstige psychosociale problemen waren terugviel in oude verslavingspatronen. Er was sprake van een stoornis in het gebruik van cocaïne en alcohol. Verdachte reageerde vanuit een kwade dronk op suggesties dat zijn vrouw vreemdging, hetgeen in zijn hoofd mede door het gebruik van cocaïne waanachtige vormen aannam. Dit resulteerde in impulsief en agressief geweld. Dieper gelegen ziet de psychiater een persoonlijkheidsstoornis met enerzijds de wat zachtere kenmerken van piekeren, trouw en perfectionisme, maar anderzijds ook een hardere, criminele kant met borderline elementen, externaliseren en antisocialiteit vanaf het zestiende jaar.
De psychische stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de feiten. Verdachte ervaarde problemen met zijn echtgenote in de periode voor de feiten. Hij was extra onzeker toen er gestookt werd door een derde, die hem vertelde dat zijn vrouw was vreemdgegaan. Bovendien was de stabiliserende factor van het gezin, de moeder van verdachte, overleden. Zijn vroegere agressie en emotieregulatiestoornis, gefundeerd op een persoonlijkheidsstoornis, kwam, ook door cocaïne en alcohol, in alle hevigheid naar voren in de eerste drie feiten. Hierbij lijkt de zelfcontrole verminderd geweest te zijn. De psychiater adviseert feit 1 tot en met 3 verminderd aan verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico zonder verbetering van de psychische gesteldheid wordt door de psychiater als matig ingeschat. De psychiater adviseert een ambulante behandeling, eventueel na een voorbereidende klinische start, bij een Forensische Verslavingspolikliniek, met aandacht voor de echtelijke problemen en communicatie, impulsieve agressiviteit, en voor het middelenmisbruik, met verbetering van de probleemoplossings-/copingmogelijkheden. Verdachte dient middelengebruik na te laten en controle hierop te laten plaatsvinden. Behandeling kan volgens de psychiater worden opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel onder een verplicht reclasseringstoezicht.
Uit de NIFP-rapportage van GZ-psycholoog M. ten Berge van 9 juli 2025 blijkt dat bij verdachte sprake is van persoonlijkheidsproblematiek met antisociale en borderline trekken. Tevens is sprake van een stoornis in alcohol- en cocaïnemisbruik, thans in remissie, en van partnerrelatieproblematiek. Ten slotte is sprake van psychosociale problematiek, op het gebied van onder andere huisvesting en financiën. Ten tijde van de feiten was hiervan eveneens sprake. De stoornis van verdachte beïnvloedde in enige mate zijn gedragskeuzes en gedragingen. Er is bij verdachte al langer sprake van impulscontrole-, emotie- en agressieregulatieproblematiek. Verdachte heeft daarnaast moeite met autoriteit. Hij kan vooral bij alcohol- en cocaïnegebruik verhoogd krenkingsgevoelig en prikkelbaar zijn. Er bestaan al langere tijd ernstige, hoogoplopende spanningen in de partnerrelatie. De
copingis gebrekkig en vooral emotiegestuurd. Bij oplopende druk bestaat de kans op
acting outof impulsdoorbraken. Ook neigt verdachte bij oplopende druk en frustratie ernaar zijn toevlucht te zoeken in overmatig middelengebruik, wat de beschreven problematiek en de achterdocht naar zijn echtgenote verder versterkt lijkt te hebben. Vanuit dit licht bezien stelt de psycholoog dat de problematiek van verdachte een rol heeft gespeeld in feit 1 tot en met 3. Er wordt geadviseerd deze feiten in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Bij onveranderde omstandigheden, specifiek binnen de partnerrelatie, schat de psycholoog het recidiverisico op geweld als matig in. Bij adequate behandeling wordt dit risico als lager ingeschat, namelijk als laag tot matig. Ambulante individuele behandeling en relatietherapie zijn van belang bij het zoveel als mogelijk inperken van de kans op recidive. Ook is het van belang dat de stressvolle gezins- en leefomstandigheden zo goed als mogelijk begeleid en 'gemanaged' worden. De psycholoog merkt op dat, hoewel verdachte zegt gemotiveerd te zijn voor behandeling en begeleiding, zijn wens tot onafhankelijkheid en autoriteitsproblemen hierbij in de weg kunnen zitten. De psycholoog adviseert begeleiding en behandeling van verdachte gericht op de persoonlijkheids-, partnerrelatie- en de andere psychosociale (gezins)problematiek. Tevens dient er aandacht te zijn voor de rol en de functie van het middelenmisbruik (alcohol en cocaïne) in het leven van verdachte. Gezien de motivatie van verdachte, het (laag tot) matige recidiverisico en de situationele aspecten rondom de feiten wordt schat de psycholoog in dat genoemde behandeling en begeleiding opgelegd zouden kunnen worden als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland van 12 augustus 2025. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat de risico-inschatting van de Pro Justitia rapporteurs en de reclassering overeen komen, namelijk dat er een gemiddeld risico op recidive bestaat. De reclassering acht de belangrijke risicofactoren het middelengebruik van verdachte, de relatie met zijn partner en zijn psychosociaal functioneren. De motivatie van verdachte om met zijn partner in relatietherapie te gaan en geen middelen meer te gebruiken, wordt door de reclassering als mogelijk beschermende factor gezien. De reclassering deelt de conclusie van de Pro Justitia rapporteurs dat hiervoor wel behandeling, begeleiding en controle nodig zal zijn, die zich zal moeten richten op de relatieproblemen, de onderlinge communicatie, de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte, het vergroten van het probleemoplossend vermogen / copingvaardigheden van verdachte en vooral zijn middelenmisbruik. Naast een behandeling wordt praktische ondersteuning en begeleiding van de psychosociale (gezins-)problematiek en -dynamiek geadviseerd. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij reclassering, een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en een drugs- en alcoholverbod en meewerken aan inzet van praktische begeleiding (indien geïndiceerd door behandelaar en/of reclassering).
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over ten aanzien van de verminderde toerekeningsvatbaarheid voor de feiten 1, 2 en 3.
De rechtbank heeft meegewogen dat de mishandeling (feit 2) deels deel uitmaakte van de wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 3), zodat sprake is van eendaadse samenloop.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met de ernst van de feiten, rekening houdend met de verminderde toerekenbaarheid ten aanzien van drie van de vier bewezenverklaarde feiten, niet kan worden volstaan met het opleggen van een geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere jaren. Alles overwegend, acht de rechtbank oplegging van de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd in het reclasseringsadvies van 12 augustus 2025, en een proeftijd van 3 jaar verbonden. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt van deze straf afgetrokken.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47, 55, 282, 285, 287, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de strafvervolging ten aanzien van feit 4;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 maanden;
  • bepaalt dat deze een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de verslavingsreclassering van Novadic Kentron of een andere reclasseringsinstantie op telefoonnummer 076-523 63 00 (Breda) of 073-640 96 96 (Den Bosch). Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
verdachte zich laat behandelen door Novadic Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na aanmelding. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
verdachte geen alcohol gebruikt, en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
dat verdachte meewerkt aan de inzet van praktische begeleiding, als dit door de behandelaar of de reclassering is geïndiceerd;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Klaasen (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en mr. A. Bonder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 september 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-zuid, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ON5R024121, gesloten op 20 februari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 11-13.
3.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster, p. 26.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 113.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 73-74.
6.Proces-verbaal van (aanvullend) verhoor getuige [getuige 1] , p. 88.
7.LOEF Forensisch medische letselrapportage d.d. 16 juli 2025, p. 20 van de desbetreffende rapportage.
8.LOEF Forensisch medische letselrapportage d.d. 16 juli 2025, p. 20-23 van de desbetreffende rapportage.
9.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 12.
10.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster, p. 25.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 93.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 60.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 138.
14.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster B.G. [slachtoffer] , p. 24.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 95.
16.Bijlage bij proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [slachtoffer] , p. 32.
17.Letterlijke uitwerking cameraspecialist, p. 68.
18.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 augustus 2025.
19.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 12