ECLI:NL:RBGEL:2025:7820

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
11524104
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de Ontziemaatregel in de cao Werken voor waterschappen en de toepassing ervan op de arbeidsovereenkomst van een servicemedewerker

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 30 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een servicemedewerker, hierna te noemen [eiser], en het Waterschap Rijn en IJssel, hierna te noemen het Waterschap. [eiser] werkt sinds 1 oktober 2002 bij het Waterschap en heeft sinds 1 januari 2020 een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Hij vordert toepassing van de Ontziemaatregel uit de cao Werken voor waterschappen, die werknemers vanaf 58 jaar recht geeft op ontzie-uren bij fysiek verzwarende werkzaamheden. Het Waterschap heeft echter gesteld dat [eiser] pas recht heeft op deze maatregel als zijn arbeidsduur wordt teruggebracht naar 36 uur per week. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van fysiek verzwarende omstandigheden en dat [eiser] recht heeft op urenvermindering. De rechter oordeelt dat de Ontziemaatregel moet worden toegepast op de 40 uur die [eiser] wekelijks werkt, en niet op de 36 uur. De vorderingen van [eiser] worden toegewezen, en het Waterschap wordt veroordeeld tot schadevergoeding en het toepassen van de Ontziemaatregel binnen 14 dagen na betekening van het vonnis. Tevens moet het Waterschap de proceskosten van [eiser] vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 11524104 \ CV EXPL 25-258
Vonnis van 30 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: ARAG SE Rechtsbijstand,
tegen
WATERSCHAP RIJN EN IJSSEL,
te Doetinchem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: het Waterschap,
gemachtigde: mr. M.P. Korevaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 april 2025
- productie 7 van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 15 juli 2025, op de voet van het bepaalde in art. 222 Rv gelijktijdig gehouden met de zaak onder nummer 11524122 CV EXPL 25-259. De gemachtigde van [eiser] heeft spreekaantekeningen voorgedragen en van het overige verhandelde is aantekening gehouden door de griffier.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is geboren op [datum] 1966. Hij werkt sinds 1 oktober 2002 in dienst van het Waterschap, vanaf 1 januari 2020 op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. De functie van [eiser] is servicemedewerker.
2.2.
[eiser] werkt vanaf het begin van zijn aanstelling/dienstverband 40 uur per week.
2.3.
Op de arbeidsovereenkomst is de (standaard-) cao Werken voor waterschappen van toepassing (hierna: de cao).
De cao kent sinds 2022 de zogenaamde Ontziemaatregel, die in de cao over 2024 is vastgelegd in paragraaf 5.3.4. De maatregel biedt de werknemer vanaf de leeftijd van 58 jaar die werkzaamheden uitvoert onder fysiek verzwarende omstandigheden recht op “ontzie-uren”. Vanaf 58 jaar heeft de werknemer recht op 2,5 ontzie-uren en vanaf de leeftijd van 60 jaar wordt dit recht verhoogd tot (maximaal) 5 uren. Voor de ontzie-uren vindt volgens de cao geen inhouding op het loon plaats.
Artikel 5.4.3 lid 3 aanhef en sub a luidt:
“(…)
a. Blijkt uit onderzoek door een ergonoom (kerndeskundige) aan de hand van de procesbeschrijving (inclusief voorwaarden) en vragenlijst, die beide deel uitmaken van de cao als bijlage 1, dat de werkzaamheden voor de werknemer die werkzaamheden uitvoert onder fysiek verzwarende omstandigheden te belastend worden, dan heeft de werknemer recht op urenvermindering.”
2.4.
[eiser] heeft aan het Waterschap laten weten dat hij van de Ontziemaatregel gebruik wil maken, waarop het Waterschap heeft aangegeven dat [eiser] pas van de Ontziemaatregel gebruik kan maken als de arbeidstijd is teruggebracht naar 36 uur per week.
Na correspondentie tussen de gemachtigden is bij e-mail van 15 juli 2024 het verzoek van [eiser] afgewezen. De gemachtigde van het Waterschap schrijft onder meer:
“Ik heb uw brief aan mijn cliënt voorgelegd en daaruit volgt dat mijn cliënt geen reden ziet om terug te komen op het standpunt dat eerder is ingenomen. Dat standpunt komt erop neer dat uw cliënten van de Ontziemaatregelen gebruik kunnen maken als de arbeidsduur eerst wordt teruggebracht naar de normale arbeidsduur van 36 uur die volgens de cao de norm is.
(…)
Uw cliënten houden de mogelijkheid om gebruik te maken van de Ontziemaatregel, als de arbeidsduur eerst wordt teruggebracht naar 36 uur.”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat –
a. een verklaring voor recht dat [eiser] op grond van de cao recht heeft op toepassing van de Ontziemaatregel,
b. een verklaring voor recht dat het Waterschap aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade als gevolg van de afwijzing op 15 juli 2024 en dat de schade gelijk is aan 2,5 maal het uurloon (inclusief vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en overige emolumenten), vermenigvuldigd met het aantal weken dat het Waterschap na 15 juli 2024 de Ontziemaatregel niet heeft toegepast op [eiser] ,
c. veroordeling van het Waterschap, uitvoerbaar bij voorraad, de Ontziemaatregel ten aanzien van [eiser] binnen 14 dagen na betekening van het vonnis toe te passen in die zin dat [eiser] 37,5 uur per week werkt met behoud van zijn volledige loon en overige arbeidsvoorwaarden en dat hij per zijn 60e verjaardag op 1 mei 2026 voor 35 uur per week werkt met behoud van zijn volledige loon voor 40 uur per week, op straffe van een dwangsom,
d. veroordeling van het Waterschap, uitvoerbaar bij voorraad, tot vergoeding van de schade als beschreven onder b.,
alles met veroordeling van het Waterschap, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure.
3.2.
Het Waterschap voert verweer. Het Waterschap concludeert afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil, dat er sprake is van het verrichten van werkzaamheden in een functie waarbij sprake is van werken onder fysiek verzwarende omstandigheden. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft het Waterschap erkend dat is vastgesteld dat de werkzaamheden te belastend worden voor [eiser] , als bedoeld in artikel 5.4.3 lid 3 aanhef en sub a van de cao.
[eiser] heeft daarom recht op urenvermindering, zoals het Waterschap ook erkent.
4.2.
De enige vraag die partijen verdeeld houdt is, of bij toepassing van de Ontziemaatregel uitgegaan moet worden van een 40-urige of van een 36-urige werkweek.
Volgens [eiser] moet de urenvermindering worden toegepast op de 40 uur die hij wekelijks werkt. Het Waterschap stelt zich op het standpunt dat de arbeidsduur van [eiser] eerst moet worden teruggebracht naar 36 uur per week en dat de urenvermindering dan wordt toegepast op die 36 uur.
4.3.
Voor de beoordeling van het geschil moet volgens vaste rechtspraak de cao-norm worden toegepast. Dit betekent dat de tekst van de Ontziemaatregel moet worden uitgelegd naar objectieve maatstaven. In beginsel zijn de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de hele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis. Het komt dus niet aan op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht voor zover deze niet uit de in de cao opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen van de cao. Bij de uitleg kan onder meer worden gelet op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken.
4.4.1
De kantonrechter stelt in navolging van partijen vast dat de standaard voltijdsarbeidsduur in de cao is bepaald op 36 uur per week. De cao kent echter ook de mogelijkheid voor (tijdelijke) uitbreiding van de arbeidsduur tot een maximale arbeidsduur van 40 uur per week.
4.4.2
In paragraaf 5.3.4. van de cao waarin de Ontziemaatregel is vastgelegd, is niet bepaald dat de maatregel enkel kan worden toegepast bij een arbeidsduur van (maximaal) 36 uur.
In de nieuwsbrief van 21 november 2019 van de Vereniging voor werken voor waterschappen is onder meer opgenomen:
“Cao-partijen willen als eerste benadrukken dat de voltijdsomvang van 36 uur in de cao de norm is en dat in het kader van duurzame inzetbaarheid het op grote schaal toestaan van uitbreiding van de arbeidsduur naar 40 uur ongewenst is. (…) Speciaal aandacht wordt gevraagd voor de werknemers waarbij de fysieke belasting al hoog is of die ontzie-uren genieten. In het kader van de cao-agenda voor 2020 kijken cao-partijen bij het thema Loopbaanbestendig hier verder naar.”
[eiser] leidt uit deze tekst op goede gronden af, dat de cao-partijen de samenloop van uitbreiding van arbeidsduur (naar 40 uur) enerzijds en toepassing van de Ontziemaatregel anderzijds, hebben onderkend en mogelijk geacht.
Elders in de cao zijn, anders dan het Waterschap heeft aangevoerd, geen aanknopingspunten te vinden voor de door het Waterschap bepleite beperking.
Het Waterschap heeft in dit kader gewezen op het bepaalde in artikel 4.1.2 lid 4 aanhef en sub a, waarin is bepaald:
“Een aantal werknemers kan geen verzoek indienen tot uitbreiding van hun arbeidsduur op basis van de Wet flexibel werken of dit artikel, dit betreft:
a. werknemers die gebruik maken van de mogelijkheid tot korting van de arbeidsduur op medische indicatie”
Het Waterschap stelt dat deze bepaling inhoudt dat er geen verzoek kan worden ingediend tot uitbreiding van de arbeidsduur als iemand gebruik maakt van de mogelijkheid tot korting van de arbeidsduur op medische indicatie. Dit is juist. Het Waterschap trekt echter vervolgens de conclusie dat de strekking van de cao-bepalingen is, dat meer dan de normale arbeidsduur werken niet kan samengaan met het gebruik van de Ontziemaatregel. Het Waterschap heeft op dit punt aangevoerd dat de voorgaande arbeidsvoorwaardenregeling (de Sectorale Arbeidsvoorwaardenregelingen Waterschapspersoneel) slechts de mogelijkheid bood van een korting op de arbeidsduur op grond van een medische indicatie na medisch onderzoek. Artikel 5.4.13 van deze regeling bepaalde dat de werknemer (toen nog: ambtenaar) op medische indicatie recht had op ontzie-uren. Het huidige artikel 5.4.3. van de cao vindt dus zijn oorsprong in artikel 5.4.13 van de oude regeling, aldus het Waterschap.
De conclusie van het Waterschap wordt niet gevolgd. [eiser] heeft met juistheid aangevoerd, dat de huidige Ontziemaatregel er voor bepaalde functies is en dat daar geen medisch oordeel aan te pas komt. Een en ander blijkt ook uit het Onderhandelaarsakkoord van 13 mei 2022 met betrekking tot de cao 2022. Hierin is opgenomen dat als wordt voldaan aan een bepaalde score op het vlak van fysiek verzwarende omstandigheden, de medewerkers in bepaalde functies in aanmerking komen voor de Ontziemaatregel, zonder medische toets. Er bestaat nu geen relatie meer tussen de Ontziemaatregel en een medische indicatie. Ook de tekst van de voorgaande arbeidsvoorwaardenregeling biedt dus geen steun voor de lezing van het Waterschap.
4.4.3
Het Waterschap heeft voorts gesteld dat een andere uitleg dan de door haar voorgestane niet redelijk is. Die uitleg zou betekenen dat de Ontziemaatregel ertoe kan leiden dat een werknemer vanaf de leeftijd van 58 en 60 jaar achtereenvolgens 2,5 en 5 uur loon krijgt zonder daarvoor te hoeven werken, terwijl die werknemer dan zelfs nog meer uren werkt dan collega’s die fulltime, dus 36 uur, werken. Dat een recht bestaat op ontzie-uren is alleen uitlegbaar vanuit de gedachte dat deze werknemers een functie vervullen waarin het van belang is uit een oogpunt van gezondheid vanaf 58 jaar minder dan fulltime, dat wil zeggen 36 uur, te gaan werken. Als blijkt dat deze werknemers nog in staat zijn zelfs meer dan 36 uur te werken, is er ook geen noodzaak voor het toepassen van de ontzie-uren, aldus het Waterschap.
Het Waterschap stelt zich hier dus op het standpunt, dat de door [eiser] voorgestane uitleg tot een onaannemelijk rechtsgevolg leidt, zo begrijpt de kantonrechter.
De kantonrechter volgt het Waterschap ook hier niet. De strekking van de Ontzie-maatregel is dat bepaalde, in de cao aangewezen, werknemers recht hebben op minder werk met behoud van loon. [eiser] heeft terecht aangevoerd dat het onredelijk zou zijn als deze werknemers eerst 10% van hun arbeidsomvang (en daarmee 10% van hun loon) zouden moeten inleveren om pas daarna van de Ontziemaatregel gebruik te kunnen maken.
4.5.
Op grond van het bovenstaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat [eiser] zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de urenvermindering moet worden toegepast op de 40 uur die hij wekelijks werkt. Hetgeen partijen meer of anders hebben aangevoerd, kan dit niet anders maken. De vorderingen zullen daarom worden toegewezen, met dien verstande dat aan de veroordeling om de Ontziemaatregel toe te passen geen dwangsom worden verbonden, omdat ervan moet worden uitgegaan dat het Waterschap, als publiekrechtelijke rechtspersoon, aan de veroordeling zal voldoen.
4.6.
Het Waterschap is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden vastgesteld en begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
90,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
745,45

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
verklaart voor recht dat [eiser] op grond van de cao recht heeft op toepassing van de Ontziemaatregel,
5.2.
verklaart voor recht dat het Waterschap aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade als gevolg van de afwijzing op 15 juli 2024 en dat de schade gelijk is aan 2,5 maal het uurloon (inclusief vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en overige emolumenten), vermenigvuldigd met het aantal weken dat het Waterschap na 15 juli 2024 de Ontziemaatregel niet heeft toegepast op [eiser] ,
5.3.
veroordeelt het Waterschap, uitvoerbaar bij voorraad, de Ontziemaatregel ten aanzien van [eiser] binnen 14 dagen na betekening van het vonnis toe te passen in die zin dat [eiser] 37,5 uur per week werkt met behoud van zijn volledige loon en overige arbeidsvoorwaarden en dat hij per zijn 60e verjaardag op 1 mei 2026 voor 35 uur per week werkt met behoud van zijn volledige loon voor 40 uur per week,
5.4.
veroordeelt het Waterschap, uitvoerbaar bij voorraad, tot vergoeding van de schade als beschreven onder 5.2.,
5.5.
veroordeelt het Waterschap, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten van € 745,45, te vermeerderen met de kosten van betekening voor het geval het vonnis wordt betekend,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.C.J.I.M. van Dorp en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2025.
(IvD)