ECLI:NL:RBGEL:2025:7851

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
C/05/454299 / KG RK 25-571
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen hoogte toegekende getuigentaxe gegrond verklaard

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 9 september 2025 uitspraak gedaan op het bezwaarschrift van verzoeker tegen de hoogte van de toegekende getuigentaxe. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van € 80,10 die hem was toegekend voor tijdverzuim en reiskosten in verband met zijn getuigenis in een strafzaak. Hij stelde dat zijn totale schade € 300,01 bedroeg, inclusief misgelopen inkomsten. De rechtbank heeft verzoeker in de gelegenheid gesteld om zijn bezwaar te onderbouwen, wat hij heeft gedaan. De griffier heeft gereageerd op het bezwaarschrift, maar ging niet in op de persoonlijke omstandigheden van verzoeker. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bezwaar gegrond was en dat verzoeker recht had op een hogere vergoeding voor tijdverzuim. De rechter heeft vastgesteld dat de vergoeding voor tijdverzuim op € 133,74 moest worden gesteld, en dat de griffier € 96,28 aan verzoeker moest betalen, ter compensatie van het verschil met de eerder toegekende vergoeding. De beschikking van 16 juni 2025 werd vernietigd voor zover deze de vergoeding voor tijdverzuim te laag had vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer / rekestnummer: C/05/454299 / KG RK 25-571
Beschikking van de voorzieningenrechter van9september 2025
op het bezwaarschrift van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het bezwaarschrift van 29 juni 2025 van verzoeker;
- de brief van 25 juli 2025 van de rechtbank;
- de brief van 12 augustus 2025 van verzoeker;
- de brief van 18 augustus 2025 van de griffier van deze rechtbank (hierna te noemen: de griffier).
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De gronden van de beslissing

2.1.
Bij beschikking van 16 juni 2025 is door de griffier - in verband met een verhoor van verzoeker als getuige in een strafzaak, met (verkort) kenmerk ’ [kenmerk 1] en [kenmerk 2] ’ - aan verzoeker een vergoeding toegekend van in totaal
€ 80,10, waarvan € 37,46 voor tijdverzuim en € 42,64 voor de heen- en terugreis. De vergoeding is gebaseerd op de Wet tarieven in strafzaken en het Besluit tarieven in strafzaken 2003. De vergoeding voor tijdverzuim is gebaseerd op de forfaitaire vergoeding voor werknemers (€ 6,81) en een duur van 5,5 uren. De vergoeding voor de heen- en terugreis is berekend op basis van gebruik van het openbaar vervoer.
2.2.
Bij brief van 29 juni 2025 heeft verzoeker bij deze rechtbank bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de vergoeding voor tijdverzuim. Volgens verzoeker bedraagt zijn totale schade € 300,01, bestaande uit € 80,10 aan reiskosten (zoals reeds vastgesteld door de griffier) en € 219,91 aan misgelopen inkomsten en overige kosten.
2.3.
Bij brief van 25 juli 2025 heeft de rechtbank verzoeker in de gelegenheid gesteld om zijn bezwaar te onderbouwen, hetgeen verzoeker bij brief van 12 augustus 2025 heeft gedaan.
2.4.
Bij brief van 18 augustus 2025 heeft de griffier, onder verwijzing naar de Wet tarieven in strafzaken, gereageerd op het bezwaarschrift. In deze brief is de griffier niet ingegaan op de door verzoeker aangevoerde persoonlijke omstandigheden.
2.5.
Het bezwaarschrift is tijdig ingediend, zodat verzoeker ontvankelijk is in zijn bezwaar (vgl. artikel 8 lid 2 en artikel 10 van de Wet tarieven in strafzaken).
2.6.
Verzoeker heeft te kennen gegeven dat hij geen mondelinge behandeling wenst, zodat op het bezwaar zal worden beslist zonder dat hij wordt opgeroepen om te worden gehoord (vgl. artikel 11 lid 1 van de Wet tarieven in strafzaken).
2.7.
Uit het systeem van de Wet tarieven in strafzaken volgt, voor zover hier van belang, dat enerzijds het financieel nadeel dat getuigen in verband met hun verschijnen voor de rechter lijden zoveel mogelijk wordt weggenomen, en dat anderzijds niet zodanig hoge vergoedingen worden toegekend dat getuigen een financieel voordeel kunnen genieten.
2.8.
De voorzieningenrechter is in de gegeven omstandigheden van oordeel dat het bezwaar van verzoeker gegrond is en dat hij voor een hogere vergoeding voor tijdverzuim in aanmerking komt. Daarvoor is het volgende van belang.
2.9.
De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoeker met ‘€ 219,91 Inclusief winst’ zijn gemiddelde omzet per dag bedoelt. Het gaat immers om zijn kosten vermeerderd met de winst. De winst bedraagt € 50,75 (€ 219,91 - € 169,16). Hiertegen is door de griffier geen verweer gevoerd. In de gegeven omstandigheden moet bij het bepalen van de vergoeding rekening worden gehouden met de omstandigheid dat over een vergoeding voor een getuige geen belasting hoeft te worden betaald, terwijl winst wel fiscaal wordt belast. Omdat deze verzoekschriftprocedure zich niet leent voor een nauwkeurige bepaling van de mate van fiscale belasting, zal de voorzieningenrechter schattenderwijs een percentage van 50 hanteren. De in aanmerking te nemen winst bedraagt dan € 25,38 (50% van € 50,75). De in aanmerking te nemen omzet komt daarmee uit op € 194,54 (€ 169,16 + € 25,38).
2.10.
Verzoeker kan echter geen aanspraak maken op zijn volledige gemiddelde dagomzet, omdat - naar redelijkerwijs mag worden aangenomen - een werkdag in het algemeen doorgaans 8 uren telt en het aantal uren voor tijdverzuim door de griffier is bepaald op 5,5. Tegen het aantal uren heeft verzoeker geen bezwaar gemaakt.
De vergoeding voor tijdverzuim bedraagt dan € 133,74, zijnde de omzet per uur (€ 194,54 / 8 uren) vermenigvuldigd met het aantal uren (5,5).
2.11.
De voorzieningenrechter zal de beschikking van 16 juni 2025 vernietigen, voor zover daarin de vergoeding voor tijdverzuim te laag is vastgesteld. Aan de griffier zal worden opgedragen om het verschil tussen het in deze beschikking toegekende bedrag voor tijdverzuim (€ 133,74) en de aan verzoeker reeds toegekende vergoeding voor tijdverzuim (€ 37,46) - zijnde € 96,28 - aan verzoeker te betalen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verklaart het bezwaar van verzoeker gegrond,
3.2.
vernietigt de door de griffier gegeven beschikking van 16 juni 2025, met (verkort) kenmerk ’ [kenmerk 1] en [kenmerk 2] ’, voor zover daarin de vergoeding voor tijdverzuim te laag is vastgesteld, en stelt deze vergoeding vast op € 133,74,
3.3.
draagt de griffier op om aan verzoeker € 96,28 te betalen.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Boerwinkel en in het openbaar uitgesproken op
9 september 2025.
1542