Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
4.
[gedaagde 4],
1.De procedure
2.De feiten
16.Late Payment:
18. Accelerated Mandatory Repayment:
Disbursements:If the company pays any dividends or similar disbursements, or if its shareholders decide to pay any dividends or similar disbursements during the Term of this Loan. Also, no shareholder loans or shareholder contributions may be repaid during the Term.
3.Het geschil
Late Feeen incassokosten, althans op een bedrag nader op te maken bij staat,
Late Fee, althans met de wettelijke handelsrente, en met incassokosten, althans een schadevergoeding ter hoogte van een in goede justitie te bepalen c.q. te begroten bedrag,
4.De beoordeling
dividends or similar disbursements. Bovendien moest Float op grond van art. 15 van de overeenkomst met voorrang worden voldaan, aldus Float. [gedaagde 4] en [gedaagde 3] hebben deze toelichting niet meer weersproken en aldus onvoldoende gemotiveerd betwist dat ook de betalingen aan [gedaagde 1] ontoelaatbaar waren. Tegen deze achtergrond geldt het volgende.
omzetvan [bedrijf 1] in 2023 ad € 10.827.777,00 bedraagt en dat [bedrijf 1] na het doen van deze betalingen al snel in staat van faillissement is verklaard, lag het op de weg van [gedaagde 4] toe te lichten wat de rechtsgrond voor deze betalingen was, waarom zij pasten in de normale bedrijfsvoering van [bedrijf 1] en waarom [gedaagde 4] toen niet hoefde te verwachten dat de restschuld aan Float onverhaalbaar zou worden, teneinde de betwisting van de aldus door Float onderbouwde wetenschap van benadeling handen en voeten te geven. Dat heeft zij niet gedaan. [gedaagde 4] heeft geen concrete feiten en omstandigheden opgeworpen waaruit kan volgen dat de betalingen de nakoming van in juli 2023 (ten tijde van het aangaan van de overeenkomst tussen Float en [bedrijf 1] ) al bestaande verplichtingen betroffen. Dat [bedrijf 1] feitelijk in staat was om deze betalingen te doen en dat de schuld aan Float gering was in verhouding tot de jaaromzet van [bedrijf 1] , zoals [gedaagde 4] verder opwerpt, doet aan het voorgaande niet af. Ook als moet worden aangenomen dat [gedaagde 4] niet (meer) kan beschikken over de boekhouding van [bedrijf 1] had zij, als haar bestuurder, wel een stuk concreter moeten kunnen schetsen waarom zij kon aannemen dat [bedrijf 1] , ondanks de substantiële betalingen in strijd met de overeenkomst en het staken van de terugbetaling aan Float, wel verhaal zou (blijven) bieden. Als onvoldoende gemotiveerd weersproken staat dan ook vast dat [gedaagde 4] wist of kon weten dat Float door deze betalingen in haar verhaalsmogelijkheden werd benadeeld.
Late Fee, althans de wettelijke handelsrente en voorts van de contractuele incassokosten geldt het volgende. Waarom de
Late Feeof de contractuele incassokosten die [bedrijf 1] verschuldigd is op basis van de overeenkomst van Float ook als schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagde 4] en [gedaagde 3] moet worden beschouwd, heeft Float onvoldoende toegelicht. Dat deze
Feec.q. kosten zonder dit handelen ook verschuldigd zou zijn geweest is niet evident. Als onvoldoende gemotiveerd gesteld zullen deze schadeposten worden afgewezen.