ECLI:NL:RBGEL:2025:8109

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
05/250078-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting, bedreiging en mishandeling met voorwaardelijke straf en bijzondere voorwaarden

Op 26 september 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van brandstichting, bedreiging en mishandeling. De zaak betreft incidenten die zich hebben voorgedaan tussen 2 en 3 augustus 2024. De verdachte heeft een deurmat en een salontafel overgoten met benzine en geprobeerd deze in brand te steken, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor aanwezige personen met zich meebracht. Daarnaast heeft hij de slachtoffers bedreigd met een mes en hen pijn gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor levensgevaar, maar heeft de bedreiging en mishandeling wel bewezen verklaard. De officier van justitie eiste een taakstraf en gevangenisstraf, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van enkele feiten. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 95 dagen, met een voorwaardelijke taakstraf van 30 uur en bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte gedeeltelijk verminderd toerekeningsvatbaar is, wat invloed heeft gehad op de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/250078-24
Datum uitspraak : 26 september 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[naam 1],
[geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende [adres 1]
Raadsman: mr. A.C. Vingerling, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 2 augustus 2024 tot en met 3 augustus 2024 te Zutphen, althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een woning gelegen aan [adres 2]
door
- de deurmat te overgieten met benzine, althans een soortgelijke (brandbare) vloeistof en/of
- de (salon)tafel te overgieten met benzine, althans een soortgelijke (brandbare) vloeistof en/of
- ( vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met voornoemde brandbare vloeistof en/of
- ( vervolgens) [slachtoffer 1] in een houdgreep te houden en haar hoofd richting de vlammen te duwen en/of te houden
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor de in die woning en/of in (een) nabijgelegen woning(en) aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen , en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woning en/of in (een) nabijgelegen woning(en) aanwezige personen, in elk gevaar levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te duchten was;
2
hij in of omstreeks de periode van 2 augustus 2024 tot en met 3 augustus 2024 te Zutphen, althans in Nederland, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- die [adres 2] dreigende de woorden toe te voegen “ik maak je nu nog dood en je moeder erbij”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [adres 2] te tonen,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op de vingers van die [slachtoffer 1] te duwen en/of te drukken en/of
- die [adres 2] dreigend de woorden toe te voegen ‘Ik hak al je vingers eraf!”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 3 augustus 2024 te Zutphen, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 45 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op of omstreeks de periode van 2 augustus 2024 tot en met 3 augustus 2024 te Zutphen, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- met een mes, althans daarop gelijkend voorwerp, een snijbeweging over de vingers, althans de hand, van die [slachtoffer 1] te gaan en/of
- met een mes, althans daarop gelijkend voorwerp, op/tegen de vingers, althans de hand, van die [slachtoffer 1] te duwen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vier ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat alleen het derde ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Over feit 1 heeft de raadsman bepleit dat er geen gemeen gevaar was voor goederen van anderen en ook niet voor personen, zodat verdachte moet worden vrijgesproken. Over de feiten 2 en 4 heeft de raadsman bepleit dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] niet betrouwbaar zijn, omdat zij tegenstrijdig zijn aan elkaar en niet overeenkomen met andere bevindingen. Bovendien bevat het dossier te weinig redengevend steunbewijs, zodat verdachte ook van deze feiten moet worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank bespreekt eerst het ten laste gelegde feit 3. Vervolgens gaat de rechtbank in op feit 1 en ten slotte behandelt de rechtbank de feiten 2 en 4 gezamenlijk.
Feit 3 (MDMA)
Ten aanzien van het ten laste gelegde feit 3 is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en daarom wordt ten aanzien van dat feit volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 32;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 34-35;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 48-52;
- het rapport van het NFI, p. 53-54; en
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2025.
Feit 1 (brandstichting)
Op grond van het dossier en uit de verklaring van verdachte ter zitting is voor de rechtbank vast komen te staan dat verdachte op de salontafel met een aansteker een brandbare vloeistof heeft aangestoken en dat verdachte vervolgens de vlam heeft gedoofd. [2]
De rechtbank dient in de eerste plaats te beoordelen of door dit handelen van verdachte gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest. Onduidelijk is welke omvang het vuur op de salontafel heeft gehad. Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat ze zag dat verdachte een vloeistof over de tafel heen goot en aanstak, waardoor een hoge vlam ontstond. De partner van verdachte ( [slachtoffer 1] ) heeft verklaard dat er benzine op de salontafel is gekomen en dat die in brand is gestoken, maar dat verdachte deze ook weer heeft uitgemaakt. Zij verklaarde dat verdachte geen benzine over andere dingen heeft gegooid. Verdachte heeft zowel tijdens het verhoor bij de politie als ter zitting verklaard dat hij het vuur met zijn schoen heeft uitgetrapt. Er heeft forensisch onderzoek in de woning van verdachte plaatsgevonden. De onderzoeker merkt in het rapport op dat op het bovenblad van de salontafel enkele donkere (zwarte) plekken zichtbaar waren die veroorzaakt zouden kunnen zijn door een brand op de salontafel, maar ook veroorzaakt konden zijn door een brandende sigarettenpeuk.
Gelet op de verklaringen en de conclusie van het forensisch onderzoek, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er door de brandstichting gevaar is ontstaan voor goederen, te weten de salontafel waarop de benzine in brand is gestoken. Uit het dossier blijkt echter niet dat ook voor andere goederen, behalve de salontafel, een gevaar is ontstaan. Niet is gebleken dat er concrete goederen op de salontafel lagen of in de directe omgeving die als gevolg van deze brand beschadigd konden raken of dat er gevaar was voor schade aan (bijvoorbeeld de vloer of het plafond van) de huurwoning van verdachte. De rechtbank betrekt bij dat oordeel dat de brand slechts kort heeft geduurd en beperkt in omvang is geweest.
De rechtbank dient daarnaast te beoordelen of de door verdachte gestichte brand levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woning en/of in (een) nabijgelegen woning(en) aanwezige personen te duchten was. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen omtrent de duur en de omvang van de brand, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de ten tijde van de brand in de woning aanwezige personen, te weten [slachtoffer 2] of [slachtoffer 1] , of personen in nabijgelegen woningen levensgevaar of mogelijk zwaar lichamelijk letsel te duchten hadden.
De rechtbank overweegt ten aanzien van [slachtoffer 1] in het bijzonder dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte [slachtoffer 1] bij haar nek pakte en haar hoofd in de richting van de vlammen duwde. In het aanvullende verhoor heeft [slachtoffer 2] verklaard dat haar moeder zelf ook benzine over zich heen kreeg en dat zij dichtbij de salontafel zat op de bank. Deze verklaringen van [slachtoffer 2] lopen uiteen en de verklaring dat het hoofd van [slachtoffer 1] richting de vlammen werd geduwd vindt geen steun in het dossier. Van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is de rechtbank dan ook niet gebleken. Dit onderdeel van de tenlastelegging kan dan ook niet worden bewezen en de rechtbank zal verdachte daarvan partieel vrijspreken.
Feiten 2 (bedreiging van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ) en 4 (mishandeling van [slachtoffer 2] )
De rechtbank bespreekt de feiten 2 en 4 in samenhang en overweegt als volgt. Aangeefster [naam 2] heeft verklaard dat zij op 2 augustus 2024 omstreeks 21:30 uur in de woning van verdachte aankwam. Zij hoorde verdachte na enige tijd zeggen “Ik maak je nu nog dood en je moeder erbij!”. Ze zag dat verdachte naar de keuken liep en een mes uit de keukenla pakte. Ze zag dat hij op haar af liep en ze voelde dat hij haar linkerarm vastpakte. Verdachte trok haar met kracht naar zich toe, legde haar linkerhand op de tafel en drukte het mes met de snijkant tegen haar vingers aan. Ze hoorde verdachte zeggen: "Ik hak al je vingers eraf!". Ze verklaarde dat ze doodsbang was en dacht dat verdachte het daadwerkelijk zou doen. Ze voelde een hevige pijn in haar vingers en zag dat er een afdruk van het mes zichtbaar was op haar middel- en wijsvinger. [3] Verbalisant [naam 3] ging op 3 augustus 2025 om 02:25 uur naar de woning van verdachte. Toen hij op de deur klopte hoorde hij een vrouw angstig vragen: “wie is daar?”. Verbalisant merkte op dat, toen alle sloten geopend waren en de deur geopend werd, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beiden angstig keken. Ook verklaarde de verbalisant dat [slachtoffer 2] vertelde dat verdachte haar had bedreigd met een mes en een snijbeweging over één van haar handen had gemaakt. [4]
Getuige [getuige] (een buurvrouw van verdachte) heeft verklaard dat zij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de nacht van 2 op 3 augustus 2025 heeft opgevangen en dat zij [slachtoffer 1] hoorde zeggen dat verdachte een mes had gepakt. [5]
In het dossier zit een foto van de linkerhand van aangeefster waarop twee sneetjes op de wijsvinger respectievelijk de middelvinger te zien zijn. [6]
De rechtbank acht op basis van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft bedreigd. Het pakken van een mes en het plaatsen van dat mes op de vingers is bedreigend en [slachtoffer 2] voelde zich ook bedreigd en vreesde dat verdachte haar daadwerkelijk iets aan zou doen. Anders dan de raadsman heeft betoogd, vindt de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 2] gegeven in haar aangifte en aan de politie ter plaatse ook betrouwbaar om als bewijs te dienen. Deze verklaringen zijn direct na dan wel kort op het incident gegeven en worden ondersteund door de verklaringen van [getuige] en [slachtoffer 1] direct na het incident gegeven aan de politie ter plaatse. Ook bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 2] verklaard dat verdachte haar met een mes heeft bedreigd.
Eveneens is sprake geweest van een bedreiging richting [slachtoffer 1] . Verdachte heeft in haar bijzijn gezegd dat hij haar dochter zou doodmaken en haar erbij. Zowel uit de verklaring van getuige [getuige] als de waarnemingen van de politie volgt dat [slachtoffer 1] angstig was. Het enkele feit dat [slachtoffer 1] nadien geen aangifte heeft willen doen, doet daaraan geen afbreuk.
Ten aanzien van feit 4 (mishandeling van [slachtoffer 2] ) sluit de rechtbank aan bij het voorgaande. Ten gevolge van het drukken van het mes met de snijkant op haar vingers en het maken van een snijbeweging voelde [slachtoffer 2] een hevige pijn. Op een foto, gemaakt kort na het incident, zijn twee sneetjes op de wijsvinger en middelvinger van [slachtoffer 2] te zien. Ook op dit punt acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 2] betrouwbaar en wordt deze ondersteund door de hiervoor genoemde verklaringen. De rechtbank acht gelet daarop de ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1
hij in
of omstreeksde periode van 2 augustus 2024 tot en met 3 augustus 2024 te Zutphen,
althans in Nederland,opzettelijk brand heeft gesticht in
/aaneen woning gelegen aan [adres 2]
door
-
de deurmat te overgieten met benzine, althans een soortgelijke (brandbare) vloeistof en/of
- de (salon)tafel te overgieten met benzine, althans een soortgelijke (brandbare) vloeistof en
/of
- ( vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met
voornoemdebrandbare vloeistof
en/of
- (vervolgens) [slachtoffer 1] in een houdgreep te houden en haar hoofd richting de vlammen te duwen en/of te houden
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor
dehetin die woning
en/of in (een) nabijgelegen woning(en)aanwezige goed (
de salontafel)eren, in elk geval gemeen gevaar voor goederen , en/of
-
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woning en/of in (een) nabijgelegen woning(en) aanwezige personen, in elk gevaar levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]te duchten was;
2 (
hij in
of omstreeksde periode van 2 augustus 2024 tot en met 3 augustus 2024 te Zutphen
, althans in Nederland,[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- die [slachtoffer 2] dreigende de woorden toe te voegen “ik maak je nu nog dood en je moeder erbij”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
- een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,aan die [slachtoffer 2] te tonen,
- met een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,op de vingers van die [slachtoffer 2] te duwen en/of te drukken en
/of
- die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen ‘Ik hak al je vingers eraf!”
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op
of omstreeks3 augustus 2024 te Zutphen
, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 45 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende MDMA,
zijnde MDMAeen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op of omstreeks de periode van 2 augustus 2024 tot en met 3 augustus 2024 te Zutphen,
althans in Nederland,[slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- met een mes
, althans daarop gelijkend voorwerp,een snijbeweging over de vingers
, althans de hand,van die [slachtoffer 2] te gaan en
/of
- met een mes
, althans daarop gelijkend voorwerp,op/tegen de vingers
, althans de hand,van die [slachtoffer 2] te duwen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

De rechtbank heeft onder feit 1 bewezen verklaard dat sprake is geweest van gemeen gevaar voor een goed, de salontafel. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de (volledige) inboedel, waaronder de salontafel, in zijn huurwoning van hem was. Voorwaarde voor strafbaarheid is dat het gaat om goederen die (mede) toebehoren aan een ander dan degene die de brand sticht. Nu daarvan geen sprake is, zal de rechtbank verdachte ten aanzien van feit 1 ontslaan van alle rechtsvervolging.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2 en 4:
de eendaadse samenloop van
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
en
mishandeling;
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten 2, 3 en 4 zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte (volledig) uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en 6 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar met oplegging van bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), ambulante woonbegeleiding, een drugsverbod, een alcoholverbod, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening. Ook heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de op te leggen straf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank indien de rechtbank, zijn pleidooi volgend, alleen tot een bewezenverklaring van feit 3 komt. Mocht de rechtbank meer bewezen achten, dan heeft de raadsman bepleit om geen gevangenisstraf op te leggen van een langere duur dan verdachte al in voorarrest heeft gezeten. Verdachte is bereid om zich te blijven houden aan de bijzondere voorwaarden als deze in het kader van een voorwaardelijke straf worden opgelegd. Deze voorwaardenbieden voldoende kader om het door hem ingezette herstel te bevorderen en recidive te voorkomen. Voor een bevel tot de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bestaat geen aanleiding, omdat het nu goed gaat met verdachte en hij al sinds november 2024 heeft laten zien dat hij zich aan de voorwaarden houdt.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft de dochter van zijn partner bedreigd met een mes en haar ook daadwerkelijk pijn en letsel toegebracht. Het slachtoffer heeft verklaard doodsbang te zijn geweest. Daarnaast heeft hij ook zijn partner bedreigd. Dit zijn ernstige feiten.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van bijna 45 gram MDMA. Harddrugs zijn zeer verslavend en zijn schadelijk voor de gezondheid. Daarnaast is het gebruik ervan, onder andere door de daarmee gepaard gaande criminaliteit, bezwarend voor de samenleving.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van het pro justitia rapport van psycholoog W. Groen. Zij concludeert dat de beperkte emotieregulatiemechanismen en copingsvaardigheden, het snel overprikkeld raken en verlies van overzicht, voortkomend uit de autismespectrumstoornis, hebben doorgewerkt in de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Gelet daarop zijn een deel van die feiten in verminderde mate zijn toe te rekenen aan verdachte. Ten aanzien van feit 3 (MDMA) acht de psycholoog verdachte volledig toerekeningsvatbaar. De rechtbank gaat eveneens uit van een verminderde mate van toerekenbaarheid van verdachte ten aanzien van de feiten 2 (bedreiging) en 4 (mishandeling). De psycholoog heeft feit 4 niet betrokken in haar onderzoek, maar nu dat feit onder dezelfde omstandigheden plaatsvond als feit 2, gaat de rechtbank ook ten aanzien van dit feit uit dat deze in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van 28 augustus 2025. Sinds de schorsing in begin november 2024 staat verdachte onder toezicht van de reclassering. De reclassering is van mening dat het toezicht goed verloopt en adviseert dat bij een veroordeling bijzondere voorwaarden opgelegd worden aan verdachte om zo (verder) te werken aan gedragsverandering en recidivevermindering. De reclassering ziet contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf, omdat deze het reeds ingezette traject mogelijk zal doorkruisen, wat mogelijk negatief van invloed kan zijn op het risico op recidive.
De rechtbank acht gelet op het bovenstaande, en rekening houdend met het feit dat er sprake is van gedeeltelijke eendaadse samenloop van de feiten 2 en 4, oplegging van een gevangenisstraf van 95 dagen met aftrek van voorarrest passend. Dat betekent dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. Daarnaast legt de rechtbank een geheel voorwaardelijke taakstraf op van 30 uur met een proeftijd van drie jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De rechtbank ziet geen aanleiding ten aanzien van de bijzondere voorwaarden de dadelijke uitvoerbaarheid te bevelen, nu er naar het oordeel van de rechtbank geen hoog risico op recidive is en verdachte ter zitting ook zelf te kennen heeft gegeven veel baat te hebben bij het kader dat de reclassering hem biedt.
De rechtbank zal het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het onder feit 1 bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte voor dit feit van alle rechtsvervolging;
 verstaat dat hetgeen overigens bewezen verklaard is oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 95 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een taakstraf van 30 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen;
  • bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van de volgende voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarde(n) dat verdachte:
  • zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt op welke dagen en tijdstippen deze afspraken zijn. Verdachte blijft zich melden bij Tactus Reclassering op het adres Piet Heinstraat 27 te Zutphen. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
  • zich laat behandelen door JustTact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering de behandeling nodig vindt. De zorgverlener bepaalt de wijze van behandeling. Gelet op de problematiek kan onderdeel van de behandeling zijn dat de veroordeelde voorgeschreven medicatie zal gebruiken. Indien er sprake is van een terugval in middelengebruik/bij overmatig middelengebruik en/of een zodanige verslechtering van de psychische toestand van verdachte dat een kortdurende klinische opname voor detoxificatie/stabilisatie/observatie/diagnostiek/crisisbehandeling noodzakelijk is, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een dergelijke kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, nadat dit door de rechter is bevolen, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
  • meewerkt aan ambulante woonbegeleiding vanuit IJsselzorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De woonbegeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen die de woonbegeleiders geven;
  • geen verdovende middelen genoemd in lijst I (harddrugs)], lijst II (softdrugs) en alcohol gebruikt, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte moet gedurende de proeftijd meewerken aan controles. Dit kunnen zijn urineonderzoek en ademonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak en met welk controlemiddel wordt gecontroleerd;
  • zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
 geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.D. Leen (voorzitter), mr. J.M. Breimer en mr. A. Bril, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van 't Spijker, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 september 2025.
Mr. R.D. Leen, mr. J.M. Breimer en mr. W.J. van ‘t Spijker zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 2] , gesloten op 13 augustus 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 9 en 10; verklaring van verdachte ter terechtzitting op 12 september 2025.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 9-10 (in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen, p. 13, ten aanzien van de (juiste) datum).
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 24.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 18.
6.Fotoreportage, p. 87.