ECLI:NL:RBGEL:2025:8111

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
C/05/456065 / FA RK 25-2886
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling en Raadsonderzoek in een echtscheidingszaak met zorgen over kindermishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 september 2025 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen de vader en de moeder van twee minderjarige kinderen. De vader verzocht om een voorlopige zorgregeling, waarbij hij de kinderen voorlopig aan hem wilde toevertrouwen, en om de zorgregeling uit het ouderschapsplan op te schorten. De moeder voerde verweer en vroeg om herstel van contact met de kinderen. De rechtbank oordeelde dat de kinderen voorlopig aan de vader moesten worden toevertrouwd, gezien de zorgen over de emotionele en fysieke veiligheid van de kinderen. De rechtbank gelastte een Raadsonderzoek om de risico's in het contact tussen de moeder en de kinderen te onderzoeken, waarbij signalen van kindermishandeling door de moeder aan de orde kwamen. De rechtbank benadrukte dat er geen definitieve vaststelling van mishandeling was, maar dat de uitspraken van de kinderen en de zorgen van de vader aanleiding gaven tot zorg. De rechtbank stelde een voorlopige zorgregeling vast, waarbij de kinderen om de week één uur begeleide omgang met de moeder hebben. De Raad voor de Kinderbescherming zal het onderzoek uitvoeren en rapporteren over de situatie van de kinderen. De rechtbank heeft een pro forma zitting gepland voor 17 maart 2026.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/456065 / FA RK 25-2886
Datum uitspraak: 30 september 2025
beschikking provisionele voorzieningen en wijziging zorgregeling
in de zaak van
[verzoeker], hierna de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. L.L.A. Cox te [geboorteplaats] ,
tegen
[verweerster], hierna de moeder,
wonende te [verweerster] ,
advocaat mr. W.G. Kuster-van de Ven te [geboorteplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van de vader, ingekomen op 25 augustus 2025;
- het verweerschrift van de moeder met zelfstandige verzoeken, ingekomen op 15 september 2025;
- het F9-formulier van de vader van 16 september 2025 met gewijzigd verzoek en productie 7 t/m 9.
1.2.
De minderjarige [kind 1] heeft op 15 september 2025 via beeldbellen met de kinderrechter gesproken over het verzoek.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling van 22 september 2025 zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. L.L.A. Cox;
- de moeder, bijgestaan door mr. W.G. Kuster-van de Ven;
- een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van 9 augustus 2023 is de echtscheiding uitgesproken. Het huwelijk is op [datum] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
De ouders hebben samen twee minderjarige kinderen:
  • [kind 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
  • [kind 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] .
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag. De kinderen staan ingeschreven bij de moeder.
2.3.
De ouders hebben bij het verbreken van hun relatie afspraken gemaakt over de kinderen en deze afspraken vastgelegd in een ouderschapsplan. In dit plan hebben zij afgesproken dat de kinderen de helft van de tijd bij de vader en de helft van de tijd bij de moeder verblijven.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De vader verzoekt (na wijziging), voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Provisioneel verzoek
de kinderen voorlopig aan de vader toe te vertrouwen;
de zorgregeling uit het ouderschapsplan op te schorten en te bepalen dat er voorlopig geen contact is tussen de moeder en de kinderen;
Vanaf het moment dat een onafhankelijke derde heeft geconstateerd dat de kinderen er behoefte aan hebben en zij niet meer angstig zijn:
3. de zorgregeling op te schorten en te bepalen dat er voorlopig contact zal zijn tussen de moeder en de kinderen onder begeleiding van een professionele instantie tot uit onderzoek is gebleken dat de situatie bij de moeder thuis veilig is, zij hulp heeft aanvaard en deze hulp ook positief is afgerond;
4. e.e.a. in afwachting van de behandeling en beslissing op het verzoek in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
De echtscheidingsbeschikking van 9 augustus 2023 en het daaraan gehechte ouderschapsplan te wijzigen en te bepalen dat:
5. de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader zal zijn;
6. in geval nog niet is voldaan aan de voorwaarde dat het veilig is bij de moeder, de moeder passende hulp heeft aanvaard en zij deze hulp ook positief heeft afgerond: te bepalen dat tussen de moeder en de kinderen begeleide omgang zal plaatsvinden onder begeleiding van een professionele instantie;
7. in geval de situatie bij de moeder veilig wordt geacht, zij alle hulp heeft aanvaard en deze ook positief heeft afgerond/aantoonbaar aan zichzelf heeft gewerkt en de kinderen niet meer angstig zijn: te bepalen dat de kinderen eenmaal per twee weken bij de moeder verblijven van vrijdag na school tot zondag 18.00 uur, plus de helft van de feestdagen.
3.2.
De moeder voert verweer en verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vader niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel zijn verzoeken af te wijzen.
Zij verzoekt als zelfstandige verzoeken.
Als provisionele voorzieningte bepalen dat het contact tussen de moeder en de kinderen met onmiddellijke ingang wordt hersteld, zo nodig onder begeleiding van een hulpverleningsinstantie waarbij de uitvoering en uitbreiding door de betrokken hulpverleningsinstantie wordt bepaald zodat toegewerkt wordt naar een regeling waarbij de kinderen afwisselend de weekenden bij één van de ouders verblijven van vrijdag 17.00 uur tot maandagochtend naar school en de kinderen iedere maandag, dinsdag en woensdag tot 17.00 uur bij de vader verblijven en iedere woensdag van 17.00 uur, donderdag en vrijdag tot 17.00 uur bij de moeder verblijven, althans een regeling vast te stellen als de rechtbank juist acht.
In de bodemprocedurede beschikking van 9 augustus 2023 en het daarin opgenomen ouderschapsplan te wijzigen in die zin dat de kinderen afwisselend de weekenden bij één van de ouders verblijven van vrijdag 17.00 uur tot maandagochtend naar school en de kinderen iedere maandag, dinsdag en woensdag tot 17.00 uur bij de vader verblijven en iedere woensdag van 17.00 uur, donderdag en vrijdag tot 17.00 uur bij de moeder verblijven, alsmede een vakantie- en feestdagenregeling vast te stellen conform het als bijlage 4 ingediende voorstel waarbij de vader de kinderen naar de moeder brengt en de moeder de kinderen naar de vader terugbrengt, althans een regeling vast te stellen als de rechtbank juist acht.

4.De beoordeling

Provisionele voorziening
Toevertrouwing
4.1.
De rechtbank zal de kinderen voorlopig toevertrouwen aan de vader, zoals door hem verzocht. De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen dit verzoek. De kinderen verblijven op dit moment bij de vader en hebben geen contact met hun moeder. De rechtbank acht de toevertrouwing aan de vader daarom in het belang van de kinderen.
Zorgregeling
4.2.
De rechtbank zal beide ouders niet-ontvankelijk verklaren in hun verzoek om een provisionele voorziening te treffen over de zorgregeling en uitleggen waarom.
4.3.
Beide ouders vragen om een spoedmaatregel voor de duur van de procedure, ook wel een ‘voorlopige voorziening’ of een ‘provisionele voorziening’ genoemd (artikel 223 Rv). De rechtbank kan alleen een provisionele voorziening treffen als is voldaan aan een aantal wettelijke vereisten. Eén van die vereisten is dat van hen niet kan worden gevergd om een beslissing in de bodemprocedure af te wachten.
4.4.
De rechtbank neemt in de bodemprocedure een voorlopige beslissing over de zorgregeling. Dat betekent dat ouders geen belang hebben bij het treffen van een provisionele voorziening over de zorgregeling.
Wijziging zorgregeling
Raadsonderzoek
4.5.
[kind 1] heeft bij [naam instantie 1] waar hij dramatherapie volgt en bij de huisarts uitspraken gedaan over mishandeling door zijn moeder in de vorm van slaan en schreeuwen, waarbij vooral zijn zusje het moet ontgelden. Hij vertelt dat zijn moeder is begonnen met slaan sinds de echtscheiding. De moeder ontkent dat zij de kinderen heeft mishandeld. Wel geeft zij aan overbelast te zijn en dat zij zich gefrustreerd en machteloos kan voelen. De opvoeding van de kinderen vraagt veel van haar. Met name het gedrag van [kind 2] drukt op haar. [kind 2] kan erg boos worden, haar moeder afstoten en uitspraken doen waarin zij aangeeft niet te willen leven. Dit gedrag wordt door de vader, hoewel in wat mindere mate, ook herkend. Volgens hem zijn de kinderen angstig voor hun moeder en hebben de kinderen last van flashbacks en paniekaanvallen. Hij stelt dat tijdens de relatie sprake was van partnergeweld vanuit de moeder richting hem. Hij is op zoek naar passende hulp en ondersteuning voor de kinderen. De moeder heeft inmiddels ondersteuning voor haarzelf gezocht. Zij staat op de wachtlijst voor een psycholoog om emotioneel weerbaarder te worden.
4.6.
De Raad maakt zich grote zorgen over het welzijn van de kinderen en heeft aangeboden om onderzoek te doen vanwege de signalen over kindermishandeling door de moeder. De Raad zal bij het onderzoek gebruik maken van gedragsdeskundigen die gespecialiseerd zijn in kindermishandeling. Tot slot acht de Raad het noodzakelijk om het onderzoek uit te breiden met een beschermingsonderzoek.
4.7.
De rechtbank deelt de zorgen van de Raad en zal daarom een Raadsonderzoek gelasten met het verzoek aan de Raad om zo nodig gebruik te maken van een passend risicotaxatie instrument. De rechtbank verzoekt de Raad om onderzoek te doen naar de volgende vragen:
- is een wijziging van de hoofdverblijfplaats, zoals verzocht door de vader, in het belang van de kinderen?
  • welke mogelijkheden zijn er voor een zorgregeling van de kinderen met de moeder?
  • zijn er omstandigheden die een zorgregeling belemmeren? Zo ja, welke komen vanuit het kind en welke vanuit de ouder(s)? Hoe en op welke termijn zijn deze omstandigheden op te heffen?
  • hoe zou een zorgregeling (vorm en frequentie) er in het belang van de kinderen uit moeten zien?
  • is een onderzoek gericht op een kinderbeschermingsmaatregel geïndiceerd?
De Raad heeft verzocht om alvast een vervolgzitting te plannen over een half jaar.
De rechtbank verzoekt de Raad, gelet op de wachtlijst en de duur van het onderzoek, om uiterlijk
17 maart 2026 (pro forma)te rapporteren. De rechtbank verzoekt de advocaten om binnen twee weken na de datum van deze beschikking alvast hun verhinderdata in te dienen over april en mei 2026, waarna de rechtbank een nieuwe zitting zal plannen.
Voorlopige zorgregeling
4.8.
De ouders hebben met [naam instantie 2] afspraken gemaakt over de wijze van contactherstel tussen de moeder en de kinderen. Het eerste begeleide contact zal plaatsvinden op 9 oktober 2025. De kinderen hebben inmiddels kennisgemaakt met de omgangsbegeleider.
4.9.
De Raad adviseert om gedurende het Raadsonderzoek het plan van [naam instantie 2] te volgen en een voorlopige zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen om de week 1 uur begeleide omgang hebben met de moeder. De Raad heeft op dit moment onvoldoende informatie om een standpunt in te nemen over de mogelijkheid tot uitbreiding van deze regeling. Daarvoor is eerst onderzoek nodig. De Raad adviseert om de regie over de uitbreiding bij [naam instantie 2] te leggen. Zij zijn een professionele organisatie en kunnen inschatten wat de kinderen aankunnen.
4.10.
De rechtbank volgt dit advies en zal uitleggen waarom.
4.11.
Op 1 maart 2016 is voor Nederland in werking getreden het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (hierna: Verdrag van Istanbul). Dit is een mensenrechtenverdrag waarin aan de overheid verplichtingen worden opgelegd om intra familiaal geweld te voorkomen en te bestrijden. Verdragspartijen moeten wetgevende of andere maatregelen nemen om te waarborgen dat bij de omgangsregeling voor kinderen rekening wordt gehouden met gevallen van geweld die vallen onder de reikwijdte van het Verdrag (artikel 31 van het Verdrag van Istanbul). Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft duidelijke richtlijnen gegeven voor situaties van huiselijk geweld en drie noodzakelijke stappen voorgeschreven: onmiddellijke actie, adequate inschatting van de risico’s (ook voor de kinderen) en het op basis van die inschatting nemen van adequate en proportionele maatregelen.
4.12.
In de Nederlandse wetgeving op het gebied van gezag en omgang wordt niet expliciet genoemd dat huiselijk geweld een factor is waarmee de rechter rekening houdt bij het nemen van zijn beslissing, maar vanzelfsprekend is dat de Nederlandse rechter dat wel expliciet moet doen. De veiligheid van het kind zal centraal moeten staan bij de vraag welke zorgregeling in het belang van de kinderen is.
4.13.
In de situatie van partijen betekent dit dat voorlopig een begeleide regeling wordt vastgesteld tussen de moeder en de kinderen, om de emotionele en fysieke veiligheid van de kinderen te waarborgen. Daarnaast gelast de rechtbank een onderzoek door de Raad waarbij een inschatting gemaakt wordt van de risico’s in het contact tussen de moeder en de kinderen. De rechtbank benadrukt dat niet vaststaat dat er daadwerkelijk mishandeling heeft plaatsgevonden vanuit de moeder richting de kinderen, maar de uitspraken van [kind 1] in combinatie met de overbelasting van de moeder en de stelling van de vader dat in de relatie sprake was van partnergeweld, maakt wel dat de rechtbank zich ernstig zorgen maakt. Daarnaast geldt dat ook als de mishandelingen niet hebben plaatsgevonden, de uitspraken en het gedrag van de kinderen zorgelijk zijn.

5.De beslissing

De rechtbank:
Provisionele voorziening
5.1.
vertrouwt de kinderen
voorlopigtoe aan de vader;
5.2.
verklaart de ouders niet-ontvankelijk in hun provisionele verzoek ten aanzien van de zorgregeling;
Bodemprocedure
5.3.
stelt een
voorlopigezorgregeling vast, inhoudende dat de kinderen om de week gedurende 1 uur omgang hebben met de moeder onder begeleiding van [naam instantie 2] , waarbij de regie over een eventuele uitbreiding in duur of frequentie bij [naam instantie 2] ligt;
5.4.
verklaart de beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
houdt de beslissing over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling aan;
5.6.
gelast de Raad onderzoek te doen en
uiterlijk 17 maart 2026 (pro forma)te rapporteren zoals vermeld in onderdeel 4.7;
5.7.
verzoekt de advocaten om binnen twee weken hun verhinderdata in te dienen over de maanden april en mei 2026.
Deze beschikking is gegeven door mr D.S.M. Bak, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M. Cox-Weber als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!