ECLI:NL:RBGEL:2025:8130

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
11380357
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens betalingsachterstand en afwijzing verzoek om terme de grâce

In deze zaak heeft QSP ESS B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij wegens betalingsachterstand in de huur van een woning. De huurovereenkomst is aangegaan voor een huurprijs van € 779,91 per maand, maar de gedaagde heeft de huur niet tijdig voldaan, wat heeft geleid tot een achterstand van € 4.599,72 tot en met juni 2025. Daarnaast is er een achterstand in de servicekosten van € 2.616,38. De gedaagde heeft zich laten bijstaan door de Stichting Kredietbank Nederland vanwege problematische schulden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gedaagde verweer gevoerd, onder andere met de stelling dat hij door medische klachten niet in staat was om de huur te betalen en dat er vocht- en schimmelproblemen in de woning waren.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde ernstig in gebreke is gebleven met zijn huurbetalingsverplichtingen. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde is toewijsbaar, omdat de huurachterstand meer dan drie maanden bedraagt. De kantonrechter heeft ook overwogen dat er onvoldoende redenen zijn om de gedaagde een terme de grâce toe te kennen, omdat niet is gebleken dat hij in staat is om aan zijn verplichtingen te voldoen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de servicekosten en de proceskosten, en heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11380357 \ CV EXPL 24-8714
Vonnis van 3 september 2025
in de zaak van
QSP ESS B.V.,
gevestigd te Schiphol,
eisende partij,
hierna te noemen: QSP ESS,
gemachtigde: Armaere Incassospecialisten & Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 februari 2025 en de daarin genoemde processtukken,
- de akte overlegging producties en tevens akte vermeerdering van eis van QSP ESS,
- de akte overlegging producties van [gedaagde] ,
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 juli 2025, waarbij de gemachtigde van QSP ESS en [gedaagde] zijn verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
QSP ESS verhuurt aan [gedaagde] de woning aan de [adres] tegen een maandelijks bij vooruitbetaling te betalen huurprijs van € 779,91.
2.2.
[gedaagde] heeft de maandelijks verschuldigde huur niet altijd voldaan waardoor, gerekend tot en met juni 2025, een huurachterstand is ontstaan van € 4.599,72. [gedaagde] heeft de verschuldigde huurprijs niet voldaan over de maanden april tot en met augustus 2024.
2.3.
Daarnaast heeft [gedaagde] de afrekening van de servicekosten over 2022 en 2023 niet voldaan, waardoor daarin een achterstand is ontstaan van € 2.616,38.
2.4.
[gedaagde] laat zich bijstaan door de Stichting Kredietbank Nederland ter zake de oplossing van zijn problematische schulden.

3.Het geschil

3.1.
QSP ESS vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, primair de ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, de betaling van de (huur)achterstand van
€ 6.566,54 en de betaling van de maandelijkse huurprijs van € 779,91 per maand zolang de huurovereenkomst nog voortduurt en na ontbinding een vergoeding van € 779,91 per maand tot aan de ontruiming. QSP ESS vordert daarnaast betaling van de wettelijke rente en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Tijdens de mondelinge behandeling is door QSP ESS (subsidiair) aangegeven bereid te zijn om [gedaagde] een termijn van twee maanden te gunnen om de huurachterstand alsnog te voldoen, ter voorkoming van de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Vanwege medische klachten heeft hij de huurprijs niet kunnen voldoen. Daarnaast is sprake van een vocht-/ schimmelprobleem in het gehuurde, hetgeen zijn gezondheid niet ten goede komt. Sinds oktober 2024 laat [gedaagde] zich bijstaan door de Stichting Kredietbank Nederland.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een verbintenis uit een huurovereenkomst aan de wederpartij de bevoegdheid geeft de huurovereenkomst door de rechter te doen ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Daarbij is het in beginsel aan de schuldenaar feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen die kunnen leiden tot het oordeel dat de ontbinding niet gerechtvaardigd is.
4.2.
De tekortkoming die QSP ESS aan haar vordering tot ontbinding ten grondslag legt betreft de hoofdverplichting die op [gedaagde] als huurder rust, namelijk de tijdige betaling van de huurprijs. Onweersproken staat vast dat op het moment van dagvaarden sprake is van een huurachterstand van meer dan drie maanden. Een huurachterstand van deze omvang rechtvaardigt in het algemeen de ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling tot ontruiming. Dat de huurachterstand dateert uit 2024 en de lopende huurtermijnen sinds september 2024 worden voldaan, maakt dit oordeel niet anders. Ook de omstandigheid dat de huurachterstand is ontstaan vanwege gezondheidsklachten waar [gedaagde] mee te maken heeft, maakt dit, hoe vervelend dit ook is, niet anders.
4.3.
Het verweer van [gedaagde] dat sprake is van een vocht-/ schimmelprobleem in het gehuurde wordt aldus door de kantonrechter begrepen dat de huurprijs moet worden verlaagd in verband met de door hem gestelde gebreken die hebben geleid tot een verminderd huurgenot.
4.4.
In artikel 7:207 BW is bepaald dat een huurder in geval van vermindering van het huurgenot ten gevolge van een gebrek een daaraan evenredige vermindering van de huurprijs kan vorderen vanaf de dag waarop hij van het gebrek behoorlijk kennis heeft gegeven aan de verhuurder of waarop het gebrek reeds in voldoende mate bekend was om tot maatregelen over te gaan, tot die waarop het gebrek is verholpen.
4.5.
Niet in geschil is dat tijdens de huurperiode sprake is (geweest) van een vocht-/ en schimmelprobleem in het gehuurde. Hoe vervelend dit gebrek ook is, door [gedaagde] is geen (tegen)vordering ingesteld tot huurprijsverlaging als bedoeld in artikel 7:207 BW, zodat de kantonrechter aan dit verweer voorbij gaat. Immers, hiertoe is gelet op voornoemd artikel een gerichte vordering noodzakelijk.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] ernstig in gebreke is gebleven met de nakoming van zijn huurbetalingsverplichtingen. De vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde zijn dan ook toewijsbaar. De ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis.
4.7.
Ten aanzien van de terme de grâce (artikel 7:280 BW) overweegt de kantonrechter als volgt. Het verlenen van een terme de grâce betreft een door de rechter geboden laatste kans aan [gedaagde] om binnen een termijn van maximaal één maand alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. Dat [gedaagde] daartoe in staat is, is niet gebleken. [gedaagde] is weliswaar bezig met schuldhulpverlening, maar dit is nog in een pril stadium en heeft, mede vanwege de beperkte inkomsten van [gedaagde] , nog niet een wezenlijke en aantoonbare verandering van zijn situatie tot gevolg gehad. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn er daarom onvoldoende termen aanwezig om aan [gedaagde] een terme de grâce toe te kennen.
4.8.
De hoogte van de huurachterstand en de afrekeningen van de servicekosten worden niet (meer) betwist, zodat de gevorderde betaling hiervan zal worden toegewezen.
4.9.
Voorts maakt QSP ESS aanspraak op vergoeding van een bedrag van € 130,35 voor het vervangen van het slot van de brievenbus omdat [gedaagde] de sleutel is kwijtgeraakt. QSP ESS heeft ter onderbouwing van deze vordering de factuur ter zake de vervanging van het slot overgelegd. [gedaagde] voert aan dat hij niet gehouden is deze kosten te betalen. Hij heeft zijn sleutel later terug gevonden en de sleutel paste op het slot. Volgens hem is van een vervanging van het slot dan ook geen sprake. Bovendien zou hij voorafgaand aan de vervanging van het slot contact met hem worden opgenomen. Dit is niet gebeurd. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat een slot kan worden vervangen met behoud van dezelfde sleutel, zodat de kantonrechter aan dit verweer van [gedaagde] voorbij gaat. Voorts is het enkele feit dat geen contact met [gedaagde] is opgenomen alvorens tot vervanging over te gaan, onvoldoende om te oordelen dat [gedaagde] een bedrag van € 130,35 niet verschuldigd is. [gedaagde] had ook uit eigen beweging QSP ESS kunnen informeren over het feit dat hij de brievenbussleutel heeft terug gevonden.
4.10.
Uit het voorgaande volgt dat het volgende bedrag wordt toegewezen:
- huurachterstand € 3.819,81;
- afrekeningen servicekosten € 2.616,38;
- factuur vervangen brievenbusslot
€ 130,35;
totaal € 6.566,54
4.11.
Tot slot maakt QSP ESS aanspraak op betaling van de wettelijke rente van € 199,78 tot 25 oktober 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaalbedrag van
€ 6.566,54 vanaf 25 oktober tot de dag van volledige betaling. Deze vordering is door [gedaagde] niet betwist, zodat de wettelijke rente over toegewezen zoals gevorderd.
4.12.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van QSP ESS worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
1.017,00
(3 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.813,39

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde met ingang van heden,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om, binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, het gehuurde met alle personen en zaken die zich daar bevinden te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter algehele en vrije beschikking van QSP ESS te stellen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan QSP ESS te betalen een bedrag van € 6.766,32 aan vervallen huurtermijnen tot en met juni 2025 en vervallen rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 6.566,54 vanaf de diverse vervaldata tot aan de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om maandelijks aan QSP ESS te betalen een bedrag van
€ 779,91 vanaf juli 2025 tot aan de dag van ontruiming,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.813,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2025.
44356 \ 560