ECLI:NL:RBGEL:2025:8131

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
453541 FT RK 25-602
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkondiging van een afkoelingsperiode in de besloten akkoordprocedure van een vennootschap onder toezicht van de rechtbank

Op 17 juli 2025 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een beschikking gegeven in de zaak van de besloten vennootschappen [verzoekster 1] B.V. en [verzoekster 2] B.V. In deze procedure heeft verzoekster op 17 juni 2025 verklaringen ex artikel 370 lid 3 Faillissementswet (Fw) ingediend en gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement. Op 27 juni 2025 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw voor een periode van drie maanden. De rechtbank heeft op 30 juni 2025 een tijdelijke afkoelingsperiode afgekondigd en een zitting gepland voor de behandeling van het verzoek. Tijdens de zitting op 11 juli 2025 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de advocaat van verzoekster, mr. J. van den Dolder, en vertegenwoordigers van [naam bank]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afkoelingsperiode noodzakelijk is voor [verzoekster 1] om de onderneming voort te zetten en dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hierbij gediend zijn. Het verzoek ten aanzien van [verzoekster 2] is ingetrokken, omdat niet is gebleken dat een afkoelingsperiode voor deze vennootschap noodzakelijk is. De rechtbank heeft vervolgens de afkoelingsperiode voor [verzoekster 1] afgekondigd van 30 juni 2025 tot en met 30 september 2025, met de bepaling dat [naam bank] gedurende deze periode geen verhaal mag nemen. De beschikking is openbaar uitgesproken op 17 juli 2025.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Afdeling Privaatrecht – meervoudige kamer
Locatie: Zutphen
afkondigen afkoelingsperiode
rekestnummer: 453541 FT RK 25-602
uitspraakdatum: 17 juli 2025
beschikking op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 376 Faillissementswet (Fw) in de besloten akkoordprocedure van:
de besloten vennootschap
[verzoekster 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna ook te noemen: [verzoekster 1] ,
en
de besloten vennootschap
[verzoekster 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna ook te noemen: [verzoekster 2] ,
hierna tezamen ook te noemen: verzoekster
advocaat: mr. J. van den Dolder.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 17 juni 2025 verklaringen ex artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd.
1.2.
Verzoekster heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
1.3.
Verzoekster heeft op 27 juni 2025 ter griffie een verzoekschrift, met 13 bijlagen, ingediend tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw voor een periode van 3 maanden.
1.4.
Bij beschikking van 30 juni 2025 in deze procedure heeft de rechtbank bij wijze van tijdelijke voorziening een afkoelingsperiode afgekondigd. De rechtbank heeft daarbij tevens datum bepaald voor de behandeling van het onderhavige verzoek ter zitting en bepaald dat verzoekster onverwijld aan [naam bank] een kopie van de beschikking zal toezenden en haar wijst op de mogelijkheid om via een bij de griffier van de rechtbank Gelderland op te vragen link deel te nemen aan de zitting en een zienswijze te geven.
1.5.
[naam bank] heeft op 9 juli 2025 een schriftelijke zienswijze met negen producties ingediend.
1.6.
Het verzoek is op 11 juli 2025 in raadkamer, door middel van een videoverbinding, behandeld in aanwezigheid van:
- mr. Van den Dolder, voornoemd
- [bestuurder 1] , (indirect) bestuurder van [verzoekster 2] en [verzoekster 1]
- [bestuurder 2] , (indirect) bestuurder van [verzoekster 2] en [verzoekster 1]
- [naam 1] , namens [naam bank]
- [naam 2] , namens [naam bank]
- [naam 3] , adviseur van verzoekster, werkzaam bij [adviesbureau]
- [naam 4] , schuldeiser/financier
- [naam 5] , schuldeiser/financier.
Bij die gelegenheid hebben de aanwezigen het verzoek nader toegelicht, vragen van de rechtbank beantwoord en inlichtingen verstrekt.
1.7.
De rechtbank heeft haar beslissing bepaald op 25 juli 2025 of zoveel eerder als deze uitspraak gereed is.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster 1] exploiteert een restaurant en evenementenlocatie in [vestigingsplaats] . [verzoekster 2] is enig aandeelhouder van [verzoekster 1] .

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekster doet een verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw. Ter onderbouwing van het verzoek heeft verzoekster – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende aangevoerd.
3.2.
De huidige bestuurders van [verzoekster 1] zijn in 2023 aangetreden. Het restaurant was sinds 1994 niet meer gemoderniseerd. [naam bank] heeft financiering verstrekt. Onder meer door tegenvallers met de verbouwing, bijvoorbeeld vertraging waardoor kerst- en nieuwjaarsrecepties niet door konden gaan, zijn betalingsachterstanden ontstaan. [verzoekster 1] werkt thans met haar adviseurs aan een aanpassing van het businessplan (“ [verzoekster 1] 2.0”). Hieraan is het vinden van de structurele oplossing voor de schulden onlosmakelijk verbonden.
3.3.
Verzoekster stelt dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is omdat [naam bank] de financiering heeft opgezegd en opgeëist en omdat andere schuldeisers dreigen met verhaalsacties. Verzoekster stelt verder dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers worden gediend met de afkoelingsperiode.
3.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoekster het verzoek ten aanzien van [verzoekster 2] ingetrokken.

4.Zienwijze [naam bank]

4.1.
heeft toegelicht dat zij geen bezwaar heeft tegen een afkoelingsperiode. Zij heeft zich te allen tijde gedragen als een redelijke schuldeiser die nadrukkelijk oog heeft voor de positie en belangen van verzoekster. [naam bank] begrijpt dat er andere schuldeisers zijn die dreigen met verhaalsacties. Dat kan een rechtvaardiging zijn voor het verzoek om een afkoelingsperiode te gelasten, aldus [naam bank] .

5.De beoordeling

5.1.
In de genoemde beschikking van 30 juni 2025 heeft de rechtbank de beslotenheid van de akkoordprocedure en haar bevoegdheid tot behandeling van het verzoek vastgesteld.
5.2.
Op grond van artikel 376 Fw kan, nadat een verklaring als bedoeld in artikel 370 lid 3 Fw is gedeponeerd, door de schuldenaar of (indien die is aangewezen) door de herstructureringsdeskundige aan de rechtbank het verzoek worden gedaan om een afkoelingsperiode af te kondigen. Indien geen herstructureringsdeskundige is aangewezen en het verzoek door de schuldenaar is gedaan, dient het akkoord reeds te zijn aangeboden of dient de schuldenaar toe te zeggen dat binnen ten hoogste twee maanden een akkoord zal worden aangeboden. Verzoekster heeft toegezegd dat zij binnen twee maanden een akkoord zal aanbieden. Verzoekster kan dan ook worden ontvangen in haar verzoek om een afkoelingsperiode.
5.3.
Op grond van artikel 376 lid 4 Fw wordt het verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode toegewezen indien aan twee vereisten wordt voldaan, namelijk indien (1) summierlijk blijkt dat dit noodzakelijk is om de door de schuldenaar gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten en (2) summierlijk blijkt dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hierbij gediend zijn en dat de door de afkoelingsperiode getroffen derden niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad. Naar het oordeel van de rechtbank is wat betreft [verzoekster 1] aan beide eisen voldaan. Het volgende is daartoe van belang.
5.4.
Het is de rechtbank summierlijk gebleken dat voor [verzoekster 1] een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten. Er is namelijk gebleken dat er schuldeisers zijn die verhaalsacties ondernemen, dan wel het voornemen daartoe hebben.
5.5.
Niet gebleken is dat een afkoelingsperiode voor [verzoekster 2] noodzakelijk is, aangezien [verzoekster 2] alleen bij het verzoek is betrokken omdat [verzoekster 2] hoofdelijk verbonden is aan de schuld aan de [naam bank] . Ter zitting heeft [naam bank] verklaard geen verhaalsacties te zullen ondernemen. Gelet daarop heeft verzoekster het verzoek ten aanzien van [verzoekster 2] ingetrokken.
5.6.
Ook is summierlijk gebleken dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van [verzoekster 1] bij een afkoelingsperiode zijn gediend. Uit de stellingen van verzoekster volgt dat als het akkoord slaagt er een hogere uitkering aan schuldeisers zal volgen dan in geval van een faillissement.

6.De beslissing

De rechtbank:
kondigt voor [verzoekster 1] B.V. een afkoelingsperiode af zoals bedoeld in artikel 376 Fw voor een periode van drie maanden, van 30 juni 2025 tot en met 30 september 2025, die inhoudt:
  • dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen die tot het vermogen van verzoekster behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van verzoekster bevinden, niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt aangeboden,
  • dat de behandeling van een door een schuldeiser jegens verzoekster ingediend verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst dan wel geschorst blijft,
bepaalt dat [naam bank] gedurende afkoelingsperiode (ook) geen verhaal mag nemen door het (automatisch) incasseren van aflossingen danwel te verlangen dat verzoekster aflossingen voldoet,
verstaat dat [verzoekster 2] haar verzoek om een afkoelingsperiode heeft ingetrokken, zodat de bij voorlopige voorziening afgekondigde afkoelingsperiode ten aanzien van [verzoekster 2] , uit de beschikking van 30 juni 2025, per heden eindigt,
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Steverink (voorzitter), mr. A.E. de Vos en mr. M.C. Bosch rechters, en in aanwezigheid van mr. E. Stienissen griffier, in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2025.