2.1.[eisers in conv] vordert in conventie bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om:
[gedaagde 2 in conv] te veroordelen tot betaling aan [eiser 1 in conv] van € 14.607,52, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2025 tot de dag van volledige betaling en de buitengerechtelijke incassokosten van € 921,08;
[gedaagde 3 in conv] te veroordelen tot betaling aan [eiser 1 in conv] van € 12.398,28 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2025 tot de dag van volledige betaling en de buitengerechtelijke incassokosten van € 898,98;
[gedaagden in conv] hoofdelijk, des de een betalende de ander te zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling van € 4.753,00 zijnde het redelijk loon dat door hen op grond van bewaarneming aan [eiser 2 in conv] verschuldigd is en te vermeerderen met het loon van € 433,00 per maand vanaf april 2025 tot de vonnisdatum;
[gedaagden in conv] te veroordelen om binnen twee weken na betaling van het onder iii. genoemde loon, alle aan hen toekomende goederen bij [eiser 2 in conv] aan [adres en plaats] op te halen, alsook haar te veroordelen tot betaling aan [eiser 2 in conv] van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij in gebreke blijven hieraan te voldoen binnen twee weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis;
in het verlengde van het onder iv. gevorderde te bepalen dat het vonnis op de voet van artikel 3:300 lid 1 BW in de plaats treedt van de voor de uitlevering vereiste vrijwaring(sverklaring) door [gedaagden in conv] , althans dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte (onderhandse) akte waarin de vrijwaring wordt verleend door [gedaagden in conv] aan [eiser 2 in conv] en [eiser 3 in conv] voor alle mogelijke aanspraken van derden;
[gedaagden in conv] hoofdelijk, des de een betalende de ander te zijn bevrijd, te veroordelen in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na vonnisdatum tot de dag van volledige betaling.