In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 1 oktober 2025 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een huurwoning. De huurovereenkomst tussen de partijen, [opposant] en [geopposeerde], was aangegaan voor bepaalde tijd en eindigde op 14 augustus 2025. De huurder, [opposant], had een huurachterstand van € 7.000,00 en was niet in staat om de woning tijdig te ontruimen. De verhuurder, [geopposeerde], vorderde ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst rechtsgeldig was geëindigd en dat de huurder onrechtmatig in de woning verbleef. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een ontruimingstermijn van vier weken na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De kantonrechter heeft het verstekvonnis van 29 juli 2025 vernietigd en opnieuw uitspraak gedaan, waarbij de huurder in de proceskosten van zowel de verstekprocedure als de verzetprocedure werd veroordeeld.