ECLI:NL:RBGEL:2025:8253

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
24-1556
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen sanctie opgelegd voor rijden op voetpad met voertuig

Op 29 augustus 2025 heeft de kantonrechter M.E. Snijders uitspraak gedaan in een zaak waarbij de betrokkene, vertegenwoordigd door gemachtigde mr. B. de Jong, in beroep ging tegen een sanctie opgelegd door de officier van justitie. De sanctie was opgelegd wegens het rijden op een voetpad met een voertuig op 15 maart 2023 in Ede. De betrokkene stelde dat er geen voetgangers zichtbaar waren op de foto die als bewijs was overgelegd, en vroeg om matiging van het sanctiebedrag op basis van het evenredigheidsbeginsel. De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. J. Meerdink, betwistte dit en stelde dat de gedraging was verricht en dat de wetgever rekening had gehouden met het evenredigheidsbeginsel bij het vaststellen van de sanctietarieven. De kantonrechter concludeerde dat de gedraging inderdaad was verricht en dat de betrokkene aansprakelijk was. Echter, gezien de overschrijding van de redelijke termijn van 2 jaar, werd het sanctiebedrag met 25% gematigd. De kantonrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor verdere matiging op basis van het evenredigheidsbeginsel, omdat de verkeerssituatie op het moment van de overtreding niet als bijzondere persoonlijke omstandigheid kon worden aangemerkt. De beslissing werd gedeeltelijk gegrond verklaard, en de sanctie werd verlaagd tot € 120,-. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van proceskosten aan de betrokkene tot een bedrag van € 907,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

proces-verbaal/uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 11144952 \ BR VERZ 24-1556 \ 814
cjib-nr / registratienr [cjib-nummer] / [registratienummer]
zitting van 29 augustus 2025
proces-verbaal/beslissing inzake Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
[betrokkene]
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats]
betrokkene
gemachtigde mr. B. de Jong, Adviesbureau Skandara
tegen

de officier van justitie

De zaak is behandeld op de openbare zitting door de kantonrechter
mr. M.E. Snijders, bijgestaan door H. Jansen als griffier.
Namens de officier van justitie is aanwezig mr. J. Meerdink, medewerker van de Centrale Verwerkingseenheid Openbaar Ministerie als zittingsvertegenwoordiger, hierna te noemen de officier van justitie.
Gemachtigde is ter zitting verschenen.
Aan betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd vanwege het met het voertuig, met kenteken [kenteken] , rijden op voetpad, op 15 maart 2023 om 17.30 uur, te Ede, Maanderweg.
De kantonrechter vat, met verwijzing naar de beslissing van de officier van justitie en het ingediende beroepschrift, kort samen wat tussen partijen in geschil is.
Gemachtigde verklaart – zakelijk weergeven – het volgende:
Ter aanvulling op mijn beroepschrift stel ik dat op de foto geen voetganger zichtbaar is. Daarom verzoek ik, gelet op het evenredigheidsbeginsel, om matiging van het sanctiebedrag.
De officier van justitie verklaart – zakelijk weergegeven het volgende:
Betrokkene is het voetgangersgebied ingereden. Op basis van het zaakoverzicht en de foto kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Een instemmingsverklaring is geen op de zaak betrekking hebbend stuk en hoeft daarom niet aan het dossier te worden toegevoegd. Er is wel door het Openbaar Ministerie instemming aan de BOA verleend. Ik ga er vanuit dat de wetgever bij de sanctietarieven rekening heeft gehouden met het evenredigheidsbeginsel.
De gedraging is verricht. De redelijke termijn is overschreden. Ik verzoek de sanctie daarom met 25% te matigen en het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.
Gemachtigde reageert hierop als volgt:
Ik volg het standpunt van de officier van justitie niet helemaal. Het is wel van belang of er zich wel of geen voetgangers bevinden in het voetgangersgebied. Immers het sanctiebedrag is in beide gevallen € 160,-. In het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 juli 2025 (ECLI:NL:GHARL:2025:4719) stelt het hof vast dat de wetgever onvoldoende rekening heeft gehouden met het evenredigheidsbeginsel.
De kantonrechter sluit het onderzoek en doet uitspraak.

Gronden voor de beslissing

Het beroep is ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie met bovenvermeld CJIB nummer.
In Wahv-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB, in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Van de verweten gedraging bevindt zich een foto in het dossier.
De kantonrechter heeft geen reden te twijfelen aan de waarnemingen van de verbalisant.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de verweten gedraging verricht en betrokkene daarvoor aansprakelijk.
De kantonrechter gaat uit van de instemmingsverklaring die door het Openbaar Ministerie aan de BOA is verleend, zoals door de officier van justitie ter zitting is verklaard.
Evenals de officier van justitie is de kantonrechter van oordeel dat de wetgever wel met het evenredigheidsbeginsel rekening heeft gehouden. Dit betekent echter niet dat de kantonrechter niet tot matiging van het sanctiebedrag kan beslissen in een individueel geval op grond van het evenredigheidsbeginsel. De kantonrechter ziet echter in dit geval hiertoe geen aanleiding. Volgens de kantonrechter kan een beroep op dat beginsel slagen als iemand op grond van bijzondere persoonlijke omstandigheden bijvoorbeeld onevenredig zwaar wordt getroffen door de hoogte van de sanctie. Een beroep op de verkeerssituatie op het moment van de overtreding valt daar in beginsel niet onder. Dat zou immers betekenen dat iedereen de mate van gevaar van zijn verkeersgedrag zelf zou kunnen bepalen en de verkeersregels zijn er nu juist om dat te voorkomen.
De redelijke termijn van 2 jaar, als bedoeld in artikel 6 EVRM, is overschreden. Gelet op het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 juli 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:6369) wordt het sanctiebedrag met 25% gematigd.
Er zijn termen voor een proceskostenveroordeling voor de fase van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie.
De kantonrechter kent voor het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie en verschijning ter zitting 1 punt per proceshandeling toe, met een wegingsfactor van
0,5 – licht -. De officier van justitie zal derhalve worden veroordeeld in de kosten tot een bedrag van € 907,- ( 2 x € 907,- x 0,5).
Er zal daarom als volgt worden beslist.

Beslissing

De kantonrechter:
-verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
-wijzigt de bestreden beslissing, in die zin dat de sanctie wordt gematigd tot € 120,- (exclusief administratiekosten);
-verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
-bepaalt dat het CJIB de gestelde zekerheid gedeeltelijk aan betrokkene terugbetaalt;
-veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten aan betrokkene tot een bedrag van € 907,-.
Waarvan proces-verbaal,
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.E. Snijders, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, De kantonrechter,
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, doch alleen indien:
a. de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. het beroepschrift niet-ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift dient schriftelijk te worden ingediend bij de rechtbank Gelderland, Team strafrecht, Mulderzaken, kamer C.1.06, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem en dient door degene die beroep heeft ingesteld, of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend. Beroepschriften die per e-mail worden ingediend, kunnen gezien de wettelijke regeling niet in behandeling worden genomen.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarbij u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Een afschrift van deze uitspraak is aan betrokkene en de officier van justitie verzonden op: