ECLI:NL:RBGEL:2025:8261

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
24-1558
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen sanctie opgelegd voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op een bromfiets

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 29 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een sanctie opgelegd aan de betrokkene, die als bestuurder van een bromfiets op 3 augustus 2023 een mobiel elektronisch apparaat vasthield tijdens het rijden. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. B. de Jong, betwistte de opgelegde sanctie van € 260,- en deed een beroep op het evenredigheidsbeginsel, stellende dat er geen gevaar of hinder was veroorzaakt. De officier van justitie, mr. J. Meerdink, verdedigde de sanctie en verwees naar de ambtsedige verklaring van de verbalisant die de overtreding had vastgesteld. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging was verricht en dat de betrokkene aansprakelijk was. Echter, gezien de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, werd de sanctie met 25% gematigd tot € 195,-. De kantonrechter kende ook proceskosten toe aan de betrokkene, die door de officier van justitie vergoed dienden te worden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

proces-verbaal/uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 11144974 \ BR VERZ 24-1558 \ 814
cjib-nr / registratienr [cjib-nummer] / [registratienummer]
zitting van 29 augustus 2025
proces-verbaal/beslissing inzake Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van

[betrokkene]

wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats]
betrokkene
gemachtigde mr. B. de Jong, Adviesbureau Skandara
tegen

de officier van justitie

De zaak is behandeld op de openbare zitting door de kantonrechter
mr. M.E. Snijders, bijgestaan door H. Jansen als griffier.
Namens de officier van justitie is aanwezig, mr. J. Meerdink, medewerker van de Centrale Verwerkingseenheid Openbaar Ministerie als zittingsvertegenwoordiger, hierna te noemen de officier van justitie.
Gemachtigde is ter zitting verschenen.
De kantonrechter vat, met verwijzing naar de beslissing van de officier van justitie en het ingediende beroepschrift, kort samen wat tussen partijen in geschil is.
Aan betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd vanwege het als bestuurder van een bromfiets, met kenteken [kenteken] , tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden, op 3 augustus 2023 om 18.52 uur, te Arnhem, Hollandweg.
Gemachtigde verklaart – zakelijk weergegeven – het volgende:
Er is een sanctie opgelegd van € 260,-. Betrokkene reed op een snorfiets. Snelheid hierop is niet hoog. Er is niet aangegeven dat er gevaar en/of hinder is veroorzaakt. Ik doe daarom een beroep op het evenredigheidsbeginsel. Het Openbaar Ministerie geeft zelf aan dat sanctiebedragen in Mulderzaken ten opzichte van strafzaken te hoog zijn.
De officier van justitie verklaart – zakelijk weergegeven – het volgende:
De gedraging is verricht. De verbalisant heeft duidelijk verklaard wat hij heeft waargenomen. Ik twijfel daar niet aan. Een verbalisant weet echt wel het verschil tussen airpods en een mobiel. Het arrest waar gemachtigde op doelt (ECLI:NL:GHARL:2025:4719) ziet op sanctiebedragen per 1 maart 2024. In dit geval is de sanctie opgelegd in 2023. De redelijke termijn van berechting is overschreden. Ik verzoek de sanctie daarom te matigen met 25% en het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.
Gemachtigde reageert hierop als volgt:
In het arrest zijn ook de sanctiebedragen die in 2023 golden meegenomen.
De kantonrechter sluit het onderzoek en doet uitspraak.

Gronden voor de beslissing

De kantonrechter overweegt als volgt.
Het beroep is ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie met bovenvermeld CJIB nummer.
In Wahv-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB, in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
De verbalisant heeft zijn waarnemingen als volgt toegelicht:
“Ik zag dat de bestuurder tijdens het rijden een Iphone met de linkerhand vasthield. Ik zag namelijk dat betrokkene met linkerhand een telefoon in zijn handen had. Ik zag dat betrokkene dit deed terwijl hij met zijn snorfiets op het fietspad reed. Bij de staandehouding zag ik dat het een Iphone XR betrof die ik herkende als het apparaat dat de bestuurder rijdend heeft vastgehouden”.
De kantonrechter heeft, ondanks dat de gedraging wordt ontkend, geen reden te twijfelen aan de waarnemingen van de verbalisant. Naar het oordeel van de kantonrechter is de verweten gedraging verricht en betrokkene hiervoor aansprakelijk.
De kantonrechter is van oordeel dat de wetgever met het evenredigheidsbeginsel rekening heeft gehouden. Dit betekent echter niet dat de kantonrechter niet tot matiging van het sanctiebedrag kan beslissen in een individueel geval op grond van het evenredigheidsbeginsel. De kantonrechter ziet echter in dit geval hiertoe geen aanleiding. Volgens de kantonrechter kan een beroep op dat beginsel slagen als iemand op grond van bijzondere persoonlijke omstandigheden bijvoorbeeld onevenredig zwaar wordt getroffen door de hoogte van de sanctie. Een beroep op de verkeerssituatie op het moment van de overtreding valt daar in beginsel niet onder. Dat zou immers betekenen dat iedereen de mate van gevaar van zijn verkeersgedrag zelf zou kunnen bepalen en de verkeersregels zijn er nu juist om dat te voorkomen.
De redelijke termijn van 2 jaar, als bedoeld in artikel 6 EVRM, is overschreden. Gelet op het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 juli 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:6369) wordt het sanctiebedrag met 25% gematigd.
Er zijn termen voor een proceskostenveroordeling voor de fase van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie.
De kantonrechter kent voor het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie en verschijning ter zitting 1 punt per proceshandeling toe, met een wegingsfactor van 0,5
– licht -. Op grond van artikel 13a, tweede lid, van de Wahv wordt, nu de beslissing van de officier van justitie dateert van na 1 januari 2024, een vermenigvuldigingsfactor van 0,25 toegepast. De officier van justitie zal derhalve worden veroordeeld in de kosten tot een bedrag van € 226,75 ( 2 x € 907,- x 0,5 x 0.25).
Er zal daarom als volgt worden beslist.

Beslissing

De kantonrechter:
-verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
-wijzigt de bestreden beslissing, in die zin dat de sanctie wordt gematigd tot € 195,- (exclusief administratiekosten);
-verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
-bepaalt dat het CJIB de gestelde zekerheid gedeeltelijk aan betrokkene terugbetaalt;
-veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten aan betrokkene tot een bedrag van € 226,75.
Waarvan proces-verbaal,
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.E. Snijders, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, De kantonrechter,
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, doch alleen indien:
a. de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. het beroepschrift niet-ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift dient schriftelijk te worden ingediend bij de rechtbank Gelderland, Team strafrecht, Mulderzaken, kamer C.1.06, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem en dient door degene die beroep heeft ingesteld, of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend. Beroepschriften die per e-mail worden ingediend, kunnen gezien de wettelijke regeling niet in behandeling worden genomen.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarbij u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Een afschrift van deze uitspraak is aan betrokkene en de officier van justitie verzonden op: