10.De beslissing
verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 maanden;
bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 9 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
schorsing voorlopige hechtenis
beveelt de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van 3 oktober 2025
om 13.00 uur onder de volgende voorwaarden:
1. verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige
hechtenis onttrekken, indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen,
2. indien verdachte wegens het feit waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen tot
andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zal de verdachte
zich niet onttrekken aan de tenuitvoerlegging daarvan;
3. verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking
verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of zal een
identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter
inzage aanbieden;
4. verdachte zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
5. verdachte zal verschijnen op iedere oproep van politie en justitie;
6. verdachte meldt zich bij zijn toezichthouder van Tactus Reclassering binnen drie
dagen na het ingaan van de schorsing op het adres [adres 3] te [plaats 1] .
Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de
reclassering dat nodig vindt. Huisbezoeken kunnen onderdeel uitmaken van het
reclasseringstoezicht;
7. verdachte laat zich behandelen voor zijn middelenproblematiek door Tactus
Verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
Tevens laat verdachte zich behandelen voor zijn psychische problematiek bij
Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De
behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt zolang de reclassering dat
nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de
zorgverlener geeft voor de behandeling;
8. verdachte werkt mee aan de reeds ingezette ambulante woonbegeleiding van
Zorgplus of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. Verdachte
houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de
begeleiding. De begeleiding richt zich op het ondersteunen van verdachte bij
praktische zaken en er zullen huisbezoeken plaatsvinden;
9. verdachte werkt mee aan de reeds ingezette ambulante woonbegeleiding van
Zorgplus of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. Verdachte
houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de
begeleiding. De begeleiding richt zich op het ondersteunen van verdachte bij
praktische zaken en er zullen huisbezoeken plaatsvinden.
Verdachte is op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het adres
[adres 1] , [postcode 1] [plaats 2] . De reclassering stelt de precieze tijdstippen
vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de
start hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten
blok van twaalf uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding,
(vrijwilligers)werk of behandeling is dat twee uur. In de weekenden heeft verdachte
een aaneengesloten blok van vier uur per dag vrij te besteden. Verdachte werkt mee
aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is
[adres 1] , [postcode 1] , [plaats 2] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen
mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte gaat niet naar
het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de
elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar
Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen
of het locatiegebod laten vervallen. De aansluiting van het elektronische
monitoringmiddel kan plaatsvinden vanaf de derde werkdag nadat de reclassering is
geïnformeerd over de ingangsdatum. De aansluiting zal plaatsvinden op het
opgegeven verblijfadres;
10. verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van passende dagbesteding,
met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van
delictgedrag;
11. verdachte werkt me aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het
middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en
ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe
vaak verdachte wordt gecontroleerd;
12. verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de
medeverdachte: [medeverdachte] , geboren [geboortedag 2] 2006 te [geboorteplaats 2] ,
[adres 4] [postcode 2] [plaats 3] , zo lang de reclassering dat nodig acht.
vordering benadeelde partij [benadeelde]
veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[benadeelde] van € 529,42 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
- legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag te betalen van € 529,42 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 5 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
- bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1] van € 54,92 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
7 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1] van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
6 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] een bedrag te betalen van € 54,92 aan materiële schade en € 1.000,- aan smartengeld, beide vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. De datum voor de wettelijke rente van de materiële schade over € 54,92 gaat in op 7 september 2024. De datum voor de wettelijke rente van het smartengeld over
€ 1.000,- gaat in op 6 september 2024. Als dit totaalbedrag van € 1.054,92 niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 4]
veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4] van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
6 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 4] een bedrag te betalen van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2] van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
6 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] een bedrag te betalen van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 3]
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Verkroost, voorzitter, mr. H.C. Leemreize en mr. A.P. Sno, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 oktober 2025.
Mr. Leemreize is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.