ECLI:NL:RBGEL:2025:8275

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
502677825
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van diefstal met bedreiging met geweld, geen toepassing adolescentenstrafrecht

Op 3 oktober 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van diefstal met bedreiging met geweld. De zaak betreft een gewapende overval op een Domino's Pizza in [plaats 1] op 6 september 2024, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een kassalade met contant geld heeft weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die op het moment van de overval 19 jaar oud was, niet onder het adolescentenstrafrecht valt, maar onder het volwassenenstrafrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor materiële schade en smartengeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte. De rechtbank heeft de impact van de overval op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.026778.25
Datum uitspraak: 3 oktober 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2004 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. M.G. Eckhardt, advocaat in Den Haag.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 september 2024 te [plaats 1] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ongeveer 100 euro, althans enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan Domino’s
(gevestigd aan de [adres 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [getuige] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de winkel binnen te treden (waarin en/of waarbij voornoemde [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [getuige] aanwezig waren) en/of een (vuur)wapen op voornoemde [slachtoffer 1] te richten en/of te schreeuwen “geef die kassa” en/of “geef het geld”, althans woorden van soortgelijke strekking, en/of
- de kassalade te pakken en/of contant geld uit de kassa mee te nemen en/of
- (nadat hij naar buiten was gegaan en terwijl voornoemde [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [getuige] achter hem en/of zijn mededader aan gingen) met het (vuur)wapen in de lucht te schieten;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman integrale vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent dat hij betrokken was bij de overval. Ook bezien in onderlinge samenhang, is er geen bewijs dat verdachte dader 2 is. Het dossier bevat geen enkele objectieve informatie dat verdachte op de plaats delict was. Zijn naam wordt niet genoemd in de opgenomen telefoongesprekken van de medeverdachte. De conclusie van de politie uit het vergelijkend onderzoek naar de tattoo op de linker hand van verdachte is niet sterk. De enkele omstandigheid dat het uiterlijk van verdachte overeenkomsten heeft met het signalement van dader 2 is onvoldoende voor een bewezenverklaring. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [getuige] geen sprake is geweest zodat hiervoor vrijspraak moet volgen.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat twee personen op 6 september 2024 rond 22:00 uur een gewapende overval hebben gepleegd bij Domino’s Pizza aan de [adres 2] in [plaats 1] . [2] Daarbij werd een kassalade weggenomen met ongeveer € 50,- aan contant geld. [3]
Aangever [slachtoffer 1] , filiaalmanager bij Domino’s Pizza, heeft verklaard dat hij bij de balie stond en dat dader 1 een dun voorwerp, lijkend op een pistool, op hem richtte. Collega [slachtoffer 2] stond enkele meters achter hem zodat de loop ook in haar richting wees. De verdachten riepen: “Geef die kassa” [4] en “Geef het geld”. [5] Medewerker [slachtoffer 4] zat binnen bij de hoofdingang van de pizzeria via welke ingang de daders binnenkwamen en wegrenden, in de ruimte waar de overval plaatsvond. Hij zag dat dader 1 het (vuur)wapen richtte en hoorde hem dreigend roepen. [6]
In het dossier bevinden zich camerabeelden van de overval. Beschreven is dat op de beelden is te zien dat twee mannen, gekleed in donkerkleurige regenpakken en gezichtsbedekking, de pizzeria binnenrennen. Dader 1, de langste van de twee, richt bij binnenkomst direct een vuurwapen op een medewerker en laadt het wapen door, terwijl dader 2 de kassalade achter de balie pakt. Dader 2 is circa 1.70 meter lang, heeft een getinte huidskleur, dun postuur en op de rug van zijn linker hand is een tattoo zichtbaar . [7]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij een van de twee daders is. Ook heeft hij verklaard dat hij de langste is van hen twee en dat hij een (alarm)pistool op medewerkers van de pizzeria heeft gericht. [8] Mede op grond van de bekennende verklaring van verdachte [medeverdachte] , stelt de rechtbank vast dat hij dader 1 is.
Is verdachte [verdachte] dader 2?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte [verdachte] dader 2 is.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de mededader de avond van de overval heeft opgehaald in Arnhem , in [straatnaam] , en dat zij hierna samen op zijn scooter (kenteken [kenteken] ) van Arnhem naar [plaats 1] zijn gereden. Na de overval zijn zij samen op zijn scooter weggereden. [9] Op de telefoon van [broer van medeverdachte] , broer van verdachte [medeverdachte] , heeft de politie een filmpje aangetroffen dat is opgenomen op 6 september 2025 om 19:35 uur, aldus twee en een half uur vóór de overval. Op het filmpje zijn drie personen zittend op één scooter bij de Sonsbeeksingel in Arnhem te zien. De politie heeft beschreven dat de persoon die in het midden zit, een licht getinte huidskleur heeft en dat op de rug van zijn linker hand een tattoo zichtbaar is. [10] Verdachte heeft op de zitting van 19 september 2025 verklaard dat hij die persoon is. Hij was toen in Arnhem en zat met medeverdachte [medeverdachte] op diens scooter. [11] Ook heeft verdachte verklaard dat hij op de rug van zijn linker hand een tattoo van een roos heeft. [12] De politie heeft foto’s gemaakt van de tattoo van verdachte en deze vergeleken met de tattoo op de rug van de linker hand van dader 2, te zien op de camerabeelden. De politie heeft vervolgens geconcludeerd dat er sterke overeenkomsten zijn tussen de plaatsing van de tattoo en de vorm, lijnen van de bloembladen van de tattoo van verdachte met die van dader 2. [13]
In het dossier bevinden zich onderstaande telefoongesprekken van medeverdachte [medeverdachte] , opgenomen tijdens zijn verblijf in detentie:
11 december 2024
[medeverdachte] : ik moet mij op mijn zwakste punten in mijn leven niet laten
beïnvloeden door mensen zoals nigger
NNM5801: (...) was in eerste instantie toch niet idee naar Domino te gaan
[medeverdachte] : klopt (…)
NNM5801: als niet idee was en eerste idee mislukt
ga je toch niet gelijk luisteren
naar de nigger
[medeverdachte] : maar wat probleem was we waren al in [plaats 1] we waren
anderhalf uur door die kanker regen gereden [14]
12 december 2024 nummer van NNM4319 is in gebruik bij [broer van medeverdachte] [15]
NNM4319: Als jij vrij komt en gaat nog een oefoe plegen broer geef ik jou een
platte
[medeverdachte] : ik ga [verdachte] platte geven als ik vrij kom (…)
[medeverdachte] : Ik zei bro ik zei nog (....)
NNM4319: Niets uit leggen niets uitleggen
NNM4319: Ik weet al
[medeverdachte] : Ai ai ai je weet toch die ene nigger
NNM4319: ja
[medeverdachte] : Ik zei nog tegen die ene nigger, er ligt geen contant geld. Hij bleef
maar door zeuren, en toen is het faya gegaan en kwamen we er achter
dat er geen contant geld lag. [16]
16 december 2024
Bij NNMO932 zijn twee mannen aanwezig.
Samenvatting: [medeverdachte] legt uit dat hij met meerdere personen heeft gesproken en die hebben gezegd dat hij moet zitten als die andere nog niet is gepakt. (…)
[medeverdachte] : He Nigger ik heb gezegd over jou mattie dat hij waarschijnlijk in [straatnaam]
woont (…)
NNMO932: [straatnaam] waar is dat ook al weer
[medeverdachte] : [straatnaam] (…)
[medeverdachte] : He [naam 1]
wankelt [verdachte] uuu die niggereen beetje? [17]
16 december 2024
Samenvatting: NNM4319 vraagt aan [medeverdachte] of hij iets heeft verklaard over ‘nigger’.
[medeverdachte] : ik heb gezegd dat het idee was van de medeverdachte en dat ik er
in mee werd gesleept (…). Ik heb niet de dader genoemd. [18]
16 december 2024 Bij NNM5801zijn twee mannen aanwezig.
NNM5801: Jij hebt mij gesnitch
[medeverdachte] : nee ik heb helemaal niets gezegd man over niemand (…)
NNM: Bel mij op mijn nummer (…)
NNM: [telefoonnummer] [19]
Verdachte heeft op de zitting van 19 september 2015 verklaard dat hij gebruik maakte van telefoonnummer [telefoonnummer] en dat hij aanwezig was bij laatst genoemd telefoongesprek tussen verdachte [medeverdachte] en NNM5801. Ook heeft hij verklaard dat hij alleen door verdachte [medeverdachte] en diens broer [broer van medeverdachte] ‘nigger’ wordt genoemd. [20]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank leidt uit bovenstaande telefoongesprekken, bezien in onderling verband, af dat [medeverdachte] de overval heeft gepleegd samen met een persoon die door hem en zijn broer [broer van medeverdachte] ‘nigger’ wordt genoemd. Daarbij noemt hij ook de plaats waar hij de mededader voor de overval heeft opgehaald, te weten [straatnaam] . Voorts concludeert de rechtbank dat verdachte de persoon is die met ‘nigger’ wordt aangeduid. Zijn voornaam [verdachte] van [verdachte] wordt door medeverdachte [medeverdachte] expliciet genoemd in combinatie met ‘nigger’, waarna [medeverdachte] zich direct corrigeert omdat hij de naam/identiteit van de mededader duidelijk niet wil prijsgeven in de opgenomen gesprekken. Verdachte heeft ook bevestigd dat hij door medeverdachte [medeverdachte] en diens broer [broer van medeverdachte] ‘nigger’ wordt genoemd. Uit onderzoek van de politie blijkt bovendien dat de tattoo, een bloem, op de rug van de linker hand van verdachte sterk overeenkomt met de tattoo op de rug van de linker hand van dader 2. Ook overige uiterlijke kenmerken van verdachte, dun postuur, licht getint, kleiner dan medeverdachte [medeverdachte] , passen naar het oordeel van de rechtbank in het profiel van dader 2. Verdachte heeft voorts erkend dat hij een paar uur voor de overval nog samen met [medeverdachte] in Arnhem was en bij hem op de scooter zat, zijnde de scooter waarmee [medeverdachte] even later met de mededader van Arnhem naar [plaats 1] is gereden en waarmee beiden na de overval zijn gevlucht. Bovenstaande bewijsmiddelen, bezien in onderlinge samenhang, leiden de rechtbank tot de conclusie dat verdachte dader 2 is. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Dat bij het plegen van het feit tussen de verdachten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking ligt in de bewijsmiddelen besloten.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de diefstal met bedreiging met geweld ook gericht is geweest tegen Domino’s Pizza medewerker [slachtoffer 4] . Daarbij overweegt de rechtbank dat uit de hierboven opgenomen verklaring van [slachtoffer 4] volgt dat hij bij de overval aanwezig was. Dat niet kan worden vastgesteld dat het (alarm)pistool ook op hem gericht is geweest, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
Partiële vrijspraak
Wel zal de rechtbank verdachte vrijspreken van bedreiging met geweld tegen medewerker [slachtoffer 3] en getuige [getuige] . Niet kan worden vastgesteld dat de overval ook tegen hen was gericht. Daarbij overweegt de rechtbank dat uit de verklaring van [slachtoffer 3] volgt dat zij tijdens de overval aan het werk was in een andere ruimte en de overval niet heeft meegekregen. Zij hoorde wel geluiden maar dacht dat er iets was gevallen. Pas nadat de verdachten het pand hadden verlaten, vernam zij dat er een overval had plaatsgevonden toen een collega dit vertelde. Uit de verklaring van bezoeker [getuige] leidt de rechtbank af dat hij niet aanwezig was in de ruimte waar de overval plaatsvond maar dat hij buiten voor de pizzeria stond. Hij heeft de overval van buitenaf gezien.
Voorts ziet de rechtbank geen bewijs voor het gebruik van geweld door verdachten. Vast staat dat het (alarm)pistool van verdachten tijdens de vlucht is afgegaan. Verdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat het wapen per ongeluk is afgegaan doordat hij hiermee op de kassalade sloeg om deze (opnieuw) te openen. Wettig en overtuigend bewijs dat hij welbewust heeft geschoten om hiermee schrik aan te jagen ontbreekt. De rechtbank zal verdachte daarom eveneens vrijspreken van het laatste gedachtestreepje van de tenlastelegging.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks6 september 2024 te [plaats 1] ,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,ongeveer 50 euro,
althans enig geldbedrag,dat
/die geheel of ten deleaan Domino’s Pizza (gevestigd aan de [adres 2] ),
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3]en
/of[slachtoffer 4]
en/of [getuige],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken,
en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door
- de winkel binnen te treden (waarin
en/of waarbijvoornoemde [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] ,
[slachtoffer 3] ,en [slachtoffer 4]
en [getuige]aanwezig waren) en
/ofeen (vuur)wapen op voornoemde [slachtoffer 1] te richten en
/ofte schreeuwen “geef die kassa” en
/of“geef het geld”,
althans woorden van soortgelijke strekking,en
/of- de kassalade te pakken en
/ofcontant geld uit de kassa mee te nemen
en/of- (nadat hij naar buiten was gegaan en terwijl voornoemde [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [getuige] achter hem en/of zijn mededader aan gingen) met het (vuur)wapen in de lucht te schieten;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en te vergemakkelijken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Voorts verzet zij zich tegen het laten voortduren van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
Bij bewezenverklaring heeft de raadsman gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, aangevuld met een taakstraf en eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering vindt het onwenselijk als verdachte terug in detentie zou moeten. Hij heeft de afgelopen periode een positieve lijn laten zien. Ook is hij net vader geworden en de hechting tussen vader en kind is in deze fase essentieel. Bij oplegging van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf, heeft de raadsman verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis na de einduitspraak te laten voortduren.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met de mededader schuldig gemaakt aan een gewapende overval op Domino’s Pizza in [plaats 1] . Daarbij werd personeel bedreigd met een doorgeladen (alarm)pistool. De verdachten droegen gezichtsbedekkende kleding. Zij hebben de kassalade meegenomen met circa € 50 aan contant geld. Het handelen van verdachte heef veel impact gehad op de jonge medewerkers van wie sommigen nog minderjarig waren. Hij heeft hen hevige gevoelens van angst bezorgd. Zij hebben nog steeds last van paniekaanvallen, concentratie-en slaapproblemen en herbelevingen. Daarnaast zorgen feiten als deze in zijn algemeenheid voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zich bij zijn handelen heeft leiden laten door eigen financieel gewin en de negatieve gevolgen daarvan voor het personeel en aanwezige klant(en) op de koop toe heeft toegenomen.
Verdachte was ten tijde van het plegen van de overval 19 jaar. Gelet op zijn leeftijd heeft de rechtbank beoordeeld of toepassing van het adolescentenstrafrecht aangewezen is. In navolging van het advies van de reclassering ziet de rechtbank hiervoor geen aanknopingspunten zodat verdachte wordt bestraft volgens het volwassenstrafrecht.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij eerder is veroordeeld voor vermogensfeiten en het bewezenverklaarde heeft gepleegd terwijl hij in meerdere proeftijden liep.
De reclassering heeft onderzoek gedaan naar de persoon van verdachte en het volgende beschreven. Er is sprake van een beginnend patroon van vermogensdelicten die in ernst toenemen. De toenmalige financiële situatie van verdachte en zijn impulsiviteit hebben vermoedelijk bijgedragen aan het plegen van het delict. Positief is dat verdachte de afgelopen periode stappen heeft gezet om zijn leefgebieden verder te stabiliseren. Hij houdt zich aan de schorsingsvoorwaarden. Hij heeft inmiddels een schuldenregeling getroffen, heeft vast werk, is gestopt met blowen en hij draagt samen met zijn partner zorg voor hun pasgeboren kind. De kans op herhaling wordt ingeschat als gemiddeld zo lang verdachte niet ambulant is behandeld voor zijn impulsiviteit. De reclassering adviseert geen interventies om de reden dat verdachte in een andere strafzaak nog langere tijd onder toezicht staat in het kader van bijzondere voorwaarden waaronder ambulante behandeling.
Alles afwegend en rekening houdend met de leeftijd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden. De rechtbank realiseert zich dat deze straf het recent gestarte hulpverleningstraject en de positieve stappen van verdachte negatief zal kunnen doorkruisen maar een andere of lichtere straf(modaliteit) doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van het bewezenverklaarde feit. Bij de schorsing van de voorlopige hechtenis is verdachte er ook op gewezen dat bij een veroordeling de kans bestaat dat hij terug in detentie moet. In navolging van het advies van de reclassering zal de rechtbank aan het voorwaardelijk strafdeel geen bijzondere voorwaarden verbinden en volstaan met de algemene voorwaarde geen strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal wel bevelen dat de voorlopige hechtenis met ingang van de datum van de uitspraak (opnieuw) zal worden geschorst onder dezelfde voorwaarden als de huidige schorsingsvoorwaarden - met uitzondering van de voorwaarde ten aanzien van de aanwezigheidsplicht op de inhoudelijke behandeling - zodat verdachte gedurende de hoger beroepstermijn ingebed blijft in het lopende hulpverleningstraject. Gezien de jonge leeftijd van verdachte en het belang van het opbouwen van hechting met zijn pasgeboren kind weegt voor de rechtbank het persoonlijk belang van verdachte bij voortduren van de schorsing in die zin zwaarder dan het strafvorderlijk belang bij het opheffen daarvan.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend en verzocht deze hoofdelijk toe te wijzen.
[benadeelde] , eigenaar van Domino’s Pizza in [plaats 1] , vordert in totaal € 734,09 aan materiële schade, bestaande uit de volgende posten: € 209,48 voor de weggenomen kassalade, € 254,67 aan kassatekort en € 269,94 aan reiskosten naar de pizzeria voor ondersteuning van het personeel gedurende de eerste dagen na de overval.
Benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 54,92 aan materiële schade voor gederfde inkomsten omdat hij door de psychische impact van de overval de volgende dag niet heeft kunnen werken. Daarnaast vordert hij € 1.500 aan smartengeld.
De benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] vorderen elk
eveneens € 1.500,- aan smartengeld.
Verder hebben de benadeelden verzocht om toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen hoofdelijk kunnen worden toegewezen. Zij acht de vorderingen voldoende onderbouwd met uitzondering van de schadepost van benadeelde partij [benadeelde] van € 254,65 aan kassatekort waarvoor niet-ontvankelijkheid moet volgen. Verder heeft de officier van justitie verzocht om toekenning van de wettelijke rente en hoofdelijke oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering vanwege de bepleite integrale dan wel partiële vrijspraak. Subsidiair is de bevoegdheid van [benadeelde] om namens Domino’s Pizza [plaats 1] schade te vorderen, betwist. Ook is aangevoerd dat de hoogte van het door [benadeelde] gevorderde kassatekort niet strookt met de inhoud van het dossier. Het door de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] gevorderde smartengeld moet volgens de raadsman worden afgewezen, niet-ontvankelijkheid worden verklaard dan wel worden gematigd omdat de in de vorderingen genoemde psychische schade bij gebrek aan medische stukken onvoldoende is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de door benadeelde partijen [benadeelde] en [slachtoffer 1] gevorderde materiële schade overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade hebben geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Voorop gesteld wordt dat uit het proces-verbaal van verhoor getuige van [benadeelde] en het bij de vordering gevoegde bedrijfsuittreksel afdoende naar voren komt dat [benadeelde] eigenaar is van Domino’s Pizza in [plaats 1] en in die hoedanigheid bevoegd is om namens het restaurant schade te vorderen. De rechtbank acht de materiële schade van benadeelde partij [benadeelde] voldoende onderbouwd met uitzondering van de hoogte van het gevorderde kassatekort. Het bedrag van € 269,94 vindt geen enkele steun in het dossier. De rechtbank acht alleen het bewezen verklaarde weggenomen kassabedrag van € 50,-toewijsbaar. De vordering van benadeelde partij [benadeelde] wordt aldus toegewezen tot een totaalbedrag van (€ 209,48 + € 254,67 + € 50,-) € 529,42. Verdachte is over dit bedrag wettelijke rente verschuldigd vanaf 6 september 2025. Voor het overige deel van de vordering volgt niet-ontvankelijkheid.
De door benadeelde partij [slachtoffer 1] gevorderde materiële schade van € 54,92 aan gederfde inkomsten is niet betwist en gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit billijk zodat deze schade wordt toegewezen. Verdachte is over dit bedrag wettelijke rente verschuldigd vanaf 7 september 2025.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) onder meer recht op vergoeding van smartengeld in het geval deze op andere wijze in de persoon is aangetast. Van aantasting in de persoon op andere wijze is onder meer sprake bij geestelijk letsel of bij een diepe inbreuk op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van de benadeelde partij.
Op basis van de bewezenverklaring en wat ter zitting over de vorderingen is besproken, is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. [slachtoffer 1] heeft bij de overval een doorgeladen (alarm)pistool op zich gericht gehad. [naam 2] stond een paar meter achter [slachtoffer 1] waardoor de loop ook in haar richting wees. [slachtoffer 4] bevond zich in dezelfde ruimte en heeft de overval van zeer nabij meegemaakt.
Verdachte heeft door het bewezenverklaarde een diepe inbreuk gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] . Dit is aan verdachte toe te rekenen. Ook zonder medische stukken, acht de rechtbank op grond van de inhoud van de vorderingen en hetgeen ter zitting is besproken, voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelden hierdoor psychische schade hebben geleden. [slachtoffer 1] , filiaalmanager bij Domino’s Pizza in [plaats 1] , heeft tijdens de overval intense angst ervaren en heeft nog regelmatig last van herbelevingen. [slachtoffer 2] heeft door het handelen van verdachten last van paniekaanvallen en flashbacks. [slachtoffer 4] heeft als gevolg van het feit enige tijd last gehad van slaap- en concentratieproblemen Gelet op de aard, de ernst en impact van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in soortgelijke zaken toewijzen, zal de rechtbank het smartengeld voor benadeelde [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bepalen op € 1.000 elk. Verdachte is over deze bedragen wettelijke rente verschuldigd vanaf 6 september 2024.
De benadeelden [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] worden voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Zij kunnen dit deel van de vordering nog voorleggen aan de burgerlijke rechter.
Vordering van [slachtoffer 3]
Ten aanzien van de vordering van benadeelde [slachtoffer 3] overweegt de rechtbank het volgende. Zoals hierboven bij de bewezenverklaring reeds uiteen is gezet, is het handelen van verdachte(n) niet tegen haar gericht geweest zodat van een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW jegens haar geen sprake is. Verder volgt haar getuigenverklaring dat zij na de overval in paniek raakte toen zij buiten een harde knal hoorde – naar later blijkt - afkomstig uit het (alarm)pistool. Zoals eerder al is overwegen, acht de rechtbank niet bewezen dat de medeverdachte opzettelijk heeft geschoten om hiermee schrik aan te jagen. Nu niet kan worden vastgesteld dat de schade van benadeelde partij [slachtoffer 3] rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde, moet de rechtbank haar niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering. De benadeelde kan de vordering nog voorleggen aan de burgerlijke rechter.
Hoofdelijkheid
Nu hoofdelijkheid is gevorderd, kunnen verdachte en de medeverdachte ieder voor het toegewezen schadebedrag worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
Proceskosten
Nu de vorderingen van [benadeelde] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] worden toegewezen, zal verdachte ook worden veroordeeld in de kosten die zij hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken, tot nu toe begroot op nul.
Hoofdelijke oplegging schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank acht het wenselijk dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert. De rechtbank zal daarom aan verdachte, eveneens hoofdelijk, de maatregel tot schadevergoeding opleggen tot € 529,42 voor [benadeelde] , tot € 1.054,92 voor [slachtoffer 1] , tot € 1.000 voor [slachtoffer 4] en tot € 1.000 voor [slachtoffer 2] , te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld. (Eventuele) toegekende proceskosten zijn daar niet bij ingegrepen. De rechtbank zal daarbij het aantal dagen gijzeling bepalen- verdeeld over de twee verdachten - die kunnen worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt. Toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 9 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
schorsing voorlopige hechtenis
 beveelt de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van 3 oktober 2025
om 13.00 uur onder de volgende voorwaarden:
1. verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige
hechtenis onttrekken, indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen,
2. indien verdachte wegens het feit waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen tot
andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zal de verdachte
zich niet onttrekken aan de tenuitvoerlegging daarvan;
3. verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking
verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of zal een
identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter
inzage aanbieden;
4. verdachte zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
5. verdachte zal verschijnen op iedere oproep van politie en justitie;
6. verdachte meldt zich bij zijn toezichthouder van Tactus Reclassering binnen drie
dagen na het ingaan van de schorsing op het adres [adres 3] te [plaats 1] .
Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de
reclassering dat nodig vindt. Huisbezoeken kunnen onderdeel uitmaken van het
reclasseringstoezicht;
7. verdachte laat zich behandelen voor zijn middelenproblematiek door Tactus
Verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
Tevens laat verdachte zich behandelen voor zijn psychische problematiek bij
Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De
behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt zolang de reclassering dat
nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de
zorgverlener geeft voor de behandeling;
8. verdachte werkt mee aan de reeds ingezette ambulante woonbegeleiding van
Zorgplus of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. Verdachte
houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de
begeleiding. De begeleiding richt zich op het ondersteunen van verdachte bij
praktische zaken en er zullen huisbezoeken plaatsvinden;
9. verdachte werkt mee aan de reeds ingezette ambulante woonbegeleiding van
Zorgplus of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. Verdachte
houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de
begeleiding. De begeleiding richt zich op het ondersteunen van verdachte bij
praktische zaken en er zullen huisbezoeken plaatsvinden.
Verdachte is op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het adres
[adres 1] , [postcode 1] [plaats 2] . De reclassering stelt de precieze tijdstippen
vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de
start hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten
blok van twaalf uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding,
(vrijwilligers)werk of behandeling is dat twee uur. In de weekenden heeft verdachte
een aaneengesloten blok van vier uur per dag vrij te besteden. Verdachte werkt mee
aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is
[adres 1] , [postcode 1] , [plaats 2] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen
mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte gaat niet naar
het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de
elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar
Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen
of het locatiegebod laten vervallen. De aansluiting van het elektronische
monitoringmiddel kan plaatsvinden vanaf de derde werkdag nadat de reclassering is
geïnformeerd over de ingangsdatum. De aansluiting zal plaatsvinden op het
opgegeven verblijfadres;
10. verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van passende dagbesteding,
met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van
delictgedrag;
11. verdachte werkt me aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het
middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en
ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe
vaak verdachte wordt gecontroleerd;
12. verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de
medeverdachte: [medeverdachte] , geboren [geboortedag 2] 2006 te [geboorteplaats 2] ,
[adres 4] [postcode 2] [plaats 3] , zo lang de reclassering dat nodig acht.
vordering benadeelde partij [benadeelde]
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[benadeelde] van € 529,42 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag te betalen van € 529,42 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 5 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1] van € 54,92 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
7 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1] van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
6 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] een bedrag te betalen van € 54,92 aan materiële schade en € 1.000,- aan smartengeld, beide vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. De datum voor de wettelijke rente van de materiële schade over € 54,92 gaat in op 7 september 2024. De datum voor de wettelijke rente van het smartengeld over
€ 1.000,- gaat in op 6 september 2024. Als dit totaalbedrag van € 1.054,92 niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 4]
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4] van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
6 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 4] een bedrag te betalen van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2] van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
6 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] een bedrag te betalen van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 3]
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Verkroost, voorzitter, mr. H.C. Leemreize en mr. A.P. Sno, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 oktober 2025.
Mr. Leemreize is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 202503241008, gesloten op 24 maart 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte p. 213, gelezen in onderlinge samenhang met proces-verbaal van bevindingen 276.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 256.
4.Proces-verbaal van aangifte p. 213-214.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 225.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 233.
7.Proces-verbaal van bevindingen p. 276-280.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 81 en 83.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 81-83.
10.Proces-verbaal van bevindingen p. 504-505.
11.Verklaring van verdachte afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 137.
13.Proces-verbaal van bevindingen p. 466-467.
14.Telio-gesprek sessienr. 60 p. 443.
15.Proces-verbaal van bevindingen p. 503.
16.Telio-gesprek sessienr. 58 p. 444.
17.Telio-gesprek sessienr. 2 p. 453-454.
18.Telio-gesprek sessienr. 5 p. 451.
19.Telio-gesprek sessienr. 3 p. 452.
20.Verklaring van verdachte afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 19 september 2025 en proces-verbaal van verhoor verdachte p. 136.