ECLI:NL:RBGEL:2025:8277

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
537603024
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van diefstal met bedreiging met geweld, toepassing volwassenenstrafrecht en toewijzing vorderingen benadeelde partij

Op 3 oktober 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met bedreiging met geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een of meer anderen, op 6 september 2024 te [plaats 1] een gewapende overval heeft gepleegd op een Domino's Pizza, waarbij personeel werd bedreigd met een (alarm)pistool. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen meerdere personen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft geen toepassing van het adolescentenstrafrecht toegepast, maar het volwassenenstrafrecht, gezien de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding ingediend door benadeelde partijen, waaronder de eigenaar van Domino's Pizza en medewerkers die schade hebben geleden door de overval. De rechtbank heeft deze vorderingen grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele onderdelen die niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd aan de verdachte, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.376030.24
Datum uitspraak : 3 oktober 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2006 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] .
Raadsman: mr. A. Zeeman, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 september 2024 te [plaats 1] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ongeveer 100 euro, althans enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan Domino’s
(gevestigd aan de [adres 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [getuige] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de winkel binnen te treden (waarin en/of waarbij voornoemde [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [getuige] aanwezig waren) en/of een (vuur)wapen op voornoemde [slachtoffer 1] te richten en/of te schreeuwen “geef die kassa” en/of “geef het geld”, althans woorden van soortgelijke strekking, en/of
- de kassalade te pakken en/of contant geld uit de kassa mee te nemen en/of
- (nadat hij naar buiten was gegaan en terwijl voornoemde [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [getuige] achter hem en/of zijn mededader aan gingen) met het (vuur)wapen in de lucht te schieten;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit. Aangevoerd is dat verdachten geen geweld hebben gebruikt. Dat het wapen na de overval buiten is afgegaan was geen doelbewuste actie van verdachte maar kwam doordat hij met het wapen op de kassalade sloeg. Voorts is van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [getuige] geen sprake geweest. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft de ten laste gelegde handelingen die bewezen worden verklaard, bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 213-214;
- het proces-verbaal van verhoor getuige van [slachtoffer 2] , p. 224-225;
- het proces-verbaal van verhoor getuige van [slachtoffer 4] , p. 233;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 september 2025;
- het proces-verbaal van verhoor getuige van [benadeelde] , p. 256.
Aanvullende bewijsoverweging
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de diefstal met bedreiging met geweld ook gericht is geweest tegen Domino’s Pizza medewerker [slachtoffer 4] . Daarbij overweegt de rechtbank dat uit de hierboven opgesomde verklaring van [slachtoffer 4] volgt dat hij de overval van zeer nabij heeft meegemaakt. Hij zat binnen bij de hoofdingang van de pizzeria via welke ingang de daders binnenkwamen en wegrenden. Hij zat dus in dezelfde ruimte waar de overval plaatsvond. Hij zag dat verdachte het (vuur)wapen richtte en hoorde hem dreigend roepen. Dat niet kan worden vastgesteld dat het (alarm)pistool ook op hem gericht is geweest, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
Partiële vrijspraak
Wel zal de rechtbank verdachte vrijspreken van bedreiging met geweld tegen medewerker [slachtoffer 3] en getuige [getuige] . Niet kan worden vastgesteld dat de overval ook tegen hen was gericht. Daarbij overweegt de rechtbank dat uit de verklaring van [slachtoffer 3] volgt dat zij tijdens de overval aan het werk was in een andere ruimte en de overval niet heeft meegekregen. Zij hoorde wel geluiden maar dacht dat er iets was gevallen. Pas nadat de verdachten het pand hadden verlaten, vernam zij dat er een overval had plaatsgevonden toen een collega dit vertelde. Uit de verklaring van bezoeker [getuige] leidt de rechtbank af dat hij niet aanwezig was in de ruimte waar de overval plaatsvond maar dat hij buiten voor de pizzeria stond. Hij heeft de overval van buitenaf zien gebeuren. Voorts ziet de rechtbank geen bewijs voor het gebruik van geweld door verdachten. Vast staat dat het (alarm)pistool van verdachten tijdens de vlucht is afgegaan. Verdachte heeft verklaard dat het wapen per ongeluk is afgegaan doordat hij hiermee op de kassalade sloeg om deze (opnieuw) te openen. Wettig en overtuigend bewijs dat hij welbewust heeft geschoten om hiermee schrik aan te jagen ontbreekt. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van het laatste gedachtestreepje van de tenlastelegging.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks6 september 2024 te [plaats 1] ,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,ongeveer 50 euro,
althans enig geldbedrag,dat
/die geheel of ten deleaan Domino’s Pizza (gevestigd aan de [adres 2] ),
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3]en
/of[slachtoffer 4]
en/of [getuige],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken,
en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door
- de winkel binnen te treden (waarin
en/of waarbijvoornoemde [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] ,
[slachtoffer 3] ,en [slachtoffer 4]
en [getuige]aanwezig waren) en
/ofeen (vuur)wapen op voornoemde [slachtoffer 1] te richten en
/ofte schreeuwen “geef die kassa” en
/of“geef het geld”,
althans woorden van soortgelijke strekking,en
/of- de kassalade te pakken en
/ofcontant geld uit de kassa mee te nemen
en/of- (nadat hij naar buiten was gegaan en terwijl voornoemde [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [getuige] achter hem en/of zijn mededader aan gingen) met het (vuur)wapen in de lucht te schieten;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en te vergemakkelijken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte met toepassing van het volwassenenstrafrecht wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarbij heeft de officier van justitie verzocht om oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd en deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De officier van justitie verzet zich tegen het laten voortduren van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor toepassing van het adolescentenstrafrecht en heeft daarnaast verzocht de duur van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf te beperken tot de tijd doorgebracht in voorarrest. Daarbij heeft hij gewezen op de leeftijd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte alsmede wetenschappelijke informatie over de ontwikkeling van het brein van jongeren en rechterlijke uitspraken in andere geweldszaken. Verdachte heeft gedurende de schorsing een positieve ontwikkeling doorgemaakt, zoals uitgebreid beschreven door de reclassering. Een langere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zal deze opwaartse lijn teniet doen. De verdediging verzet zich niet tegen oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport van 5 september 2025. Ook is verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis te laten voortduren.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met de mededader schuldig gemaakt aan een gewapende overval op Domino’s Pizza in [plaats 1] . Daarbij heeft hij personeel bedreigd met een doorgeladen (alarm)pistool. De twee verdachten droegen gezichtsbedekkende kleding. Zij hebben de kassalade meegenomen met daarin circa € 50 aan contant geld. Het handelen van verdachte heeft veel impact gehad op de jonge medewerkers van wie sommigen nog minderjarig waren. Hij heeft hen hevige gevoelens van angst bezorgd. Zij hebben nog steeds last van paniekaanvallen, concentratie- en slaapproblemen en herbelevingen. Daarnaast zorgen feiten als deze in zijn algemeenheid voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zich bij het plegen van het bewezenverklaarde heeft laten leiden door eigen financieel gewin en dat de negatieve gevolgen daarvan voor het personeel en (potentieel) aanwezige klanten daaraan onderschikt waren.
In het voordeel van verdachte pleit dat hij de ernst van zijn handelen inmiddels inziet en berouw toont naar de slachtoffers toe. In zijn nadeel weegt de rechtbank mee dat hij eerder is veroordeeld en bestraft voor geweldsfeiten.
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit net 18 jaar. Gelet op de leeftijd, de psychosociale kwetsbaarheden en het ontwikkelingsniveau van verdachte, heeft de reclassering onderzocht of toepassing van het adolescentenstrafrecht (ASR) passend is. Bij dit onderzoek heeft de reclassering betrokken dat bij verdachte sprake is van emotionele instabiliteit, impulsiviteit, beïnvloedbaarheid en ADD. Ook de persoonlijke omstandigheden die de verdediging naar voren heeft gebracht, zijn door de reclassering meegewogen. De ernst van het feit, de aanwezigheid van antisociale persoonlijkheidskenmerken en de omstandigheid dat eerdere pedagogische maatregelen binnen het jeugdstrafrecht onvoldoende gedragsverandering hebben opgeleverd, wegen in de beoordeling echter zwaarder. De reclassering heeft om die reden toepassing van het volwassenenstrafrecht geadviseerd. Bovendien zijn specifieke voorwaarden vanuit het jeugdstrafrecht volgens de reclassering niet langer nodig en kan binnen het volwassenenstrafrecht beter worden ingespeeld op de forensische zorgbehoefte van verdachte. De door de raadsman aangevoerde wetenschappelijke informatie leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De wetgever heeft bij de invoering van het ASR niet gekozen voor een stelsel waarin alle jongvolwassenen of 18-jarigen nog als individuen in ontwikkeling worden beschouwd. De rechterlijke uitspraken waarnaar de verdediging heeft verwezen acht de rechtbank niet één op één toepasbaar in deze zaak. Verdachte zal dan ook worden bestraft met toepassing van het volwassenenstrafrecht.
Uit de rapporten van de reclassering komt ook naar voren dat verdachte zich het afgelopen half jaar positief heeft ontwikkeld en zich heeft gehouden aan de opgelegde schorsingsvoorwaarden. Hij woont begeleid, is begonnen aan een opleiding en werkt. Ook heeft hij een schuldenregeling getroffen. Verder is beschreven dat verdachte in juni is gestart met ambulante behandeling bij Kairos in verband met impulsiviteit, beïnvloedbaarheid en emotieregulatie; factoren die delictgerelateerd worden geacht. Zonder behandeling en ondersteuning schat de reclassering de kans op herhaling in als gemiddeld. Middelengebruik (cannabis, incidenteel cocaïne) is een aandachtsgebied. Verdachte maakt een gemotiveerde indruk om zijn leven verder op orde te krijgen, aldus de reclassering. Ook op de zitting van 19 september 2025 heeft verdachte laten zien dat hij gemotiveerd is om met hulp van de reclassering verder aan zijn toekomst te werken.
Alles afwegend en rekening houdend met de leeftijd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden. De rechtbank realiseert zich dat deze straf het gestarte hulpverleningstraject en de recente positieve ontwikkeling van verdachte negatief zal kunnen doorkruisen. Een andere of lichtere straf doet naar het oordeel van de rechtbank echter geen recht aan de ernst van het bewezenverklaarde feit. Bij de schorsing van de voorlopige hechtenis is verdachte er voorts op gewezen dat bij een veroordeling de kans bestaat dat hij terug in detentie moet.
Om de kans op herhaling te beperken en verdachte te ondersteunen en te stimuleren zijn leven verder op de rit te krijgen, zal de rechtbank naast de algemene voorwaarden een uitgebreid pakket aan bijzondere voorwaarden opleggen, zoals de reclassering heeft geadviseerd. Deze voorwaarden bestaan uit een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan ambulante behandeling, begeleid wonen, een zinvolle dagbesteding, middelencontrole om zijn drugsgebruik te beheersen, inzicht geven in zijn financiën, zo lang de reclassering dat nodig acht. Ook mag verdachte zich niet vestigen op een ander adres zonder toestemming van de reclassering. De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten voor het opleggen van een gebiedsverbod voor het centrum van [plaats 1] .
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat er zonder de juiste begeleiding en behandeling ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal begaan. Als verdachte voor zijn problematiek niet wordt behandeld en begeleid, bestaat het risico dat hij opnieuw vervalt in het plegen van strafbare feiten. Dit geldt temeer nu verdachte eerder is veroordeeld en bestraft voor geweldsfeiten en vervolgens in een opwelling samen met de medeverdachte besluit Domino’s Pizza te overvallen. Hij liet zich daarbij een (alarm)pistool in de hand drukken en durfde zich niet meer terug te trekken uit angst voor de reactie van de medeverdachte.
De rechtbank zal de geschorste voorlopige hechtenis niet opheffen, maar onder de bestaande voorwaarden laten doorlopen, zodat verdachte gedurende de hoger beroepstermijn ingebed blijft in het lopende hulpverleningstraject. Gezien de jonge leeftijd van verdachte en het vooralsnog gunstige verloop van het schorsingstoezicht weegt voor de rechtbank het persoonlijk belang van verdachte bij voortduren van de schorsing in die zin zwaarder dan het strafvorderlijk belang bij het opheffen daarvan.
Gelet op het voorgaande, ziet de rechtbank geen aanleiding te bevelen dat de op te leggen bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, nu de daarmee te dienen doelen door de schorsingsvoorwaarden voldoende worden gediend.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend en verzocht deze hoofdelijk toe te wijzen.
[benadeelde] , eigenaar van Domino’s Pizza in [plaats 1] , vordert in totaal € 734,09 aan materiële schade, bestaande uit de volgende posten: € 209,48 voor de weggenomen kassalade, € 254,67 aan kassatekort en € 269,94 aan reiskosten naar de pizzeria voor ondersteuning van het personeel gedurende de eerste dagen na de overval.
Benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 54,92 aan materiële schade voor gederfde inkomsten omdat hij door de psychische impact van de overval de volgende dag niet heeft kunnen werken. Daarnaast vordert hij € 1.500 aan smartengeld.
De benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] vorderen elk
eveneens € 1.500,- aan smartengeld.
Verder hebben de benadeelden verzocht om toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen hoofdelijk kunnen worden toegewezen. Zij acht de vorderingen voldoende onderbouwd met uitzondering van de schadepost van benadeelde partij [benadeelde] van € 254,65 aan kassatekort waarvoor niet-ontvankelijkheid moet volgen. Verder heeft de officier van justitie verzocht om toekenning van de wettelijke rente en hoofdelijke oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich onder verwijzing naar de bepleite partiële vrijspraak op het standpunt gesteld dat de vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, dan wel moeten worden gematigd. Ten aanzien van de vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [benadeelde] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het kassatekort waarvoor niet-ontvankelijkheid moet volgen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de door benadeelde partijen [benadeelde] en [slachtoffer 1] gevorderde materiële schade overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade hebben geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank acht de materiële schade van benadeelde partij [benadeelde] voldoende onderbouwd, met uitzondering van de hoogte van het gevorderde kassatekort. Het bedrag van € 269,94 vindt geen enkele steun in het dossier. De rechtbank acht daarom alleen het bewezen verklaarde weggenomen kassabedrag van € 50,- toewijsbaar. De vordering van benadeelde partij [benadeelde] wordt aldus toegewezen tot een totaalbedrag van (€ 209,48 +
€ 254,67 + € 50,-) € 529,42. Verdachte is over dit bedrag wettelijke rente verschuldigd vanaf 6 september 2025. Voor het overige deel van de vordering volgt niet-ontvankelijkheid.
De door benadeelde partij [slachtoffer 1] gevorderde materiële schade van € 54,92 aan gederfde inkomsten is niet betwist en gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit billijk zodat deze schade wordt toegewezen. Verdachte is over dit bedrag wettelijke rente verschuldigd vanaf 7 september 2025.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) onder meer recht op vergoeding van smartengeld in het geval deze op andere wijze in de persoon is aangetast. Van aantasting in de persoon op andere wijze is onder meer sprake bij geestelijk letsel of bij een diepe inbreuk op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van de benadeelde partij.
Op basis van de bewezenverklaring en wat ter zitting over de vorderingen is besproken, is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. [slachtoffer 1] heeft bij de overval een doorgeladen (alarm)pistool op zich gericht gehad. [naam] stond een paar meter achter [slachtoffer 1] waardoor de loop ook in haar richting wees. [slachtoffer 4] bevond zich in dezelfde ruimte en heeft de overval van zeer nabij meegemaakt.
Verdachte heeft door het bewezenverklaarde een diepe inbreuk gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] . Dit is aan verdachte toe te rekenen. Ook zonder medische stukken, acht de rechtbank op grond van de inhoud van de vorderingen en hetgeen ter zitting is besproken, voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelden hierdoor psychische schade hebben geleden. [slachtoffer 1] , filiaalmanager bij Domino’s Pizza in [plaats 1] , heeft tijdens de overval intense angst ervaren en heeft nog regelmatig last van herbelevingen. [slachtoffer 2] heeft door het handelen van verdachten last van paniekaanvallen en flashbacks. [slachtoffer 4] heeft als gevolg van het feit enige tijd last gehad van slaap- en concentratieproblemen. Gelet op de aard, de ernst en impact van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in soortgelijke zaken toewijzen, zal de rechtbank het smartengeld voor benadeelde [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bepalen op € 1.000 elk. Verdachte is over deze bedragen wettelijke rente verschuldigd vanaf 6 september 2024.
De benadeelden [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] worden voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Zij kunnen dit deel van de vordering nog voorleggen aan de civiele rechter.
Vordering van [slachtoffer 3]
Ten aanzien van de vordering van benadeelde [slachtoffer 3] overweegt de rechtbank het volgende. Zoals hierboven bij de bewezenverklaring reeds uiteen is gezet, is het handelen van verdachte(n) niet tegen haar gericht geweest zodat van een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW jegens haar geen sprake is. Verder volgt uit haar getuigenverklaring dat zij na de overval in paniek raakte toen zij buiten een harde knal hoorde – naar later blijkt - afkomstig uit het (alarm)pistool. Zoals eerder al is overwogen, acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft geschoten om hiermee schrik aan te jagen. Nu niet kan worden vastgesteld dat de schade van benadeelde partij [slachtoffer 3] rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit, moet de rechtbank haar niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering. De benadeelde kan de vordering nog voorleggen aan de civiele rechter.
Hoofdelijkheid
Nu hoofdelijkheid is gevorderd, kunnen verdachte en de medeverdachte ieder voor het toegewezen schadebedrag worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
Proceskosten
Nu de vorderingen van [benadeelde] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] worden toegewezen, zal verdachte ook worden veroordeeld in de kosten die zij hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken, tot nu toe begroot op nul.
Hoofdelijke oplegging schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank acht het wenselijk dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert. De rechtbank zal daarom aan verdachte, eveneens hoofdelijk, de maatregel tot schadevergoeding opleggen tot € 529,42 voor [benadeelde] , tot € 1.054,92 voor [slachtoffer 1] , tot € 1.000 voor [slachtoffer 4] en tot € 1.000 voor [slachtoffer 2] , te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld. (Eventuele) toegekende proceskosten zijn daar niet bij ingegrepen. De rechtbank zal daarbij het aantal dagen gijzeling bepalen- verdeeld over de twee verdachten - die kunnen worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt. Toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

9.De beoordeling van het beslag

Onder verdachte is een vuurwapen (omgebouwd alarmpistool) en munitie (1 knalpatroon en 5 patronen afkomstig uit patroonmagazijn) in beslag genomen. De rechtbank beslist dat deze goederen worden onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf /en of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 maanden;
  • bepaalt dat gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 9 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt op welke dagen en tijdstippen deze afspraken zijn. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen die Reclassering Nederland hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
- verdachte laat zich behandelen door Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- verdachte verblijft bij [instelling] aan de [adres 1] , [postcode 2] [plaats 2] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld. Ook neemt hij actief deel aan het dagprogramma en gebruikt
hij [instelling] niet slechts als slaapplek;
- verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, scholing en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden, zolang de reclassering dit nodig acht.
 geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van bovenstaande voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Hierbij gelden als voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
- meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
vordering benadeelde partij [benadeelde]
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[benadeelde] van € 529,42 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag te betalen van € 529,42 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 5 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1] van € 54,92 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
7 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1] van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
6 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] een bedrag te betalen van € 54,92 aan materiële schade en € 1.000,- aan smartengeld, beide vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. De datum voor de wettelijke van de materiële schade over € 54,92 gaat in op
7 september 2024. De datum voor de wettelijke rente van het smartengeld over € 1.000,- gaat in op 6 september 2024. Als dit totaalbedrag van € 1.054,92 niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 4]
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4] van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
6 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 4] een bedrag te betalen van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2] van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
6 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] een bedrag te betalen van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 3]
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
beslag
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen alarmpistool en munitie (totaal 6 patronen).
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Verkroost, voorzitter, mr. H.C. Leemreize en mr. A.P. Sno, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 oktober 2025.
mr. Leemreize is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 202503241008, gesloten op 24 maart 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.