ECLI:NL:RBGEL:2025:8360

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
C/05/437329 / HA ZA 24-316
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over non-conformiteit bij de verkoop van tweedehands Volkswagen-bussen

In deze zaak vordert de verkoper, [eiser], betaling van de koopprijs voor een aantal Volkswagen T1- en T2-bussen die hij aan de gedaagde partij, [gedaagde], heeft verkocht. De gedaagde voert aan dat de bussen non-conform zijn, omdat ze niet voldoen aan de verwachtingen die zij op basis van de mededelingen van de verkoper had. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde bekend had kunnen zijn met de staat van de bussen en dat de stellingen van de gedaagde onvoldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst de vorderingen van de gedaagde in reconventie af en kent de vordering van de verkoper in conventie toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van non-conformiteit, omdat de gedaagde niet heeft aangetoond dat de bussen niet aan de overeenkomst voldeden. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de koopprijs en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/437329 / HA ZA 24-316
Vonnis van 1 oktober 2025
in de zaak van
[eiser]
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. K.G.O. Afriyieh,
tegen
[gedaagde],
te Lunteren, gemeente Ede,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. M.C. de Jong.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 december 2024
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 april 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] importeert en exporteert oldtimers als eenmanszaak onder de naam [eiser] .
2.2.
[gedaagde] handelt in gebruikte bedrijfswagens en personenwagens. [naam 1] is indirect enig bestuurder van [gedaagde] .
2.3.
[naam 1] is bevriend met [naam 2] . Eind 2022 is [naam 2] in contact gekomen met [eiser] over een mogelijke samenwerking bij de handel in oldtimer Volkswagenbusjes. Op 5 januari 2023 heeft [naam 2] samen met zijn vrouw de loods van [eiser] bezocht om zijn oldtimer Volkswagenbusjes te bekijken. Zij hebben toen een grijze Volkswagen T1-bus bekeken en een aantal Volkswagen T2-bussen.
2.4.
Op 26 januari 2023 heeft [naam 2] nogmaals de loods van [eiser] bezocht, dit keer samen met [naam 1] . Zij hebben met z’n drieën dezelfde bussen bekeken als op 5 januari 2023, waaronder voornoemde grijze Volkswagen T1-bus. Ze hebben tijdens dit bezoek onder meer besproken dat de grijze Volkswagen T1-bus gerenoveerd is, dat de bussen die [eiser] uit Brazilië importeert niet APK-gekeurd zijn en dat [eiser] ook gerestaureerde Volkswagen bussen importeert uit Brazilië. Verder hebben partijen besproken om een samenwerking aan te gaan waarbij [gedaagde] bussen van [eiser] zou kopen om ze op te knappen en met winst door te verkopen.
2.5.
Daarna hebben [naam 2] en [eiser] via WhatsApp contact gehad over de (ver)koop van een aantal Volkswagenbussen, waar [eiser] foto’s van heeft gestuurd. Op 13 februari 2023 is overeenstemming bereikt over de (ver)koop van drie Volkswagen T1-bussen (een groene, een grijze en een blauwe) en drie Volkswagen T2-bussen voor een totale koopprijs van € 120.000,00, waarvan € 9.333,33 voor elke T2, € 26.500,00 voor de gerenoveerde grijze T1, € 26.500,00 voor de gerenoveerde blauwe T1 en € 39.000,00 voor de gerestaureerde groene T1.
2.6.
Op 18 februari 2023 zijn vanuit de haven in Rotterdam de gekochte bussen bij [gedaagde] afgeleverd. In het groepsgesprek in WhatsApp tussen [eiser] , [naam 1] en [naam 2] is vervolgens afgesproken dat [eiser] bij [gedaagde] langskomt. Daarover heeft [naam 1] op 18 februari 2023 geappt:
‘(…) dan kunnen we alles nog ff nalopen, de papieren doornemen en dan maken we het geld (…) gelijk over!’
2.7.
Op 20 februari 2023 is [eiser] bij [gedaagde] langs geweest om de autopapieren langs te brengen en de geleverde bussen te bekijken. [naam 2] en [naam 1] hebben toen verteld dat zij het verschil tussen de gerenoveerde bussen en de gerestaureerde bussen niet goed zagen. [gedaagde] heeft dezelfde dag de koopprijs van € 120.000,00 betaald.
2.8.
Op 21 februari 2023 heeft [eiser] in de groepsapp geappt:
‘(…) Ik wil toch terugkomen op de “gerestaureerde” bus [
de groene Volkswagen T1bus, toevoeging rechtbank]. Het zit mij niet lekker. De bus zoals ik m gezien heb is zeker niet een restauratie zoals ik gewend ben en zoals ik mij naar buiten wil profileren. Ik wil jullie zeker ook gerestaureerde bussen verkopen waarvan ik zelf het gevoel heb dat jullie daar een dikke marge op kunnen pakken.
De gerestaureerde bussen die ik zelf verkocht heb lagen tussen 55 en 65k. Ik wil vooral een langdurige relatie met jullie opbouwen en niet mijn hoofd in het zand steken.
Daarom stel ik voor om deze bus van jullie terug te nemen voor het zelfde geld natuurlijk en dat jullie in de toekomst wel gerestaureerde [
bussen, toevoeging rechtbank] afnemen en daar duidelijk het verschil gaan zien en waarschijnlijk ook voor gaan kiezen om enkel met gerestaureerde [
bussen, toevoeging rechtbank] te werken. Maar dat is later….
Mijn voorstel is om de bus terug te nemen en dat ik m zelf aan een eindgebruiker probeer te slijten voor 39k.
Heb tevens een goed gesprek met mijn compagnon in Brazilië gehad. En hij geeft aan dat hij idd laks is geweest en in de toekomst zich anders gaat opstellen. Want dit kan niet. Eerlijk is eerlijk.’
2.9.
[naam 2] heeft daarop de volgende dag geantwoord:
‘Fijn dat je compagnon er in de toekomst scherper op wil gaan zitten (…).
Goed dat je het oppakt. Vanuit ons no hard feelings hoor. Je mats ons de volgende keer maar weer. Deze bus retour hoeft niet hoor. We hebben een deal en daar houden we ons aan (…)]. Onze intentie is ook om langdurig met je samen te werken. (…)’
2.10.
Eind maart 2023 heeft [gedaagde] op basis van een foto in de groepsapp een gele gerenoveerde Volkswagen T1-bus gekocht van [eiser] voor € 27.500,00. Op 7 april 2023 werd deze vanuit de haven van Rotterdam geleverd bij [gedaagde] . Op de factuur van diezelfde datum, en ook op die van de eerder geleverde bussen, staat onder meer vermeld dat de auto wordt geleverd zonder dat [eiser] extra kosten in rekening brengt, dat de auto is verkocht zonder Nederlands kenteken en zonder APK en dat de auto niet voldoet aan ‘TUV of APK’.
2.11.
Op enig moment heeft [gedaagde] ook dakrekken gekocht en geleverd gekregen van [eiser] voor een bedrag van € 1.724,25.
2.12.
Op 20 april 2023 is [eiser] opnieuw bij [gedaagde] langs geweest om de bussen te bekijken.
2.13.
Op 24 april 2023 hebben [eiser] en [naam 2] in de groepsapp geappt:
[eiser] : ‘En wat betreft de 40 uur van de laatste monteur waar we geweest zijn wil ik ook aan mee betalen. Voelt wel zo fair…
De 30 uur wat hij al aan gewerkt heeft plus 10 uur wat hij dacht nodig te hebben.
Weet niet zijn uurtarief maar…’
[naam 2] : ‘De deal die we gedaan hebben geeft mij een rot gevoel dat merk je wel. Restaureren is wat anders. Dat is reviseren geweest. En de andere 2 reviseren… tja dat is een blik verf erover heen zo ongeveer. Dan heb ik het niet over de 3 stuks t2. Daarvan wisten we: “er zit een hoop werk aan” (…) Jij wil snel geld. Wij willen een duurzame samenwerking!
Doe eens een scherp aanbod voor alles wat je kwijt wilt.’
2.14.
Op 4 mei 2023 heeft [gedaagde] de groene en blauwe bus voor keuring aangeboden bij het RDW. De bussen zijn niet door de keuring gekomen, omdat ze niet voldeden aan de daarvoor geldende eisen. [eiser] is hier de volgende dag van op de hoogte gesteld.
2.15.
[eiser] heeft daarna aangeboden de gele bus terug te nemen. [gedaagde] heeft dat aanbod afgeslagen en heeft de gele bus gehouden. In de weken daarna heeft [eiser] een aantal keer aan [naam 1] en [naam 2] via WhatsApp gevraagd om de koopprijs voor de gele Volkswagen T1-bus te betalen.
2.16.
Bij brief van 4 juli 2023 heeft [gedaagde] via haar advocaat [eiser] laten weten dat zij de betaling van de koopprijs van de gele Volkswagen T1-bus opschort, omdat de gerenoveerde staat van deze bus niet voldoet aan wat partijen daarover zijn overeengekomen. In de brief staat verder onder meer dat ook de staat van de andere gekochte T1-bussen niet voldoet aan wat partijen daarover hebben afgesproken en dat [gedaagde] inschat dat het haar € 43.200,00 kost om de bussen in de staat te brengen die partijen hebben afgesproken. Zij heeft [eiser] daarom gesommeerd om de overeenkomst na te komen door – kort gezegd – de Volkswagenbussen zodanig te herstellen dat deze voldoen aan de afspraken.
2.17.
Op 4 juli 2023 heeft [eiser] via zijn advocaat gereageerd. Samengevat heeft hij daarin weersproken dat de bussen niet voldoen aan wat er is afgesproken en [gedaagde] gesommeerd om de factuur van € 27.500,00 uiterlijk op 17 juli 2023 te betalen.
2.18.
Op 24 juli 2023 heeft [gedaagde] via haar advocaat aanspraak gemaakt op vervangende schadevergoeding in plaats van nakoming. Zij heeft aangegeven de vordering van [eiser] van € 27.500,00 te verrekenen met haar schadevergoedingsvordering op [eiser] .
2.19.
Op 31 oktober 2023 heeft [bedrijf] , waarvan [naam 2] eigenaar is, de Volkswagenbussen overgenomen van [gedaagde] .
2.20.
De gele bus is niet betaald en er is ook geen schade vergoed. Partijen hebben geprobeerd om tot een financiële oplossing te komen, maar dat is niet gelukt.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert - samengevat - betaling van een bedrag van € 27.500,00 en een bedrag van € 1.724,25, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 17 juli 2023. Verder vordert zij betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.050,00 en van de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft een gele Volkswagen T1-bus en dakrekken van [eiser] gekocht. [eiser] heeft deze geleverd. [eiser] vordert betaling en daarmee nakoming van de koopovereenkomst.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente. [gedaagde] heeft de koopprijs voor de gele Volkswagen T1-bus en de dakrekken op grond van artikel 6:127 BW verrekend met haar schadevergoedingsvordering. Ter onderbouwing van die schadevergoedingsvordering voert zij het volgende aan. De vier geleverde Volkswagen T1-bussen hebben niet de eigenschappen die [gedaagde] mocht verwachten en zijn daarom non-conform op grond van artikel 7:17 BW. De bussen voldoen namelijk niet aan wat [eiser] heeft gezegd over de staat van de bussen. Zowel gerenoveerde als gerestaureerde bussen zouden technisch in orde zijn. Van een gerenoveerde bus zouden de kapotte onderdelen zijn vervangen. [gedaagde] zou daaraan nog wat klein herstelwerk moeten verrichten, zoals een deur die niet goed werkte. Van een gerestaureerde bus zouden alle onderdelen zijn vervangen door nieuwe onderdelen. Ook zouden deze bussen van nieuw interieurwerk voorzien zijn. Een gerestaureerde bus zou dus feitelijk in nieuwstaat verkeren. [gedaagde] zou aan beide soorten bussen nog ongeveer € 1.500,00 moeten uitgeven voor het vervangen van koplampen, het in orde maken van de remmen en het aanbrengen van voorruitontwaseming, zodat de bussen door de RDW gekeurd en daarmee van een Nederlands kenteken voorzien konden worden. Er zou twee tot drie dagen werk aan de bussen zitten voor het klaarmaken van de bussen voor de APK-keuring. [gedaagde] heeft [eiser] in gebreke gesteld en gesommeerd om de overeenkomst na te komen door herstel van de geleverde bussen op grond van artikel 6:74 lid 2 BW. Nadat [eiser] na de gestelde redelijke termijn had laten weten niet tot herstel over te gaan, is [eiser] in verzuim geraakt op grond van artikel 6:82 BW (door het laten verstrijken van de gestelde hersteltermijn) of artikel 6:83 aanhef en onder c BW (omdat [gedaagde] uit de mededeling van [eiser] mocht afleiden dat zij niet over zou gaan tot herstel). [gedaagde] heeft de verbintenis omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding op grond van artikel 6:87 BW en een beroep gedaan op verrekening met de koopprijs voor de gele Volkswagen T1-bus op grond van artikel 6:127 BW. De schade betreft herstelkosten die meer belopen dan de koopprijs die [eiser] vordert. Mede door de terugwerkende kracht van verrekening heeft [eiser] op grond van artikel 6:129 BW ook geen recht op de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert:
  • een verklaring voor recht dat [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomsten voor wat betreft de Volkswagen T1-bussen,
  • dat [eiser] wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 72.073,36, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2023,
  • dat [eiser] wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis.
3.6.
[gedaagde] grondt haar vordering op de non-conformiteit van de bussen zoals nader onderbouwd in conventie. De schade van [gedaagde] bestaat uit de kosten die zij heeft moeten maken en nog moet maken om de Volkswagen T1-bussen in de afgesproken staat te krijgen, minus het in conventie verrekende bedrag. De kosten bestaan uit: € 49.686,01 daadwerkelijke herstelkosten voor de vier bussen samen, € 37.578,50 aan herstelkosten om de groene bus in de afgesproken gerestaureerde staat te krijgen en € 14.034,10 aan herstelkosten die [bedrijf] heeft gemaakt om de bussen te herstellen nadat zij de bussen van [gedaagde] had overgenomen. De wettelijke rente is verschuldigd vanaf de datum van de omzettingsverklaring, 24 juli 2023, omdat de schadevergoedingsvordering vanaf die datum begroot kon worden en dus opeisbaar was.
3.7.
[eiser] voert verweer. [eiser] verzoekt de vorderingen van [gedaagde] af te wijzen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure. [eiser] betwist dat de geleverde bussen non-conform zijn. [eiser] betwist de verklaring van [gedaagde] over wat er is besproken over de gerenoveerde en gerestaureerde staat van de bussen. Het was [gedaagde] bekend dat er nog de nodige werkzaamheden aan de bussen moest worden verricht en dat deze niet aan de Europese veiligheidsnormen voldeden. [eiser] stond niet in voor de technische kwaliteit van de bussen. Daar was de prijs ook naar. Op [gedaagde] rustte een onderzoeksplicht, aangezien zij een professionele partij is, die wist dat de bussen uit Brazilië geïmporteerd werden en rechtstreeks bij [gedaagde] werden geleverd zonder dat [eiser] ze had gezien, waarna [gedaagde] de bussen liet keuren in haar eigen werkplaats. Wat betreft de groene gerestaureerde bus geldt dat [eiser] , toen [gedaagde] er na levering achter was gekomen dat de staat van de bus niet conform de afspraak gerestaureerd was, heeft aangeboden om deze daarom terug te nemen, maar [gedaagde] heeft dat afgewezen. Daarmee heeft [gedaagde] deze bus geaccepteerd. De rechtbank begrijpt dat [eiser] hiermee heeft bedoeld een beroep te doen op rechtsverwerking op grond van artikel 6:248 lid 2 BW. Tot slot betwist [eiser] de hoogte van de gevorderde schade.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, beoordeelt de rechtbank deze hierna gezamenlijk.
4.2.
Kern van het geschil tussen partijen is de vraag of [gedaagde] de koopprijs voor de gele Volkswagen T1-bus en de dakrekken nog moet betalen, of dat zij juist recht heeft op schadevergoeding door [eiser] vanwege non-conformiteit van de geleverde bussen. Het geschil tussen partijen ziet alleen op de geleverde Volkswagen T1-bussen en niet op de geleverde Volkswagen T2-bussen. Waar hierna wordt gerefereerd aan ‘de bussen’, worden daarom de T1-bussen bedoeld, met aanduiding van de kleur van de bus voor zover dat relevant is.
Zijn de geleverde bussen non-conform?
4.3.
[gedaagde] betwist niet dat zij de factuur voor de aankoop van de gele bus verschuldigd is, maar voert het verweer dat zij die al heeft betaald door verrekening met haar schadevergoedingsvordering uit hoofde van non-conformiteit. De rechtbank zal daarom beoordelen of dat verweer slaagt. Nu [gedaagde] voor haar verrekening geen volgorde van toerekening heeft gesteld zoals bedoeld in artikel 6:137 BW, zal de rechtbank de gestelde non-conformiteit voor alle bussen in één keer beoordelen en daarin geen onderscheid maken tussen de verschillende bussen in conventie en reconventie.
4.4.
Artikel 7:17 lid 1 BW bepaalt dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten, aldus artikel 7:17 lid 2 BW. Wat de koper van de afgeleverde zaak mocht verwachten, hangt af van alle omstandigheden van het geval, waaronder de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan. Op grond van artikel 7:17 lid 5 BW kan de koper zich er niet op beroepen dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt wanneer hem dit ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bekend was of redelijkerwijs bekend kon zijn.
4.5.
Op grond van alle omstandigheden tezamen had [gedaagde] bekend kunnen zijn met de staat van de bussen. Zij mocht daarom redelijkerwijs niet verwachten dat de bussen technisch in orde of zelfs in nieuwstaat zouden zijn. Daartoe geldt het volgende.
4.6.
[gedaagde] kocht uit Brazilië geïmporteerde bussen in bij [eiser] , zou de bussen zelf (laten) opknappen en daarna doorverkopen. Partijen zijn dus professionele autohandelaren. Dat betekent dat niet alleen bij [eiser] , maar ook bij [gedaagde] de nodige kennis mag worden verondersteld aanwezig te zijn wat betreft tweedehands auto’s. De omstandigheid dat [gedaagde] geen ervaring en kennis had met de inkoop van oldtimers, komt gelet op deze context voor haar rekening en risico. Zij is zelf in deze handel gestapt en had bij gebrek aan ervaring en kennis met dit specifieke type auto’s bijvoorbeeld een wel deskundige monteur of handelaar kunnen inschakelen.
4.7.
Verder wist [gedaagde] dat zij oude bussen kocht die rechtstreeks uit Brazilië werden geïmporteerd en dat [eiser] de bussen zelf niet had geïnspecteerd voordat ze bij haar werden geleverd. Deze werden immers rechtstreeks vanuit de haven bij haar afgeleverd. Zij wist ook dat de bussen ouder waren dan 1975. Verder heeft zij niet weersproken dat zij de bussen relatief goedkoop inkocht bij [eiser] en dat de bussen niet APK gekeurd waren.
4.8.
Onder voornoemde omstandigheden had het op de weg van [gedaagde] gelegen om de grijze bus tijdens het bezoek aan de loods op 26 januari 2023 grondiger te inspecteren dan zij heeft gedaan en naar aanleiding daarvan vragen te stellen aan [eiser] over de staat van deze bus. Zij had bijvoorbeeld de bus naar buiten kunnen rijden, zodat zij deze in beter licht en met draaiende motor kon bekijken. [gedaagde] had mede gelet op de leeftijd en relatief lage prijs van de bussen rekening moeten houden met andere gebreken dan alleen die waar [eiser] specifiek op heeft gewezen (vgl. gerechtshof Leeuwarden 18 november 2008, ECLI:NL:GHLEE:2008:BG5495, r.o. 11 en 12). Daarnaast heeft [gedaagde] de kans gehad om de gekochte bussen op 20 februari 2023 te inspecteren toen deze werden geleverd. Zij had de technische staat van de bussen op dat moment dienen te (laten) onderzoeken, te meer omdat zij voor het eerst samenwerkte met [eiser] . Bovendien waren sommige gebreken al direct zichtbaar en bleek al bij aflevering dat twee van de drie bussen niet startten, zo heeft [gedaagde] zelf gesteld. De omstandigheid dat [gedaagde] geen eigen monteur in dienst heeft die de bussen op dat moment kon bekijken, komt in deze context voor haar eigen rekening en risico. Uit het aanbod van [eiser] van de volgende dag om de groene bus kosteloos terug te nemen blijkt ook dat de gezamenlijke inspectie het uitgelezen moment was om de bussen te (laten) onderzoeken in het kader van de koop.
4.9.
Tot slot geldt dat [gedaagde] ook een ondernemersrisico heeft genomen waarbij zij zich ervan bewust was, of in ieder geval had moeten zijn, dat er tegen- en meevallers konden zijn. Uit de door partijen overgelegde WhatsApp-correspondentie blijkt dat, zoals [gedaagde] zelf ook heeft betoogd, partijen steeds gericht waren op het tot stand brengen van een langdurige samenwerking. Een tegenvaller hier of daar hoorde erbij, omdat er daarna weer een (betere) deal kon komen, en partijen probeerden elkaar daarin over en weer tegemoet te komen. Dit blijkt met name ook uit de reactie van [naam 2] op voornoemde berichten (zie r.o. 2.9). Ook tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] erkend dat het behalen van minder marge op deze bussen is geaccepteerd ten behoeve van de samenwerking. Met het accepteren van een tegenvaller in de eerste levering bussen strookt niet de nu gestelde verwachting dat die levering geheel technisch in orde c.q. in nieuwstaat zou verkeren.
4.10.
Voor de gele bus geldt bovendien dat [gedaagde] deze pas een maand na de levering op 20 februari 2023 heeft besteld. [gedaagde] had die hele maand kunnen gebruiken om de staat van de al geleverde bussen te onderzoeken. Als zij dat had gedaan, dan had zij geweten in welke staat die eerdere bussen verkeerden en wat zij daarom kon verwachten. Zij mocht daarom niet enkel afgaan op de volgens haar door [eiser] gedane belofte ‘dat het beter zou worden’, te meer omdat niet duidelijk is wat dit betekent en wat [gedaagde] dus op basis daarvan concreet had mogen verwachten.
Bewijsaanbod
4.11.
Gelet op artikel 7:17 BW dient [gedaagde] te stellen en bij betwisting te bewijzen dat de bussen, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die zij op grond van de overeenkomst mocht verwachten. [gedaagde] stelt dat zij mocht verwachten dat de bussen technisch in orde, dat wil zeggen in goede staat c.q. in nieuwstaat zouden verkeren. Uit hetgeen hiervoor onder r.o. 4.9 is overwogen volgt echter dat zij in de praktijk niet die verwachting had. Ook als komt vast te staan dat [eiser] de mededelingen heeft gedaan die [gedaagde] stelt, volgt daaruit nog niet haar verwachting over de staat van de bussen. Zij heeft haar stelling op dit punt daarom onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank voorbij gaat aan het bewijsaanbod dat zij op dit punt heeft gedaan.
Conclusie
4.12.
Het voorgaande betekent dat geen sprake is van non-conformiteit. [gedaagde] heeft daarom geen geslaagd beroep op verrekening gedaan. Nu [eiser] voldoende heeft gesteld dat [gedaagde] gehouden is tot betaling van de gele bus en de dakrekken en [gedaagde] dat verder ook niet heeft betwist, wordt de vordering tot betaling van in totaal € 29.224,25 in conventie toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke handelsrente vanaf 17 juli 2023 wordt als onbetwist toegewezen.
4.13.
Voor de vorderingen in reconventie betekent dit dat [gedaagde] geen schadevergoedingsvordering op [eiser] heeft uit hoofde van non-conformiteit. Haar vorderingen in reconventie worden daarom afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.14.
[eiser] heeft buitengerechtelijke incassokosten gevorderd over de vordering tot betaling van de koopsom voor de gele bus. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De rechtbank stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.15.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] in conventie worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
1.325,00
- salaris advocaat
1.572,00
(2 punten × € 786,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.175,42
4.16.
De proceskosten van [eiser] in reconventie worden begroot op:
- salaris advocaat
786,00
(2 punten × factor 0,5 × € 786,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
925,00

5.De beslissing

in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 29.224,25, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag vanaf 17 juli 2023 tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 1.050,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 3.175,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 925,00,
in conventie en in reconventie
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Olthof en in het openbaar uitgesproken op
1 oktober 2025.
1547