ECLI:NL:RBGEL:2025:8417

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
11610279
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van drinkwater met wijziging van grondslag tijdens de procedure

In deze zaak vordert Vitens N.V., een drinkwaterleverancier, betaling van openstaande facturen van een voormalig vennoot van een vennootschap onder firma (vof) die per 24 december 2013 is opgeheven. De gedaagde, Wilhelmus Maria, heeft de facturen niet betaald en Vitens stelt dat hij als voormalig vennoot aansprakelijk is voor de schulden van de vof. De procedure begon met een dagvaarding op 20 februari 2025, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Vitens haar vordering heeft gewijzigd tijdens de procedure, wat in strijd is met de waarheidsplicht. Ondanks deze schending heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gedaagde aansprakelijk is voor de openstaande facturen, met uitzondering van de voorrijkosten, omdat Vitens niet heeft aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd zijn. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd en de vordering van Vitens gedeeltelijk toegewezen, waarbij de gedaagde is veroordeeld tot betaling van € 578,99.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 11610279 \ CV EXPL 25-958 \ 560 \ 40140
uitspraak van 19 september 2025
vonnis
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Vitens N.V.
gevestigd te Zwolle
eisende partij
gemachtigde Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.
tegen
Wilhelmus Maria [gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna Vitens en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 februari 2025 met producties;
- de conclusie van antwoord met een productie;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek met een productie;
- de akte uitlaten met een productie van Vitens.
1.2.
Vervolgens is de datum van het vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Vitens is leverancier van drinkwater aan het leveringsadres [leveringsadres].
2.2.
De vennootschap onder firma V.O.F. Intro Winkel en Zalencentrum (hierna de vof) is gevestigd geweest op het adres [leveringsadres]. [gedaagde] was een van de vennoten van de vof. De vof is per 24 december 2013 uitgeschreven uit het Handelsregister. Hierna heeft een B.V. zich op voornoemd adres gevestigd.
2.3.
Vitens heeft in de periode december 2022 t/m januari 2024 de volgende facturen aan de vof gestuurd:
Factuurdatum
Omschrijving
Openstaand bedrag
1 december 2022
Water-diversen
9,60
1 maart 2023
Water-diversen
9,60
10 juni 2023
Water-eindafrekening
407,86
10 juni 2023
Water-diversen
109,82
30 januari 2024
Water-voorrijkosten
90,00
31 januari 2024
Water-eindafrekening
2,11
Totaal
628,99
2.4.
In januari 2024 heeft een nieuwe gebruiker zich bij Vitens gemeld en is met terugwerkende kracht een overeenkomst tot stand gekomen per 27 augustus 2023. Als gevolg daarvan is de eindafrekening van 31 januari 2024 opgesteld, dat ziet op het verbruik tot 27 augustus 2023.
2.5.
[gedaagde] heeft de facturen niet betaald.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Vitens vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat [gedaagde] aan haar betaalt een bedrag van € 668,99 (bestaande uit € 628,99 aan hoofdsom en € 40,00 aan buitengerechtelijke kosten), met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Vitens legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Vitens heeft tot 27 augustus 2023 water geleverd aan het leveradres, alwaar de vof als contractant geregistreerd stond. [gedaagde] is als voormalig vennoot van de ondertussen opgeheven vof aansprakelijk voor de schulden die op naam van de vof zijn gemaakt. Aangezien [gedaagde] ondanks aanmaning de facturen niet heeft betaald is hij ook de buitengerechtelijke kosten verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van Vitens.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Artikel 21 Rv
4.1.
Op grond van artikel 21 Rv zijn partijen verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Zij moeten de juiste en volledige feiten presenteren en van hen mag verlangd worden dat zij uit zichzelf de bewijsinformatie betreffende die feiten in het geding brengen. Voor Vitens betekent dit dat zij haar vordering bij dagvaarding zodanig moet substantiëren dat het zowel voor [gedaagde] (als wederpartij) als voor de kantonrechter (direct) voldoende duidelijk is wat het geschil tussen partijen inhoudt. Vitens heeft bij dagvaarding een vordering ingesteld tegen [gedaagde] (in persoon) gebaseerd op een met hem gesloten consumentenovereenkomst in 2012. Nadat [gedaagde] inhoudelijk verweer heeft gevoerd, heeft Vitens haar stellingen en in wezen ook haar grondslag gewijzigd door bij repliek te stellen dat sprake is van een handelsovereenkomst die met de vof is gesloten in (vermoedelijk) 2001.
Vitens heeft hiermee, hoewel mogelijk niet opzettelijk, haar waarheidsplicht geschonden. Ondanks dat [gedaagde] voldoende de gelegenheid heeft gekregen om zich in deze zaak te verweren, ziet de kantonrechter aanleiding om het schenden van de waarheidsplicht te sanctioneren, in die zin dat de proceskosten worden gecompenseerd.
4.2.
Dan wordt toegekomen aan de inhoudelijke beoordeling.
Op basis van de stellingen van partijen over en weer stelt de kantonrechter vast dat in 2001 een contract tussen Vitens en de vof tot stand is gekomen en dat [gedaagde] toen vennoot van de vof was. Ook staat vast dat de vof per 24 december 2013 is opgeheven en is uitgeschreven uit het Handelsregister. De vordering van Vitens ziet op de periode daarna. Beoordeeld dient te worden of [gedaagde], als voormalig vennoot van de vof, gehouden is de facturen te betalen die zien op de leveringsperiode 2021 t/m 27 augustus 2023.
4.3.
[gedaagde] meent van niet en voert aan dat de BV, die het bedrijfspand aan de [leveringsadres] destijds van de vof heeft gekocht, in januari 2024 zowel telefonisch als schriftelijk een wijzigingsverzoek heeft ingediend. Vitens betwist dit en stelt dat zij alleen een wijzigingsverzoek in januari 2024 heeft ontvangen. Gelet op de betwisting van Vitens is het aan [gedaagde] om aan te tonen dat in 2014 een wijzigingsverzoek is ingediend en dat het contract van de vof toen is overgezet op naam van de BV. Hier ontbreekt het echter aan. [gedaagde] geeft zelf ook aan dat hij dan wel de BV nimmer een bericht of een bevestiging heeft ontvangen na het gestelde wijzigingsverzoek. Dat het rekeningnummer in de periode december 2013/januari 2014 op naam van de BV is gesteld en vervolgens vanuit BV betalingen zijn verricht aan Vitens heeft geen contractovername tot gevolg en kan ook niet leiden tot de conclusie dat Vitens had moeten begrijpen dat het contract op naam van de BV had moeten worden gesteld. Betalingen kunnen namelijk ook door derden worden verricht zonder dat zij daarmee de rechten en verplichtingen van de contractant overnemen. Nu niet vastgesteld kan worden dat in 2014 een contractsovername heeft plaatsgevonden, is de conclusie dat het contract op naam van de vof is blijven staan tot augustus 2023 en dat zij als gevolg daarvan de aan te spreken partij is voor de facturen die zien op die periode.
4.4.
Artikel 18 van de Wetboek van Koophandel bepaalt dat alle vennoten van de vof hoofdelijk aansprakelijk zijn voor verbintenissen van de vof. Een en ander leidt tot de conclusie dat [gedaagde], in zijn hoedanigheid als voormalig vennoot van de vof, de facturen aan Vitens dient te betalen, behoudens het navolgende. Vitens vordert € 90,00 aan voorrijkosten, maar niet is gesteld of gebleken dat Vitens bij het leveradres zou zijn langs geweest, en wat het doel daarvan is geweest. Nu Vitens daarnaast heeft nagelaten de onderliggende factuur te overleggen, komt de juistheid van deze kosten niet vast te staan. Dit heeft tot gevolg dat [gedaagde] de voorrijkosten niet hoeft te betalen.
4.5.
De overige facturen worden, nu [gedaagde] de juistheid daarvan niet dan wel onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, toegewezen.
4.6.
Omdat sprake is van een handelsovereenkomst is, is de vof, op grond van artikel 6:96 lid 4 Burgerlijk Wetboek al buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd vanaf het moment dat de betaaltermijn op de facturen is verstreken. Het versturen van een aanmaning is hiervoor geen vereiste. Tussen partijen staat vast dat de vof, dan wel [gedaagde] als voormalig vennoot, de facturen niet binnen de betalingstermijn heeft betaald, als gevolg waarvan hij de gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 40,00 verschuldigd is.
4.7.
De proceskosten worden gecompenseerd, zoals geoordeeld onder r.o. 4.1.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] aan Vitens te betalen een bedrag van € 578,99;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2025.