ECLI:NL:RBGEL:2025:8425

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
05-228161-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het vervoeren van lachgas door verdachte zonder bewijs van inhoud cilinders

Op 19 augustus 2025 vond de terechtzitting plaats in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervoeren van lachgas. De politierechter, M.M. Klaasen, stelde vast dat er geen test of indicatieve test was uitgevoerd op de in beslag genomen flessen. Zowel de verdachte als zijn vrienden hadden niet verklaard over de werking van de inhoud van de cilinders. De politierechter concludeerde dat, door het ontbreken van testresultaten en verklaringen, niet met zekerheid kon worden vastgesteld dat de flessen lachgas bevatten. Hierdoor kon het deel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, wat leidde tot vrijspraak van de verdachte. De officier van justitie had eerder een geldboete van € 1500,00 geëist, maar de politierechter vernietigde de eerder opgelegde strafbeschikking en sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit. De politierechter merkte op dat de officier van justitie binnen 14 dagen hoger beroep kon instellen tegen dit vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Parketnummer: 05.228161.24
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter van 19 augustus 2025
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. R. Schreudering, advocaat in Utrecht .
Alle in dit proces-verbaal weergegeven verklaringen zijn zakelijk weergegeven.
Tegenwoordig:
mr. M.M. Klaasen, politierechter, en mr. D.G. Wessels-Harmsen en mr. R.H. Willemsen, griffiers.
Als officier van justitie is aanwezig mr. L.G.M. Kuster.
Uitgeroepen wordt de zaak tegen verdachte.
De politierechter stelt de identiteit van verdachte vast op de wijze bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
De raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig.
De politierechter vermaant verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
De politierechter deelt de korte inhoud van de stukken van het voorbereidend onderzoek mee, waaronder:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL0600-2024326674, van 14 juli 2024 opgemaakt door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, met bijlagen;
- het uittreksel justitiële documentatie van 3 juli 2025.
Verdachte verklaart:
Ik kan mij van die dag niet veel meer herinneren. Het kan kloppen dat het een zondag was. Ik was die ochtend in dat huisje. Vrienden van mij hadden het huisje gehuurd vanaf vrijdag. Ik was er vrijdagochtend bij en daarna die 14e alleen in de avond. Ik sliep daar niet, maar ik was aan het chillen met mijn vrienden daar. We keken tv en luisterden muziek. En dan ging ik na een uur/anderhalf uur naar huis. U vraagt mij waarom ik er niet het hele weekend bij was, maar ik heb het huisje niet zelf gehuurd. U vraagt mij waarom ik er dan in was en later weer naar buiten ging. Het was maar twee keer dat ik er was, alleen die vrijdagochtend en de 14e in de avond. Ik was er drie uur geweest ofzo. Ik had toen iets meegenomen en dat bleek lachgas te zijn. Mijn vriend vroeg of ik dat naar [plaats 1] kon meenemen, naar [plaats 2] waar zijn huis is. Hij zou meerijden, maar hij had de sleutel niet bij zich. Ik heb niet gevraagd wat er in de doos zat; dat is mijn fout. U houdt mij voor dat ik tegen de politie heb gezegd dat in het huisje lachgas werd gebruikt. Ik had niet gezien dat er daadwerkelijk lachgas in het huisje aanwezig was. Ik heb alleen de ballonnen gezien maar niet het lachgas zelf. Ik heb het ze ook niet zien gebruiken. Ik heb zelf niets gebruikt. Ik weet niet of mijn vriend wel wist dat het lachgas was, dat heb ik niet aan hem gevraagd. Ik heb ook afstand van die vrienden genomen. Ik was er niet bij toen de sleutel gehaald werd en ik heb de dozen niet binnen zien staan. Het huisje was zo groot dat ik ze niet gezien heb. U houdt mij voor dat de beheerder piepende geluiden hoorde. Die heb ik niet gehoord. U houdt mij voor dat ik tegen de verbalisanten heb gezegd “oké, zal ik maar eerlijk zijn dan”. Dat was omdat ik de doos al open had getrokken zodat de politie de dozen eruit kon halen. Toen de doos eruit was, schrok ik van wat erin zat en zag ik dat het lachgas was. Ik zei “zal ik maar eerlijk zijn” om mijn straf te verminderen. U houdt mij voor dat dit niet in het proces-verbaal van aanhouding staat en dat de verbalisanten de dozen al openden en dat ik zei dat er lachgas in zat, maar dat het niet van mij was. Ik herkende de dozen. Je ziet ze overal op straat liggen.
Met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden verklaart verdachte:
Ik ben nu geen ZZP-er meer. Ik heb op 14 maart een ongeluk gehad op het werk. Ik liep al bij de fysio en dat ging beter maar ik heb 20 mei weer een ongeluk gehad. Mijn vrouw reed in mijn auto terwijl ik onderweg was naar de fysio. Het herstel was goed. Ik had nekklachten, pijn in mijn arm en onderrug. Beide ongelukken zijn gebeurd terwijl ik in de auto reed. Op het werk was een vrachtwagen aan het uitladen en ik stond met mijn bus ervoor. De vrachtwagen reed achteruit terwijl ik net buiten stond. Ik dacht dat hij mij gezien had, maar hij reed in mijn auto en ik viel toen in de auto terwijl ik een pakket wilde pakken. Ik ben toen gestopt met werken. In maart was het bijna al geen inkomen wat ik had en was het gehalveerd. Ik zit nu in de Ziektewet.
De raadsman verklaart:
Cliënts contract liep tot april. Tot april is hij uitbetaald en daarna is hij in de Ziektewet gekomen.
Verdachte verklaart voorts:
Ik was in 2024 ZZP-er en daarna ben ik in loondienst gegaan. Mijn contract is niet verlengd vanwege het ongeluk. Ik ben nooit in aanraking gekomen met drugs en ik heb afstand genomen van die jongens. Ze hadden mij moeten vertellen wat erin zat, maar dat hebben ze niet gedaan. Ik ben niet de persoon die met drugs in aanraking wil komen. Ik werk en ik zorg voor mijn moeder en zusjes.
De officier van justitie voert het woord voor haar requisitoir en merkt hierbij op:
De vraag is of verdachte wist dat hij lachgas aan het vervoeren was. In het proces-verbaal van aanhouding wordt melding gedaan door de beheerder dat hij het vermoeden had dat er lachgas werd gebruikt, omdat hij piepende geluiden zou hebben gehoord vanuit de bungalow, die hij herkende als het vullen van ballonnetjes middels een lachgas cilinder. In het proces-verbaal van bevindingen op pagina 3 worden de lachgascilinders omschreven met een nettogewicht en merk Fastgas by Ramdaon met een waarschuwingstekst op de cilinder: “Kan brand veroorzaken of bevorderen. Bevat gas onder druk, kan ontploffen bij verwarmen.” Verdachte verklaart bij de politie dat hij in het huisje ballonnen zag en de in de auto aangetroffen dozen, maar verklaart niet te weten dat het ging om lachgas. Ik acht die verklaring echter ongeloofwaardig. Verdachte gaat iets wegbrengen terwijl hij niet weet wat er in de dozen zat, maar zag wel dat er in het huisje ballonnen waren. Het ging hier om een behoorlijke hoeveelheid lachgas en het is niet voor niets strafbaar gesteld gelet op het schadelijke effect hiervan op de gezondheid. Verdachte geeft aan dat hij afstand heeft gedaan van zijn vrienden en niet meer in aanraking komt met lachgas. Hij is ook een first offender. Uit de OM richtlijnen volgt bij deze hoeveelheid al een taakstraf van 80 uur, maar ik acht een geldboete ook wel passend. Deze kan in termijnen worden betaald gelet op verdachtes financiële situatie.
Ik verzoek u de eerder opgelegde strafbeschikking te vernietigen en vorder dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 1500,00.
De officier van justitie legt vervolgens de vordering aan de politierechter over.
De raadsman van verdachte voert het woord ter verdediging:
De wetgever heeft er lang over gedaan om dit feit strafbaar te stellen en er zijn verschillende consultatierondes en kamerbrieven geweest. Bij de OM-zitting zijn deze ook door mij overgelegd.
De politierechter geeft aan dat deze stukken zich niet in het dossier bevinden.
De raadsman verklaart voorts:
Ik heb ze zelf wel en ik ging ervan uit dat de politierechter ze ook had. Ik wijs op de Nota van Toelichting waarbij het NFI is gevraagd om mee te kijken. Het NFI geeft aan dat het als zodanig identificeren van inbeslaggenomen lachgas momenteel niet in hun standaard werkprocessen en capaciteit past. Daarnaast past het volgens het NFI niet in de ‘Visie op forensisch onderzoek ten behoeve van de strafrechtketen’ dat het instituut dergelijk onderzoek uitvoert. Het NFI adviseert daartoe alternatieve laboratoria en biedt aan hierin te adviseren. De Minister heeft in zijn kamerbrief van 18 juni 2021 hier ook aandacht aan besteed. Hij noemt dan de kosten die hieraan onvermijdelijk zijn verbonden en er zijn ook aanvullende eisen aan het vervoer en opslag van de testen gesteld. De politie werkt vaak met een quick scan en er moet voorkomen worden dat er extra kosten zijn waarin de politie moet gaan testen of dat er getest moet gaan worden. Dit is mijn inziens wel van belang. In andere drugssoorten in strafzaken zijn indicatieve testen te zien en dat is hier niet. Als er poeder of pillen door het NFI zijn onderzocht of een ander laboratorium. De Hoge Raad zegt dat niet uitgesloten is dat er tot een bewezenverklaring kan worden gekomen zonder testen, maar dan zijn er verklaringen van bijvoorbeeld gebruikers die maken dat het niet anders kan zijn dan de stof waarom het gaat. Ik wijs nog op de uitspraak van de rechtbank Limburg (ECLI:NL:RBLIM:2025:6672). In die zaak werd hetzelfde verweer gevoerd als hier en komt de rechtbank tot een vrijspraak. Het dossier bevat geen indicatieve test en niet blijkt van eerdere ervaringen van de verdachte met de inhoud van de cilinders op grond waarvan kan worden geoordeeld dat het niet anders kan dan dat het ook hier lachgas betrof. De inhoud van de cilinders is niet zelf getest en uit het dossier blijkt niet dat de verdachte of de medeverdachte eerder lachgas hebben gekocht bij dezelfde verkoper. De enkele omstandigheid dat er stickers c.q. symbolen op de cilinders zitten die aanduiden dat het om lachgas zou gaan, is hierbij onvoldoende om met zekerheid te kunnen vaststellen dat het daadwerkelijk om lachgas gaat. Dat is in de zaak van mijn cliënt ook het geval. Los van zijn verklaring, waren de cilinders afgesloten en had er onderzocht moeten worden wat er in zat. Als er een zuurstof sticker op zou zitten, dan zegt het OM ook niet dat ze er niets mee doen. Dit soort stoffen moet onderzocht worden en de Minister en het NFI zeggen dit ook al. Het OM blijft dit in veel zaken niet doen. Ik snap dat het ingewikkeld en tijdrovend is, maar het is een vorm van rechtszekerheid die noodzakelijk is. Gelet hierop dient mijn cliënt dan ook vrijgesproken te worden.
Indien u anders oordeelt, dan kan niet bewezen worden dat cliënt geweten heeft dat hij lachgas aan het vervoeren was. Hij is naïef geweest maar daarmee is nog niet de opzet bewezen.
Mocht het feit wel bewezen worden verklaard, dan verzoek ik u de geldboete te matigen of deels voorwaardelijk op te leggen nu cliënt twee keer slachtoffer is geworden van een ongeval in het verkeer en dit geleid heeft tot een forse domper in zijn financiële situatie. Een taakstraf zou niet passend zijn gelet op zijn fysieke ongemakken.
Aan verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken maar verdachte maakt hier geen gebruik van.
De politierechter sluit daarop het onderzoek en zegt direct mondeling vonnis te zullen geven.
De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.
AANTEKENING VAN HET MONDELINGE VONNIS
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 juli 2024 te Scherpenzeel opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad 20 kilogram, althans een hoeveelheid distikstofmonoxide (lachgas), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.

2.Vrijspraak

De politierechter overweegt als volgt.
De politierechter stelt vast dat verdachte bij zijn staande houding en voor het openen van de dozen tegen de verbalisanten zegt “oké, zal ik maar eerlijk zijn dan?” Vervolgens zegt verdachte na het openen van de dozen “Daar zit lachgas in, maar het is niet van mij, ik weet niet eens wat er in de dozen zit, ik moest de dozen alleen naar [plaats 1] brengen.” Verder stelt de politierechter vast dat verdachte in het verhoor bevestigend (“ja”) antwoordt op de vraag van de verbalisanten of er lachgas werd gebruikt in het huisje en ook “ja” antwoord op de vraag of het klopt dat hij lachgas bij zich had.
De politierechter stelt echter vast dat er geen test of indicatieve test is gedaan op de spullen in de dozen. Er is geen uitslag van enige test. De politierechter stelt voorts vast dat noch verdachte noch een ander, te denken valt aan een medeverdachte of de vrienden van verdachte, hebben verklaard over de werking van de inhoud van de cilinders die in de dozen zijn aangetroffen. Een dergelijke verklaring ontbreekt in het dossier. De politierechter stelt vervolgens vast dat er foto’s in het dossier zitten. Deze foto’s zijn van de dozen en er is op te zien dat er kleine doosjes en een cilinder ’in zitten. Er staat van alles op deze cilinders, maar de beschrijving van de politie in het proces-verbaal op pagina 13 is naar het oordeel van de politierechter vrij summier. Er wordt een (netto) gewicht genoemd, een merk, een houdbaarheidsdatum en een waarschuwende tekst. De politierechter is dan ook van oordeel dat bij het ontbreken van een testresultaat en het ontbreken van een verklaring over de werking van de inhoud van de flessen - die slechts op een enkele foto zijn vastgelegd en waarover slechts summier is geverbaliseerd - onvoldoende met zekerheid is vast te stellen dat in de flessen lachgas zat, zodat dit deel van de tenlastelegging dan ook niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Gelet hierop spreekt de politierechter verdachte dan ook vrij van het hem tenlastegelegde feit. Aan het subsidiaire verweer over de wetenschap (opzet) van verdachte wordt niet meer toegekomen.

3.Overige beslissingen

De politierechter vernietigt de eerder opgelegde strafbeschikking gedateerd 20 maart 2025.

4.Hoger beroep

De politierechter deelt verdachte mee dat de officier van justitie binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de politierechter en de griffiers is vastgesteld en ondertekend.
mr. R.H. Willemsen is buiten staat
dit proces-verbaal mede te ondertekenen