ECLI:NL:RBGEL:2025:8464

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
11683640
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in het vrijwaringsincident van Dexia tegen [eiser in conv]

In deze zaak heeft de kantonrechter te Arnhem op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan in een vrijwaringsincident tussen Dexia Nederland B.V. en een eiser in conventie, aangeduid als [eiser in conv]. Dexia vorderde toestemming om [tussenpersoon] in vrijwaring op te roepen, omdat [eiser in conv] in de hoofdzaak een verklaring voor recht vordert dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld. Dexia stelt dat [tussenpersoon] als adviseur betrokken was bij de totstandkoming van de effectenleaseovereenkomsten en dat deze zonder de vereiste vergunning zijn afgesloten. De kantonrechter oordeelde dat Dexia voldoende heeft onderbouwd dat er een rechtsverhouding bestaat tussen haar en [tussenpersoon], waardoor laatstgenoemde mogelijk verplicht is Dexia te vrijwaren voor de aanspraken van [eiser in conv]. De kantonrechter heeft de vordering tot oproeping in vrijwaring toegewezen en [eiser in conv] in het ongelijk gesteld, met veroordeling in de proceskosten van € 135,00. De zaak is verder verwezen naar een rolzitting voor het nemen van conclusies in de hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: 11683640 \ CV EXPL 25-3718
Vonnis in het vrijwaringsincident van 20 augustus 2025
in de zaak van
[eiser in conv],
wonende in [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie en in het incident,
gemachtigde: mr. G. van Dijk van Leaseproces,
tegen
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie en in het incident,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.
Partijen worden hierna ‘ [eiser in conv] ’ en ‘Dexia’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, tevens de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie,
- de conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident, tevens het incidentele verzoek ex artikel 195 Rv, tevens de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis in het vrijwaringsincident bepaald.

2.Het geschil in het vrijwaringsincident

2.1.
Dexia vordert - samengevat - dat de kantonrechter haar toestaat om [tussenpersoon] (hierna: [tussenpersoon] ) in vrijwaring op te roepen.
2.2.
Dexia legt aan haar vordering ten grondslag dat [eiser in conv] in de hoofdzaak (onder meer) een verklaring voor recht vordert dat Dexia onrechtmatig tegenover [eiser in conv] heeft gehandeld en dat [eiser in conv] daardoor schade heeft geleden. De verwijten die [eiser in conv] Dexia maakt zien met name op de manier waarop de tussen partijen gesloten effectenleaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) tot stand zijn gekomen. [tussenpersoon] is als tussenpersoon betrokken geweest bij de totstandkoming van de overeenkomsten. Als de stellingen van [eiser in conv] in de hoofdzaak kloppen, dan zou dat betekenen dat [tussenpersoon] [eiser in conv] heeft geadviseerd zonder over een daarvoor verplichte vergunning te beschikken. In dat geval lijdt Dexia schade door toedoen van [tussenpersoon] . Daarom wenst Dexia [tussenpersoon] in vrijwaring op te roepen.
2.3.
[eiser in conv] voert verweer. Volgens [eiser in conv] heeft Dexia niets (rechtens juist) gesteld over de rechtsverhouding tussen Dexia en [tussenpersoon] op grond waarvan [tussenpersoon] Dexia dient vrij te houden van de nadelige gevolgen van een veroordeling in de hoofdzaak. De rechtsverhouding tussen Dexia en [tussenpersoon] betreft een totaal andere rechtsverhouding dan die tussen [eiser in conv] en Dexia. Verder
betwist [eiser in conv] dat Dexia een schadevergoedingsvordering heeft op [tussenpersoon] . Ten slotte voert [eiser in conv] aan dat het vrijwaringsincident in strijd is met de doelmatigheid.
2.4.
Op de (overige) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, (nader) ingegaan.

3.De beoordeling in het vrijwaringsincident

3.1.
De incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring is tijdig en vóór alle weren genomen. Op grond van artikel 210 lid 1 Rv kan de gedaagde partij een derde partij in vrijwaring oproepen indien hij meent daartoe gronden te hebben. Voldoende is dat voldoende gemotiveerd en concreet wordt gesteld dat tussen de gedaagde partij in de hoofdzaak en de derde partij een rechtsverhouding bestaat op grond waarvan de derde partij verplicht is de nadelige gevolgen van een veroordeling van de gedaagde partij in de hoofdzaak te dragen.
3.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Dexia voldoende onderbouwd gesteld dat tussen haar en [tussenpersoon] een rechtsverhouding bestaat die voor [tussenpersoon] de verplichting met zich kan meebrengen Dexia te vrijwaren voor de aanspraken van [eiser in conv] . Tussen partijen staat immers vast dat [tussenpersoon] als tussenpersoon heeft opgetreden bij de totstandkoming van de overeenkomsten en dat [eiser in conv] Dexia (onder meer) verwijt dat de overeenkomsten tot stand zijn gekomen nadat [tussenpersoon] [eiser in conv] had geadviseerd zonder over een daarvoor verplichte vergunning te beschikken. Of Dexia in dat kader een schadevergoedingsvordering op [tussenpersoon] ten dienste staat, zal zo nodig in de vrijwaringszaak moeten worden bekeken. Dat tussen Dexia en [tussenpersoon] mogelijk een andere rechtsverhouding geldt dan in de hoofdzaak is niet van belang (Hoge Raad 10 april 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0567, rov. 3.2.).
3.3.
Dat het vrijwaringsincident in strijd is met de doelmatigheid heeft [eiser in conv] niet althans onbegrijpelijk onderbouwd. Voor zover [eiser in conv] probeert aan te voeren dat een oproeping in vrijwaring zou leiden tot onredelijke vertraging van de hoofdzaak wijst de kantonrechter erop dat de overeenkomsten in 2000 zijn gesloten en in 2006 zijn beëindigd. Dat [eiser in conv] ervoor kiest deze procedure dit jaar pas te starten is zijn goed recht, maar maakt dat zonder begrijpelijke toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien dat (toewijzing van) het vrijwaringsincident zal leiden tot een onredelijke vertraging van de hoofdzaak.
3.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter de vordering tot oproeping in vrijwaring zal toewijzen.
3.5.
[eiser in conv] wordt in het ongelijk gesteld. Hij moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten vast op € 135,00 aan salaris gemachtigde (1,00 punt x
€ 135,00).

4.De beslissing in het vrijwaringsincident en in de hoofdzaak

De kantonrechter
in het vrijwaringsincident
4.1.
geeft Dexia toestemming om [tussenpersoon] , gevestigd in [vestigingsplaats] , in vrijwaring op te roepen,
4.2.
bepaalt dat Dexia [tussenpersoon] kan laten dagvaarden voor de rolzitting van de rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem van
woensdag 1 oktober 2025, om op de vordering tot vrijwaring te antwoorden en voort te procederen,
4.3.
veroordeelt [eiser in conv] in de proceskosten van € 135,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in de hoofdzaak
4.4.
verwijst de zaak naar dezelfde rolzitting van
woensdag 1 oktober 2025voor het nemen van de conclusie van antwoord op het incidentele verzoek ex artikel 195 Rv, de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie aan de kant van Dexia,
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2025.
61512/560