Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[ gedaagde 1 in conv. eis in rec.] ,
[gedaagde 2 in conv. en eis in rec.],
1.[ gedaagde 1 in conv. eis in rec.] ,
[gedaagde 2 in conv. en eis in rec.],
1.De procedure in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
- het tussenvonnis van 20 november 2024,
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 april 2025, waarbij de zaak naar de rol van 30 april 2025 is verwezen voor uitlaten partijen over het vervolg van de procedure,
- de gelijktijdig genomen akten van 30 april 2025, waarbij wordt verzocht om vonnis te wijzen.
2.De feiten
3.Het geschil in de hoofdzaak
4.Het geschil in de vrijwaring
5.De beoordeling in de hoofdzaak
€ 31.772,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van de datum van ontbinding van de koopovereenkomst door [gezamenlijke gedaagden] (16 oktober 2023).
- griffierecht € 320,00
6.De beoordeling in de vrijwaring
7.De beslissing
- een bedrag van € 31.772,80, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 lid 1 BW over dit bedrag met ingang van 16 oktober 2023 tot de dag van algehele voldoening,
- een bedrag van € 1.176,27 , vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 lid 1 BW over dit bedrag met ingang van 9 april 2025 tot de dag van algehele voldoening,
- een bedrag van € 1.104,50, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 lid 1 BW over dit bedrag met ingang van 31 juli 2024 tot de dag van algehele voldoening,
15 oktober 2025.