ECLI:NL:RBGEL:2025:8760

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
AWB – 24 _ 1646
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen toekenning loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet WIA

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 20 oktober 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de toekenning van een loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet WIA behandeld. Eiseres, die sinds 1 juli 2014 werkzaam was als medewerker huishouding, heeft in 2020 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft haar aanvraag afgewezen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat haar volledige arbeidsongeschiktheid duurzaam is. De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de arbeidsongeschiktheid van eiseres niet duurzaam is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het UWV en draagt hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het UWV veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/1646

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. K. Aslan),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. M.W.A. Blind).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen de toekenning van een loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 1 april 2022. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de toekenning van de loonaanvullingsuitkering.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep gegrond is, omdat in het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd dat de volledige arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. Eiseres krijgt daarom gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 13 september 2023 heeft het UWV besloten tot de toekenning van een loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet WIA naar een mate van volledige arbeidsongeschiktheid per 1 april 2022 (de datum in geding). Met het bestreden besluit van 8 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dat besluit gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

De feiten
3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres was vanaf 1 juli 2014 werkzaam als medewerker huishouding bij Martha Flora [plaats] voor 27,82 uur per week. Op 12 juni 2020 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Bij de WIA-beoordeling per einde wachttijd (8 september 2020) wordt eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht. Met het besluit van 16 september 2020 besluit het UWV dat eiseres per 9 september 2020 geen WIA-uitkering toegekend krijgt. Dit besluit van 16 september 2020 staat met de uitspraak van deze rechtbank van 25 april 2022 in rechte vast. [1] Vanaf 9 september 2020 ontvangt eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
3.1.
Op 19 mei 2022 vraagt eiseres opnieuw een WIA-uitkering aan. Met het besluit van 24 mei 2022 wijst het UWV deze aanvraag af, onder verwijzing naar voornoemde uitspraak van deze rechtbank van 25 april 2022.
3.2.
Per 26 juli 2022 meldt eiseres zich ziek vanuit de WW. Met het besluit van 15 augustus 2022 besluit het UWV dat zij geen ziekengeld toegekend krijgt, omdat zij op de datum van ziekmelding geschikt wordt geacht voor haar eigen werk. Met het besluit van 20 januari 2023 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dat besluit van 15 augustus 2022 gebleven. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
3.3.
Naar aanleiding van het beroepschrift heeft het UWV op 4 mei 2023 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, het besluit van 22 augustus 2022 herroepen, en is besloten tot de toekenning van ziekengeld aan eiseres.
3.4.
Naar aanleiding van de gewijzigde beslissing op bezwaar van 4 mei 2023 – waarbij is geoordeeld dat bij eiseres per 26 juli 2022 sprake is van een verslechtering ten opzichte van de WIA-beoordeling per 9 september 2020 – is door het UWV zelfstandig beoordeeld of de klachten voortvloeiden uit dezelfde ziekteoorzaak (Amber-beoordeling).
De besluitvorming
4. In het kader van de in 3.4 genoemde WIA-beoordeling vindt een medisch onderzoek plaats. De bevindingen van de verzekeringsarts zijn neergelegd in het rapport van 27 juni 2023. De verzekeringsarts concludeert dat eiseres geen benutbare mogelijkheden heeft. Eiseres heeft namelijk een ernstige psychiatrische aandoening (EPS) en zij is hiervoor per april 2022 in behandeling. De datum waarop eiseres geen benutbare mogelijkheden heeft wordt daarom vastgesteld (arbitrair) op 1 april 2022. Om een bevestiging te krijgen van de diagnose en een indruk te krijgen van de prognose (of er nog behandelmogelijkheden zijn) acht de verzekeringsarts een psychiatrische expertise geïndiceerd. Deze psychiatrische expertise is uitgevoerd door een psychiater en dateert van 22 augustus 2023. Het UWV besluit op 13 september 2023 tot de toekenning van een loonaanvullingsuitkering aan eiseres per 1 april 2022.
4.1.
Op 2 oktober 2023 heeft eiseres tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft het UWV het bestreden besluit genomen. Het UWV heeft deze besluitvorming (mede) gebaseerd op een medisch onderzoek dat is neergelegd in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 2 februari 2024.
4.2.
De verzekeringsarts b&b wijkt niet af van het oordeel van de primaire verzekeringsarts en stelt dat deze op goede gronden heeft kunnen concluderen dat er een redelijk tot goede kans is dat de belastbaarheid van eiseres nog kan toenemen. Per 1 april 2022 is er geen sprake van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid.
De beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van eiseres
5. Eiseres voert aan dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat haar volledige arbeidsongeschiktheid als duurzaam is aan te merken. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst zij naar de medische informatie van haar behandelend psychiater. Verder betoogt eiseres dat de periode na 1 april 2022 ten onrechte niet is betrokken bij de beoordeling van de duurzaamheid. Ten tijde van het spreekuur bij de primaire verzekeringsarts werd zij namelijk al bijna anderhalf jaar behandeld voor haar psychische klachten zonder dat sprake was van verbetering.
5.1.
In reactie op het beroepschrift heeft het UWV een rapport van de verzekeringsarts b&b van 13 mei 2024 ingebracht. De verzekeringsarts b&b stelt zich op het standpunt dat niet gesteld kan worden dat verbetering van de belastbaarheid van eiseres niet of nauwelijks te verwachten valt, en ziet geen aanleiding om de beperkingen van eiseres duurzaam te achten. Er kan dan ook worden uitgegaan van een redelijk tot goede kans dat de belastbaarheid van eiseres zal verbeteren. Daar komt bij dat de primaire verzekeringsarts een herbeoordeling heeft gepland, een jaar na zijn eigen onderzoek, om het beloop te kunnen toetsen.
5.2.
Eiseres heeft, in reactie op het rapport van de verzekeringsarts b&b van 13 mei 2024, tijdens de zitting betoogd dat de verzekeringsartsen niet hebben gemotiveerd welke verbetering van de arbeidsbeperkingen er precies te verwachten valt en met welk resultaat. De stelling van de verzekeringsartsen dat de belastbaarheid zal verbeteren, is te algemeen.
Toetsingskader
6. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterde situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
6.1.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft nader uitgewerkt hoe het onder 6 genoemde wettelijke kader moet worden toegepast. De CRvB heeft geoordeeld dat de verzekeringsarts zich een oordeel moet vormen over de duurzaamheid van de arbeidsgeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. Hierbij moet hij een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar en daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de medische situatie van de verzekerde op de datum in geding. Als die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde. [2]
6.2.
Bij het onderzoek naar de duurzaamheid hanteert het UWV het beoordelingskader “Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen” (het beoordelingskader). Dit beoordelingskader is een hulpmiddel voor de verzekeringsarts bij het beoordelen van de vraag of de arbeidsongeschiktheid als duurzaam is aan te merken. Op grond van dit beoordelingskader wordt duurzaamheid aangenomen indien verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten dan wel niet of nauwelijks valt te verwachten. Daarnaast bevat het beoordelingskader een stappenplan ter vaststelling van de prognose van de arbeidsbeperkingen van de verzekerde, uitgaande van de medische situatie op het moment van beoordeling.
6.3.
Stap 1 van het beoordelingskader betreft de beoordeling door de verzekeringsarts of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval indien sprake is van een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden of een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Stap 2 betreft de beoordeling door de verzekeringsarts in hoeverre verbetering in het eerstkomende jaar te verwachten is. In dat geval gaat de verzekeringsarts na of er een redelijke of goede verwachting is dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden (stap 2a), dan wel of verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks is te verwachten (stap 2b). Stap 3 gaat over de situatie dat na het eerste jaar nog verbetering van de belastbaarheid is te verwachten. Dat is alleen het geval als van de behandeling vaststaat dat die eerst op langere termijn gericht kan zijn op de verbetering van de belastbaarheid.
Beoordeling duurzaamheid
7. Niet in geschil is dat eiseres per 1 april 2022 volledig arbeidsongeschikt is. In geschil is de vraag of de arbeidsongeschiktheid van eiseres op de datum in geding, 1 april 2022, moet worden geacht volledig én duurzaam te zijn, zodat eiseres op grond van artikel 47 van de Wet WIA recht heeft op een IVA-uitkering.
8. De rechtbank is van oordeel dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de arbeidsongeschiktheid van eiseres niet duurzaam te achten is. Hieronder legt zij uit waarom zij dat vindt.
8.1.
De primaire verzekeringsarts concludeert in zijn rapport van 22 augustus 2023 dat in de psychiatrische expertise de prognose al met al wordt ingeschat als matig. Dit houdt voor de belastbaarheid volgens de verzekeringsarts in dat verbetering zeker nog mogelijk is.
8.2.
De verzekeringsarts b&b concludeert in zijn rapport van 2 februari 2024 ook dat verbetering van de belastbaarheid van eiseres te verwachten is en sluit aan bij het oordeel van de primaire verzekeringsarts. Uit de brief van de behandelend psychiater van
10 november 2023 volgt dat eiseres pas vanaf april 2022 bij Argo GGZ is gestart met haar behandeling. Omdat de datum in geding min of meer samenvalt met de start van de behandeling, kan niet zeker worden gesteld dat op dat moment verbetering van eiseres haar belastbaarheid niet of nauwelijks te verwachten viel. De behandeling moest toen immers nog van start gaan.
8.3.
In het rapport van 13 mei 2024 heeft de verzekeringsarts b&b zijn beoordeling aanvullend gemotiveerd. Hij acht het van belang dat de primaire verzekeringsarts een herbeoordeling heeft gepland voor een jaar na zijn eigen onderzoek om het beloop te kunnen toetsen. Verder concludeert hij dat weliswaar op grond van de in de psychiatrische expertise genoemde prognose (matig) en de inschatting van de behandelend psychiater (de omstandigheden zullen niet binnen afzienbare tijd veranderen) niet ondubbelzinnig kan worden gesproken van een gunstige prognose. Echter, vanwege het belang dat gehecht moet worden aan de medicamenteuze tak, concludeert de verzekeringsarts b&b dat niet gesteld kan worden dat verbetering van de belastbaarheid van eiseres niet of nauwelijks te verwachten valt. Er kan dan ook worden uitgegaan van een redelijk tot goede kans dat de belastbaarheid van eiseres binnen een jaar zal verbeteren.
8.4.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt eiseres terecht dat de verzekeringsartsen onvoldoende inzichtelijk hebben gemotiveerd dat haar arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. De enkele stelling in de rapporten van de verzekeringsartsen dat er verbetering van de belastbaarheid valt te verwachten door de ingezette behandeling, is te algemeen en onvoldoende concreet. Er wordt namelijk niet toegelicht welke verbetering van de functionele mogelijkheden en welke mate van herstel in het individuele geval van eiseres te verwachten valt. De verzekeringsartsen hebben naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende (concreet) uitgelegd waarom zij verwachten dat de behandelmogelijkheid die in de psychiatrische expertise wordt benoemd, dusdanig effectief zal zijn dat een verbetering van de klachten in de toekomst kan leiden tot verbetering van de arbeidsmogelijkheden van eiseres. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende inzichtelijk is hoe de motivering van de verzekeringsarts b&b, dat kan worden uitgegaan van een redelijk tot goede kans dat de belastbaarheid verbetert, zich verhoudt tot de matige prognose zoals genoemd in de psychiatrische expertise en de brief van de behandelend psychiater van
10 november 2023, waarin staat dat er geen aanwijzingen zijn dat de omstandigheden binnen afzienbare tijd zullen veranderen en daarmee haar mentale klachten. Tot slot, acht de rechtbank van belang dat de verzekeringsarts b&b in zijn rapport van 13 mei 2024 schrijft dat hij het – voor de conclusie dat geen sprake is van duurzaamheid – van belang vindt dat de primaire verzekeringsarts een herbeoordeling heeft gepland voor over een jaar om het beloop te kunnen toetsen. Deze herbeoordeling heeft echter niet plaatsgevonden, zoals het UWV tijdens de zitting heeft bevestigd. De motivering voldoet gelet op het voorgaande niet aan de in de rechtspraak (zie overweging 6.1) genoemde vereisten.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en kan niet in stand blijven. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing op het bezwaar van eiseres te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan het UWV op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om deze zaak af te doen.
9.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het UWV een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het UWV hiervoor zes weken. Deze termijn gaat op grond van artikel 8:106 van de Awb pas lopen als de termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, als daarop is beslist.
9.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 8 februari 2024;
- draagt het UWV op binnen zes weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken, of als hoger beroep wordt ingesteld, na de dag nadat daarop is beslist, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 51 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.814 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Hollebrandse, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. van Kouwen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ARN 21/1664 (niet gepubliceerd).
2.CRvB 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896.