ECLI:NL:RBGEL:2025:8779

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
C/05/443453 / ES RK 24-518
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking echtscheiding met nevenvoorzieningen en verdeling, inclusief omgangsregeling en ouderlijk gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 oktober 2025 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw het verzoek heeft ingediend om de echtscheiding uit te spreken en het eenhoofdig ouderlijk gezag over hun minderjarige kinderen te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en dat er ernstige verslavingsproblematiek bij de man speelt, wat een onaanvaardbaar risico voor de kinderen met zich meebrengt. De rechtbank heeft de vrouw belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de kinderen, en de man is het recht op omgang met de kinderen ontzegd. De rechtbank heeft ook de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap geregeld, waarbij de vrouw de mogelijkheid krijgt om de echtelijke woning over te nemen of deze te verkopen. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw integraal toegewezen, omdat de man geen verweer heeft gevoerd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de beslissing over de echtscheiding zelf, die pas geldt na inschrijving.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/443453 / ES RK 24-518 (echtscheiding met nevenvoorzieningen) en C/05/450313 FA RK 25-1306 (verdeling)
Datum uitspraak: 20 oktober 2025
beschikking echtscheiding met nevenvoorzieningen en verdeling
in de zaak van
[naam vrouw](nader te noemen: de vrouw),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M.M.P. Gerrits te Wijchen,
tegen
[naam man](nader te noemen: de man),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. L.D.M. Rubens-Snijders te Nijmegen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift, ingekomen op 8 november 2024;
  • het betekeningsexploit van 18 november 2024;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, ingediend op 24 januari 2025;
  • het verweerschrift op zelfstandig verzoek, ingediend op 1 februari 2025;
  • het journaalbericht van mr. Rubens-Snijders met concretisering petitum van 21 mei 2025.
1.2.
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben mailberichten van 3 respectievelijk 4 juli 2025 hun mening gegeven over bij wie ze willen wonen en wie de dagelijkse zorg over hen zal hebben en de zorg/omgangsregeling.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling van 8 september 2025 zijn gehoord:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de advocaat van de man;
  • een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
De feiten
1.4.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum] 2009 te [woonplaats] .
1.5.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
  • [naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] ;
  • [naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] .

2.De verzoeken en verweren

2.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank om bij beschikking, zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
II. het gezamenlijk ouderlijk gezag van partijen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te beëindigen in die zin dat de vrouw alleen het ouderlijk gezag over de voormelde minderjarigen zal dragen;
III. indien het onder II vermelde verzoek van de vrouw tot beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag van de vrouw zal worden afgewezen, het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij haar vast te stellen;
IV. te bepalen dat omgang tussen de man en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt ontzegd subsidiair slechts zal plaatsvinden één maal per week gedurende twee uur onder begeleiding van een objectieve deskundige derden;
V. te bepalen dat de vrouw de man eenmaal per drie maanden schriftelijk per e-mail zal informeren over alle belangrijke aangelegenheden ten aanzien van de ontwikkeling ten aanzien van de minderjarige [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
VI. ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen te bepalen dat:
- de echtelijke woning van partijen te [postcode] te [woonplaats] aan [adres] zal worden getaxeerd door [makelaar] op een door partijen in onderling overleg te bepalen moment, waarna de vrouw binnen 3 tot 6 maanden na datum van de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand dan wel de datum van het taxatierapport (indien de datum van het taxatierapport ligt na de datum van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand) in de gelegenheid zal worden gesteld de echtelijke woning te proberen in volledige eigendom toebedeeld te krijgen tegen uitbetaling aan de man van de helft van de overwaarde (getaxeerde waarde van de woning verminderd met het actuele saldo van de hypothecaire geldlening) en onder de voorwaarde van ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van voormelde hypothecaire geldlening;
en indien het vorenstaande voor de vrouw niet mogelijk is:
- te bepalen dat partijen voormelde gemeenschappelijke eigendomswoning te koop dienen aan te bieden via een door de rechtbank in goede justitie aan te wijzen (N.V.M. en N.W.W.I. gecertificeerde) makelaar (bijvoorbeeld [makelaar] aan [adres] of [makelaar] gevestigd te [adres] ) waarbij uit de verkoopopbrengst eerst de op de echtelijke woning rustende hypothecaire geldlening en de kosten verkoop (makelaarscourtage, energielabel, advertentiekosten en eventuele kosten open dagen) dienen te worden voldaan waarna de resterende verkoopopbrengst bij helfte tussen partijen dient te worden verdeeld;
- de inboedel van partijen welke zich in de echtelijke woning bevindt toe te scheiden aan de vrouw zonder verrekening over en weer;
- te bepalen dat partijen ieder de bankrekeningen welke op hun naam staan toebedeeld krijgen inclusief de zich daarop bevindende saldi zonder verrekening van de banksaldi van partijen over en weer;
- partijen (voor zover nodig) te bevelen om over te gaan tot verevening van het door ieder van hen tijdens het huwelijk opgebouwde (ouderdoms- en partner)pensioen;
VII. het zelfstandige verzoek van de man tot vaststelling van een omgangsregeling / zorgregeling tussen de man en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] af te wijzen;
VIII. met compensatie van proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij zijn/haar eigen proceskosten draagt.
2.2.
De man voert geen verweer tegen het verzoek tot echtscheiding of het verzoek de vrouw te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Hij voert verweer tegen het verzoek van de vrouw de omgang met de kinderen aan hem te ontzeggen.
2.3.
Bij wege van zelfstandige verzoeken verzoekt de man de rechtbank:
de echtscheiding uit de spreken;
te bepalen dat als omgangsregeling tussen de man en de kinderen zal gelden één dag per 2 weken, welke regeling zal worden opgebouwd en zal starten met begeleide omgang van (minimaal) 2 uur per 2 weken;
de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen uit te spreken als volgt:
a) te bepalen dat de vrouw de gelegenheid krijgt om te bezien of zij de woning kan overnemen, waarbij de man zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldleningen en de vrouw de man de helft van de overwaarde aan de man zal betalen;
b) te bepalen dat indien de vrouw niet in staat blijkt de woning over te nemen, de woning verkocht zal worden;
c) de inboedel toe te delen aan de vrouw;
d) de bankrekeningen toe te delen aan degene op wiens naam de rekening staat, zonder nadere verrekening.

3.De beoordeling

Ouderschapsplan (ontvankelijkheid)
3.1.
In de wet staat dat ouders pas een verzoek tot echtscheiding kunnen doen, als zij een ouderschapsplan hebben gemaakt waarin zij afspraken hebben gemaakt over hun kind. In dat ouderschapsplan moeten in ieder geval afspraken zijn opgenomen over de manier waarop zij de zorg over hun kind zullen verdelen, hoe zij elkaar over hun kind zullen informeren en hoe zij de kosten zullen delen.
3.2.
Door de vrouw is geen gezamenlijk ouderschapsplan overgelegd, maar de rechtbank is van oordeel dat dit op dit moment redelijkerwijs ook niet gevergd kan worden van partijen. De vrouw stelt dat er sprake is van ernstige verslavingsproblematiek bij de man. De vrouw heeft ter onderbouwing van de problemen tussen partijen een verslag van Veilig Thuis van 25 maart 2024 ingediend. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw hiermee voldoende heeft onderbouwd dat een gezamenlijk ouderschapsplan gelet op deze situatie nu niet gemaakt kan worden. De rechtbank zal partijen daarom ontvangen in hun verzoeken tot echtscheiding.
Echtscheiding
3.3.
De rechtbank spreekt de echtscheiding tussen partijen uit. De vrouw verzoekt dit en stelt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Dat betekent dat partijen niet samen verder kunnen als echtgenoten. De man voert geen verweer en verzoekt de rechtbank bij zelfstandig verzoek eveneens de echtscheiding tussen hen uit te spreken.
Eenhoofdig ouderlijk gezag
3.4.
Op grond van artikel 1: 253a BW kan de rechtbank na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
  • er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
  • wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.5.
De vrouw heeft aangevoerd dat de man momenteel met zware meervoudige verslavingsproblematiek kampt. De ambulance heeft de man drie keer thuis opgehaald vanwege een suïcidepoging in huis terwijl de kinderen thuis waren. Er is toen ook een melding gedaan bij Veilig Thuis door de spoedeisende hulp arts, de behandelende arts van de man, de ambulancedienst en de huisarts. Als de man drugs of drank gebruikt had, werd hij vervelend richting de vrouw en maakte hij haar allerlei verwensingen. De kinderen waren altijd op hun hoede als de man thuis kwam: is hij normaal of heeft hij gebruikt? Dat gaf enorme spanningen. Het was dan ook een grote opluchting toen de man uit de echtelijke woning vertrok. De kinderen hebben een hele stressvolle periode achter de rug omdat de vrouw in de periode voorafgaand aan het vertrek van de man een intensieve behandeling volgde vanwege borstkanker, terwijl de man kampte met ernstige verslavingsproblematiek. Inmiddels is er tussen de man en de vrouw of de kinderen al meer dan een jaar geen enkel contact geweest. De kinderen willen dat ook niet meer. De man reageert niet op de berichten van de vrouw en verandert steeds zijn telefoonnummer. Het is derhalve voor de vrouw erg moeilijk dan wel onmogelijk om gezagsbeslissingen te kunnen nemen ten aanzien van de kinderen.
3.6.
De man erkent in de stukken dat er bij hem sprake is van verslavingsproblematiek en acht het in het belang van de kinderen dat de vrouw het eenhoofdig gezag over de kinderen krijgt, zodat zij de beslissingen kan nemen die nodig zijn in het belang van de kinderen. De advocaat van de man geeft op de mondelinge behandeling aan dat ook zij geen contact meer kan krijgen met de man.
3.7.
De Raad adviseert de rechtbank de vrouw te belasten met het eenhoofdig ouderlijk gezag zodat zij de gezagsbeslissingen kan nemen.
3.8.
De rechtbank overweegt dat er uit de stukken en het verhandelde op de mondelinge behandeling blijkt dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. Er is geen overleg mogelijk tussen de ouders omdat de man niet reageert en steeds zijn telefoonnummer wisselt. De man is onbetrouwbaar zowel in communicatie als gedrag. Zonder overleg, minimale samenwerking en vertrouwen is er geen basis voor het nemen van gezamenlijke gezagsbeslissingen. Mede gelet op de feiten dat partijen al jaren een slechte verstandhouding hebben, de vrouw inmiddels een jaar geen contact heeft kunnen krijgen met de man, de man niet op de mondelinge behandeling is verschenen terwijl hij op de hoogte was dan de datum en ook geen contact meer heeft opgenomen met zijn advocaat, is het niet te verwachten dat dit op korte termijn zal verbeteren. De rechtbank zal de vrouw dan ook belasten met het eenhoofdig ouderlijk gezag.
3.9.
De rechtbank komt dan niet toe aan de beslissing over de hoofdverblijfplaats van de kinderen.
Omgangsregeling
3.10.
Nu het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en de vrouw met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen zal worden belast, zal de rechtbank hierna spreken van een omgangsregeling in plaats van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
3.11.
De rechtbank overweegt dat een kind recht heeft om omgang met zijn ouders [1] . De rechter ontzegt het recht op omgang slechts, indien:
omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
3.12.
De Raad adviseert de rechtbank geen omgangsregeling vast te leggen, maar ook niet te ontzeggen. Als de kinderen op enig moment omgang willen, zou dat namelijk mogelijk moeten zijn. Volgens de Raad dient in de beschikking te worden opgenomen dat gestreefd wordt naar maandelijks contact tussen de kinderen en de man en dat met hulp van het Buurtteam kan worden gekeken wat daarin de wensen van de kinderen zijn.
3.13.
De rechtbank overweegt dat beide minderjarigen aangeven dat zij op dit moment geen omgang willen met de man. Uit het emailbericht van [minderjarige 1] blijkt dat het vertrek van de man uit de echtelijke woning haar veel rust heeft gebracht omdat zij daarvoor altijd op eieren moest lopen vanwege het onvoorspelbare gedrag van de man. Sinds zijn vertrek voelt zij zich gelukkiger. Ze geeft aan dat zij het al eng vindt als ze haar vader tegenkomt op straat.
3.14.
Veilig Thuis concludeert in het rapport van 24 maart 2025 dat sprake is (geweest) van kindermishandeling in de vorm van emotionele verwaarlozing. De kinderen van partijen hebben de tentamen suïcide meegekregen en de gedragsverandering bij de man als gevolg van middelen- en alcoholgebruik. Daarnaast speelt parentificatie (dit is wanneer de kinderen zich veel zorgen maken om beide ouders en de zorgrol willen overnemen).
3.15.
Er zijn veiligheidsvoorschriften opgesteld inhoudende onder meer dat de kinderen geen getuige mogen zijn van middelen- en alcoholgebruik en de gedragsverandering als gevolg daarvan en dat de kinderen een ouder tot hun beschikking moeten hebben die emotioneel beschikbaar is. Met de ouders zijn afspraken gemaakt:
  • dat de man geen overdosis medicatie/ alcohol neemt wanneer de kinderen in de woning zijn;
  • dat de man geen drugs of alcohol gebruikt en clean blijft;
  • dat de man een behandeling bij een psycholoog volgt;
  • dat de ouders en de kinderen psycho-educatie krijgen over: middelengebruik, tentamen suïcide (effect ouder-kind relatie) en parentificatie. Daarnaast weten ouders wat het betekent om emotioneel beschikbaar te zijn voor hun kind;
  • dat de ouders in contact blijven met het buurtteam om aandacht te hebben voor de individuele ondersteuning van ieder gezinslid, aandacht hebben voor herstel en het herstellen van vertrouwen in elkaar.
3.16.
Uit de stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat de man zich niet aan deze afspraken houdt. Het is onbekend of de man nog alcohol of drugs gebruikt, maar het staat vast dat hij niet meewerkt aan psycho-educatie, niet in contact is met het buurtteam en onbereikbaar is voor de vrouw en de kinderen en uit hun leven is verdwenen. De rechtbank overweegt dat onder deze omstandigheden omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke ontwikkeling van de kinderen omdat de man zich niet houdt aan de veiligheidsafspraken die zijn gemaakt in het kader van de emotionele verwaarlozing.
3.17.
De rechtbank overweegt verder dat er geen zicht is op de precieze problematiek van de man en zijn behandeltraject. De rechtbank overweegt dat nergens uit blijkt dat de man in staat is om een veilige omgeving te zijn en/of te creëren voor de kinderen. Het is bovendien niet duidelijk of hij eigen woonruimte heeft en een plek om de kinderen op te vangen.
3.18.
Uit de brieven van de minderjarigen blijkt bovendien dat de kinderen ernstige bezwaren hebben tegen omgang, omdat omgang voor hen niet veilig voelt. Daaruit blijkt ook dat het vertrek van de man uit de echtelijke woning en het feit dat er geen contact meer is geweest tussen de man en de kinderen hen veel rust heeft gebracht, na een intensieve en stressvolle periode.
3.19.
Nu onduidelijk is of en zo ja wanneer de man weer een (verantwoorde) rol zal kunnen spelen in het leven van zijn kinderen, zal de rechtbank de man het recht op omgang voor onbepaalde duur ontzeggen. De rechtbank hecht eraan op te merken dat een ontzegging van de omgang altijd een tijdelijk karakter heeft. Dat wil zeggen dat de ouder die (voor onbepaalde tijd) het recht tot omgang met zijn kind is ontzegd bij ongewijzigde omstandigheden in ieder geval na verloop van een jaar de mogelijkheid heeft om zich tot de rechter te wenden met een verzoek een omgangsregeling vast te stellen. Als de omstandigheden wijzigen kan ook eerder een nieuw verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling worden ingediend.
3.20.
De rechtbank overweegt dat het wel belangrijk is dat de man op de hoogte blijft van de ontwikkeling van de kinderen van partijen. De rechtbank zal dan ook het verzoek van de vrouw dat zij hem eenmaal per drie maanden schriftelijk per e-mail informeert over alle belangrijke aangelegenheden ten aanzien van de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] toewijzen.
De verdeling van de huwelijksgemeenschap
3.21.
Partijen hebben geen huwelijkse voorwaarden laten opstellen en zij zijn vóór 1 januari 2018 getrouwd. Dat betekent dat door het huwelijk van partijen een wettelijke gemeenschap van goederen is ontstaan.
3.22.
Door de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding is die gemeenschap op 8 november 2024 ontbonden [2] . Dat betekent in beginsel dat de goederen die partijen op die datum (de zogenoemde ‘peildatum’) hadden, moeten worden verdeeld. Van de schulden die zij op de peildatum hadden, moet worden vastgesteld wie onderling welk deel daarvan moet betalen (ook wel de ‘interne draagplicht’ genoemd).
3.23.
Partijen zijn het erover eens dat de volgende goederen en schulden tot de gemeenschap behoren:
de woning te ( [postcode] ) [woonplaats] aan [adres] ;
de hypothecaire geldlening afgesloten bij ING Bank NV onder [nummer] ;
de inboedel van de woning;
het saldo op de bankrekening [nummer] ten name van de (eenmanszaak van de) vrouw;
het saldo op de bankrekening [nummer] ten name van de vrouw;
het saldo op de bankrekening [nummer] ten name van de man.
3.24.
Partijen zijn het er over eens dat de bankrekeningen met nummers [nummer] en [nummer] niet tot de gemeenschap behoren. Het gaat hier om (spaar) rekeningen van de kinderen.
De woning, de hypothecaire geldlening en de spaarpolis
3.25.
Partijen zijn het erover eens dat de vrouw de gelegenheid krijgt om te bezien of zij de echtelijke woning kan overnemen, waarbij de man zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldleningen en de vrouw de man de helft van de overwaarde aan de man zal betalen en dat indien de vrouw niet in staat blijkt de woning over te nemen, de woning verkocht zal worden. De rechtbank zal de verzoeken van de vrouw integraal toewijzen omdat de man het ermee eens is en geen verweer heeft gevoerd tegen de voorgestelde makelaar of de genoemde termijnen.
De inboedel
3.26.
Partijen zijn het er over eens dat de inboedelzaken worden toegedeeld aan de vrouw, zonder nadere verrekening. De rechtbank zal de inboedelzaken op deze wijze verdelen.
De bankrekeningen
3.27.
Partijen zijn het er over eens dat de bankrekeningen worden toegedeeld aan degene op wiens naam de rekening staat, zonder nadere verrekening van de saldi. De rechtbank zal de bankrekeningen op deze wijze verdelen.
Pensioen
3.28.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek om partijen (voor zover nodig) te bevelen om over te gaan tot verevening van het door ieder van hen tijdens het huwelijk opgebouwde (ouderdoms- en partner)pensioen, ingetrokken. De rechtbank behoeft hierop niet meer te beslissen.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.29.
De rechtbank verklaart de beslissingen ‘uitvoerbaar bij voorraad’, zoals is verzocht, wat betekent dat deze beslissingen direct gelden ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beslissing over de echtscheiding zelf verklaart de rechtbank niet uitvoerbaar bij voorraad. Die beslissing geldt namelijk pas als de echtscheiding is ingeschreven en dat kan pas gebeuren als daar geen hoger beroep meer tegen mogelijk is.
De proceskosten
3.30.
De man en de vrouw moeten allebei hun eigen proceskosten betalen, omdat zij een relatie met elkaar hebben gehad.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, die met elkaar gehuwd zijn op [datum] 2009 in de gemeente [woonplaats] ;
4.2.
bepaalt dat de vrouw voortaan belast zal zijn met het eenhoofdig gezag over de minderjarige kinderen:
  • [naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ,
  • [naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] .
4.3.
ontzegt de man met ingang van heden het recht op omgang met voornoemde minderjarigen;
4.4.
bepaalt dat de vrouw de man eenmaal per drie maanden schriftelijk per e-mail zal informeren over alle belangrijke aangelegenheden ten aanzien van de ontwikkeling ten aanzien van de minderjarigen;
4.5.
gelast de navolgende wijze van verdeling van de echtelijke woning te ( [postcode] ) [woonplaats] aan [adres] als volgt:
  • de woning zal worden getaxeerd door [makelaar] op een door partijen in onderling overleg te bepalen moment, waarna de vrouw binnen 3 tot 6 maanden na datum van de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand dan wel de datum van het taxatierapport (indien de datum van het taxatierapport ligt na de datum van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand) in de gelegenheid zal worden gesteld de echtelijke woning te proberen in volledige eigendom toebedeeld te krijgen tegen uitbetaling aan de man van de helft van de overwaarde (getaxeerde waarde van de woning verminderd met het actuele saldo van de hypothecaire geldlening) en onder de voorwaarde van ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van voormelde hypothecaire geldlening;
  • te bepalen dat partijen de woning te koop zullen aanbieden via [makelaar] waarbij uit de verkoopopbrengst eerst de op de echtelijke woning rustende hypothecaire geldlening en de kosten verkoop (makelaarscourtage, energielabel, advertentiekosten en eventuele kosten open dagen) dienen te worden voldaan waarna de resterende verkoopopbrengst bij helfte tussen partijen dient te worden verdeeld.
4.6.
deelt de inboedelzaken die zich in de echtelijke woning bevinden toe aan de vrouw zonder verrekening;
4.7.
bepaalt dat de rekeningen met nummers [nummer] en bankrekening [nummer] ten name van de vrouw, worden voortgezet door de vrouw en de bankrekening met nummer [nummer] ten name van de man wordt voortgezet door de man; een en ander zonder nadere verrekening;
4.8.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behalve de beslissing over de echtscheiding;
4.9.
beslist dat de man en de vrouw allebei hun eigen proceskosten moeten betalen;
4.10.
wijst de verzoeken voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J.M. van Apeldoorn, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D.S. Sweerman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2025.

Voetnoten

1.Artikel 1:377a BW
2.Artikel 1:99 lid 1 sub b BW.