ECLI:NL:RBGEL:2025:8790

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
11551182
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake ontslag op staande voet en bewijslevering door werknemer

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt de zaak behandeld van een werknemer, aangeduid als [eiser], die op staande voet is ontslagen door zijn werkgever, BIKEUROPE BV. De kantonrechter heeft op 14 oktober 2025 beslist dat de werknemer de gelegenheid krijgt om tegenbewijs te leveren tegen de stelling van de werkgever dat hij geen toestemming heeft gevraagd voor het meenemen van een fiets voor privégebruik. De werkgever, BIKEUROPE BV, heeft een verklaring van de leidinggevende van de werknemer, [naam 1], ingebracht, waarin deze stelt dat er nooit toestemming is gegeven voor het meenemen van de fiets. De kantonrechter oordeelt dat deze verklaring voorshands voldoende is om de gedragingen van de werknemer die aan het ontslag ten grondslag liggen, vast te stellen. De werknemer heeft echter in zijn akten de betrouwbaarheid van deze verklaring betwist en heeft bewijs aangeboden. De kantonrechter staat de werknemer toe om tegenbewijs te leveren, waarbij hij kan kiezen voor het overleggen van bewijsstukken of het horen van getuigen. De verdere procedure wordt aangehouden en de kantonrechter heeft een termijn gesteld voor het indienen van bewijsstukken en het opgeven van getuigen. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. W. van der Boon op 14 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11551182 \ HA VERZ 25-26
Beschikking van 14 oktober 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: namens Das Rechtsbijstand Amsterdam, mr. H.M. Paijmans,
tegen
BIKEUROPE BV,
te Harderwijk,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Bikeurope,
gemachtigde: mr. A.G.M. Wilms.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenbeschikking van 8 mei 2025
- de akte van Bikeurope van 4 juni 2025
- de akte van [eiser] van 4 juli 2025
- de akte van Bikeurope van 18 juli 2025
- de akte van [eiser] van 31 juli 2025.
1.2.
De datum van de beschikking is bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de beschikking van 8 mei 2025. Daarin is Bikeurope opgedragen te bewijzen dat [eiser] geen toestemming heeft gevraagd aan zijn leidinggevende [naam 1] althans dat [eiser] geen toestemming heeft gekregen voor het meenemen van de fiets voor privégebruik.
De bewijslevering door Bikeurope
2.2.
Ter onderbouwing van haar stellingen heeft Bikeurope een verklaring van de leidinggevende van [eiser] , [naam 1] , in het geding gebracht. In deze verklaring staat:
Op 9 december 2024 heeft u in een Teams-meeting een verklaring afgelegd tegenover [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] . U verklaarde toen dat u [eiser] ( [eiser] ) op geen enkele manier toestemming had gegeven om de fiets mee naar huis te nemen. Herinnert u zich dat nog?
Ja, ik herinner me die meeting.
2. Kunt u verklaren, zoals u in december 2024 al deed, dat u [eiser] op geen enkele manier toestemming hebt gegeven om de fiets mee naar huis te nemen?
Ten tijde van het gesprek met [naam 2] en de [naam 4] was het exacte serienummer niet bekend, dus ik kon slechts een vermoeden uitspreken. Voor de genoemde periode had ik echter op geen enkele manier toestemming aan de heer [eiser] gegeven om een fiets mee naar huis te nemen. Er heeft nooit een gesprek tussen de heer [eiser] en mij plaatsgevonden waarin hij mij om toestemming vroeg om de genoemde fiets mee naar huis te nemen. Ik heb de heer [eiser] op geen enkel moment toestemming gegeven om de genoemde fiets mee naar huis te nemen.
3. In een WhatsApp-bericht aan [eiser] in januari zei u dat u nergens bij betrokken was (zie punt 2.3 in het tussenvonnis) of dat u nergens van op de hoogte was. Wat bedoelde u daar precies mee?
Ik was niet betrokken bij de beslissing om het contract van de heer [eiser] te beëindigen. Ik kreeg pas op 10-12-2024 telefonisch van de heer [eiser] zelf te horen dat hij was ontslagen. Toen ik, als direct leidinggevende van de heer [eiser] , zijn ontslag een week later in het systeem moest bevestigen, stuitte ik op een document dat impliceerde dat ik op doorslaggevende wijze betrokken zou zijn geweest bij de beslissing om hem te ontslaan. Dit is echter niet juist. Dit document was niet met mij afgestemd en ik had geen kennis van het bestaan ervan. Ik werd weliswaar in de meeting van 9 december 2024 over het vermoedelijke voorval geïnformeerd en ondervraagd door [naam 2] en de [naam 4] , maar ik werd ten aanzien van de beslissing om de heer [eiser] te ontslaan op geen enkele wijze betrokken. Ook was de beslissing om de heer [eiser] op basis van dit voorval te ontslaan op geen enkele manier af te leiden uit de context van de meeting. Ik heb geprobeerd dit duidelijk te maken en de heer [eiser] hierover via WhatsApp te informeren.
4. Is er sinds het WhatsApp-gesprek in januari nog contact geweest tussen u en [eiser] ?
Ja.
5. Zo ja;
a. Wat werd er gezegd?
Het ging vooral over privédingen die niets met Trek te maken hadden (barbecueën, vakantie, nieuwe baan). En de informatie van de heer [eiser] dat hij een advocaat had ingeschakeld. Toen heb ik hem nog eens mijn beschrijving van punt 3 in detail toegestuurd, om alle misverstanden uit de weg te ruimen.
b. Wanneer vond dit gesprek plaats?
In meerdere korte tekstberichten tussen februari en april. Mijn beschrijving van punt 3 was op 5 april. Het laatste contact was ook op 5 april.
Vervolgvraag: Heeft u [eiser] op enig ander moment toestemming gegeven om fietsen mee naar huis te nemen?
In het verleden, in het kader van geplande nabewerkingen [uit de context wordt niet duidelijk wat hiermee bedoeld wordt] [1] hebben ofwel [naam 3] of ik de heer [eiser] in uitzonderlijke gevallen toestemming gegeven om onderdelen mee naar huis te nemen, om daar details over de uitvoerbaarheid van nabewerkingen [uit de context wordt niet duidelijk wat hiermee bedoeld wordt] [2] verder te kunnen uitwerken. De heer [eiser] heeft hiervoor steeds om een bevestiging gevraagd door de heer [naam 3] of door mij. Voor hele fietsen is mijns inziens nooit toestemming verleend.
Hierbij verklaar ik, [naam 1] , de bovenstaande informatie te goeder trouw en naar eer en geweten te hebben gegeven.”
2.3.
[naam 1] heeft onder punt 2. van de bovengenoemde schriftelijke verklaring, verklaard dat [eiser] aan hem geen toestemming heeft gevraagd voor het meenemen van de fiets voor privégebruik en dat hij [eiser] daarvoor geen toestemming heeft gegeven. De kantonrechter is van oordeel dat met die verklaring voorshands is komen vast te staan dat de gedragingen die ten grondslag zijn gelegd aan het ontslag op staande voet door [eiser] zijn gepleegd.
Tegenbewijs [eiser]
2.4.
[eiser] heeft in zijn akten van 4 juli 2025 en 31 juli 2025 de betrouwbaarheid van de zijdens Bikeurope in het geding gebrachte verklaring van [naam 1] in twijfel getrokken, onder verwijzing naar de whatsapp-correspondentie tussen [eiser] en [naam 1] in- en na afloop van de periode waarin [eiser] op staande voet is ontslagen. [eiser] heeft in zijn verzoekschrift een bewijsaanbod gedaan. Hij zal dan ook worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs (artikel 151 lid 2 Rv).
2.5.
Als [eiser] niet slaagt in het leveren van het tegenbewijs, dan moet geoordeeld worden dat het gedrag van [eiser] een dringende reden oplevert voor een ontslag op staande voet, waarmee het dienstverband op 10 december 2024 rechtsgeldig is beëindigd. De verzoeken van [eiser] moeten dan worden afgewezen. Als sprake blijkt te zijn van een andere gang van zaken dan de kantonrechter voorshands heeft aangenomen, dan moet worden bezien of de dan vastgestelde feiten en omstandigheden het ontslag op staande voet kunnen dragen.
2.6.
Het voorgaande betekent dat [eiser] wordt toegelaten tot het leveren van tegenbewijs, op de wijze zoals omschreven in de beslissing.
2.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
laat [eiser] toe tot het leveren van tegenbewijs,
3.2.
bepaalt dat [eiser] zich uiterlijk op
dinsdag 11 november 2025bij akte kan uitlaten over of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
3.3.
bepaalt dat, als [eiser] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
3.4.
bepaalt dat, als [eiser]
getuigenwil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
februari 2026tot en met
juni 2026dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
3.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. W. van der Boon, in het paleis van justitie te Arnhem, Walburgstraat 2-4,
3.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2025.
34124 / 53854

Voetnoten

1.Opmerking vertaler.
2.Opmerking vertaler.