ECLI:NL:RBGEL:2025:8795

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
449196
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de niet-vernietigbaarheid van algemene voorwaarden in koopovereenkomsten

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 oktober 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen twee eisers en een gedaagde N.V. De eisers, die leghennen hadden gekocht van de gedaagde, stelden de gedaagde aansprakelijk voor schade die was ontstaan doordat de geleverde leghennen niet aan de koopovereenkomsten zouden voldoen. De gedaagde beroept zich op een exoneratiebeding in haar algemene voorwaarden en stelt dat het geschil moet worden voorgelegd aan een arbiter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de koopovereenkomsten en dat de eisers niet tijdig en correct de algemene voorwaarden hebben vernietigd. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde overtuigend heeft aangetoond dat de algemene voorwaarden bij eerdere overeenkomsten zijn verstrekt en dat de eisers geacht kunnen worden bekend te zijn met de inhoud ervan. De vordering van de eisers tot een verklaring voor recht dat zij de algemene voorwaarden rechtsgeldig hebben vernietigd, wordt afgewezen. De rechtbank veroordeelt de eisers in de proceskosten, die op € 2.120,00 worden begroot, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/449196 / HA ZA 25-117
Vonnis van 22 oktober 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser 2],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [gezamenlijke eisers] ,
advocaat: mr. H.H.T. Beukers,
tegen
[gedaagde] N.V.,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. D.J. Kramer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 juli 2025
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 oktober 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser 1] heeft in april 2022 een grote partij leghennen gekocht van [gedaagde] . Hiervoor zijn vier koopovereenkomsten gesloten. De leghennen zijn in augustus en september 2022 geleverd.
2.2.
[gezamenlijke eisers] hebben [gedaagde] in februari 2024 aansprakelijk gesteld voor schade die is ontstaan doordat de leghennen niet aan de overeenkomsten zouden beantwoorden. [gedaagde] heeft zich in reactie daarop beroepen op een exoneratiebeding in artikel 7 van haar algemene leveringsvoorwaarden (hierna: algemene voorwaarden). Daarnaast moet het geschil volgens [gedaagde] op grond van artikel 16 van de algemene voorwaarden worden voorgelegd aan een arbiter.
2.3
Partijen zijn het erover eens dat de algemene voorwaarden op de vier koopovereenkomsten van toepassing zijn. In geschil is de vraag of [eiser 1] de algemene voorwaarden rechtsgeldig heeft vernietigd omdat deze niet tijdig en correct aan haar ter hand zijn gesteld.
2.4
De rechtbank komt tot het oordeel dat de algemene voorwaarden niet vernietigbaar zijn. De vordering van [gezamenlijke eisers] tot een verklaring voor recht dat zij de algemene voorwaarden rechtsgeldig hebben vernietigd zal daarom worden afgewezen. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.

3.De beoordeling

Van Leendert Pluimveebedrijf ook belang bij oordeel over de algemene voorwaarden
3.1.
Partijen zijn het erover eens dat de betreffende koopovereenkomsten zijn gesloten tussen [eiser 1] en [gedaagde] . [gezamenlijke eisers] hebben aangevoerd dat ook [eiser 2] schade heeft geleden door de leghennen die [eiser 1] van [gedaagde] heeft gekocht en dat [gedaagde] daarom op grond van onrechtmatige daad tot vergoeding is gehouden. Ook in die rechtsverhouding kan van belang zijn of de algemene voorwaarden zijn vernietigd. De vordering van [eiser 2] zal dus niet vanwege gebrek aan belang worden afgewezen, zoals [gedaagde] wil.
De Algemene Voorwaarden zijn niet vernietigbaar
3.2.
Een beding in algemene voorwaarden is vernietigbaar indien de gebruiker, in dit geval [gedaagde] , aan de wederpartij, in dit geval [eiser 1] , niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. [1] Volgens vaste jurisprudentie kunnen [gezamenlijke eisers] zich tegenover [gedaagde] niet op vernietigbaarheid van een beding in algemene voorwaarden beroepen, wanneer zij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met dat beding bekend waren of geacht konden worden daarmee bekend te zijn. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan het geval dat regelmatig gelijksoortige overeenkomsten tussen partijen worden gesloten, terwijl de algemene voorwaarden bij het sluiten van de eerste overeenkomst aan de wederpartij ter hand zijn gesteld. [2]
3.3.
De rechtbank komt tot de conclusie dat [gedaagde] overtuigend heeft gesteld dat zij de algemene voorwaarden bij een eerdere overeenkomst aan [gezamenlijke eisers] heeft verstrekt en dat deze stelling door [gezamenlijke eisers] onvoldoende gemotiveerd is betwist. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
3.4.
Vast staat dat partijen al lang, in elk geval 20 jaar, zaken met elkaar doen, waarbij [gezamenlijke eisers] steeds leghennen inkopen bij [gedaagde] . Ter onderbouwing van de stelling van [gedaagde] dat zij de algemene voorwaarden bij eerdere overeenkomsten aan [gezamenlijke eisers] heeft verstrekt, voert zij aan dat, vanaf het moment dat de orderbevestigingen digitaal werden opgemaakt, het een standaardprocedure was dat de algemene voorwaarden per e-mail werden meegestuurd met de orderbevestigingen. [gedaagde] heeft ter illustratie van deze procedure een bevestigingsmail overgelegd van overeenkomsten van 2020. Op de afdruk van deze mail is te zien dat als bijlagen twee pdf bestanden met orderbevestigingen zijn meegestuurd. In de productie zitten naast de afdruk van deze mail twee orderbevestigingen uit 2020 en twee sets algemene voorwaarden. [3] De bevestigingsmail van de overeenkomsten van 2022, waar het in deze procedure om gaat, zijn op dezelfde wijze in het geding gebracht, namelijk als een afdruk van de mail met daarachter de orderbevestigingen en de algemene voorwaarden, die volgens [gedaagde] als bijlage bij de mail zaten. Volgens [gedaagde] werd de orderbevestiging met de algemene voorwaarden als 1 pdf bestand verstuurd.
3.5.
[gezamenlijke eisers] hebben deze standaardprocedure betwist, echter niet op concrete gronden, maar slechts bij gebrek aan wetenschap. Ter zitting hebben zij toegelicht dat zij de mails uit 2020 zelf niet terug kunnen vinden, omdat de mailbox over 2020 vanwege een computerstoring op het bedrijf leeg is. Hierdoor kunnen zij niet controleren of zij de algemene voorwaarden toen hebben ontvangen. Zij hebben echter niet opgeworpen dat de mailbox over 2022 ook leeg is door de computerstoring. Het had op de weg van [gezamenlijke eisers] gelegen om van die mails te controleren of zij die ook daadwerkelijk op de door [gedaagde] gestelde wijze heeft ontvangen. [gezamenlijke eisers] hebben hierover enkel aangevoerd dat uit de tekst van de mail niet blijkt dat de algemene voorwaarden waren bijgevoegd. Dit blijkt overigens wel uit de tekst van de orderbevestiging, waarop staat dat de algemene voorwaarden daarbij ter hand worden gesteld.
Nu kan worden aangenomen dat [gezamenlijke eisers] de mogelijkheid hadden om eenvoudig vast te stellen of in 2022 inderdaad de algemene voorwaarden aan hen zijn toegezonden, acht de rechtbank dit een onvoldoende gemotiveerde betwisting van de stelling dat bij de bevestigingsmail in 2022 de algemene voorwaarden waren bijgevoegd. En daarmee ook meer in het algemeen van de stelling dat bij eerdere orderbevestigingen steeds de algemene voorwaarden waren bijgevoegd, conform de standaardprocedure van [gedaagde] . Verder heeft [gezamenlijke eisers] nog aangevoerd dat [gedaagde] de mails uit 2020 en 2022 met als bijlagen de orderbevestigingen en de algemene voorwaarden eerder buiten rechte niet op verzoek van [gezamenlijke eisers] heeft verstrekt. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat [gedaagde] in deze procedure niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Deze stelplicht wordt niet zwaarder indien in de voorfase documenten op verzoek van de wederpartij niet zijn vertrekt. Tot slot hebben [gezamenlijke eisers] over de mail uit 2022 gesteld dat deze is verstuurd ná het sluiten van de koopovereenkomsten in 2022. Daarmee is weliswaar betwist dat de algemene voorwaarden niet voor of bij de koopovereenkomsten in 2022 zijn overgelegd, maar niet dat de algemene voorwaarden bij het verzenden van eerdere orderbevestigingen volgens de standardprocedure zijn verstuurd en ontvangen.
3.6.
Naast deze standaardprocedure van digitale verstrekking van de algemene voorwaarden, heeft [gedaagde] gesteld dat zij de algemene voorwaarden bij eerdere overeenkomsten op een andere wijze heeft verstrekt, namelijk op de achterkant van orderbevestigingen op doorslagpapier die eerder handmatig werden ingevuld en waarvan een exemplaar bij [gezamenlijke eisers] achterbleef. Ter onderbouwing hiervan heeft [gedaagde] een met de hand geschreven orderbevestiging uit 2018 overgelegd. Dit is een ingescande versie uit het archief van de advocaat van [gedaagde] , zonder scan van de achterkant. De originele versies zijn allemaal bij de verhuizing van het bedrijf weggegooid, zo heeft [gedaagde] ter zitting naar voren gebracht. De advocaat van [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij uit eigen waarneming weet dat de algemene voorwaarden op de achterkant stonden. [gezamenlijke eisers] hebben desgevraagd ter zitting hierover alleen verklaard dat zij de algemene voorwaarden nooit hebben gezien en dat zij zich niet kunnen herinneren of de algemene voorwaarden destijds op de achterkant van de orderbevestigingen stonden. Zij hebben er ook geen meer in hun bezit.
3.7.
Op grond van hetgeen in 3.4 en 3.5 is overwogen komt de rechtbank tot het oordeel dat [gedaagde] overtuigend heeft gesteld dat zij haar overeenkomsten digitaal via een standaardprocedure bevestigde, dat bij deze bevestiging de algemene voorwaarden werden bijgevoegd en dat dit in elk geval bij een overeenkomst in 2020 zo is gegaan. De rechtbank acht het, mede gelet op hetgeen in 3.6 over de werkwijze toen er nog handmatig werd gewerkt is overwogen, ook niet heel aannemelijk dat [gedaagde] op geen enkel moment in de 20 jaar dat partijen met elkaar zaken doen, haar algemene voorwaarden aan [gezamenlijke eisers] heeft verstrekt. [gezamenlijke eisers] hebben ook niet stellig anders kunnen verklaren. Hun stellingen komen er in de kern op neer dat zij niet meer weten of zij de algemene voorwaarden eerder hebben ontvangen en dat zij dit voor een deel niet meer terug kunnen vinden. Deze betwisting is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. [gezamenlijke eisers] kunnen dan ook geacht worden bekend te zijn met de inhoud van de algemene voorwaarden van [gedaagde] en dus ook met het exoneratiebeding en het arbitragebeding. Dat [gezamenlijke eisers] de algemene voorwaarden vervolgens niet hebben gelezen, komt voor risico van [gezamenlijke eisers] Het gaat immers om de vraag of zij met de inhoud van de algemene voorwaarden bekend zijn of geacht kunnen worden ermee bekend te zijn en niet erom of zij er daadwerkelijk kennis van hebben genomen.
3.8.
[gezamenlijke eisers] hebben nog gesteld dat het in 2022 om een andere set algemene voorwaarden ging dan in 2020. Daartoe hebben zij ter onderbouwing enkel aangevoerd dat er een andere vestigingsplaats van [gedaagde] in de titel stond. [gedaagde] heeft hier onbetwist tegenover gesteld dat de inhoudelijke tekst van de algemene voorwaarden niet is gewijzigd, zodat ook deze stelling [gezamenlijke eisers] niet kan baten.
3.9.
Al het andere dat [gezamenlijke eisers] hebben aangevoerd ter betwisting dat de algemene voorwaarden voor of bij de overeenkomsten in 2022 correct en tijdig ter hand zijn gesteld, kan onbesproken blijven. Op grond van voorgaande staat immers vast dat [gezamenlijke eisers] geacht kunnen worden ermee bekend te zijn en dat zij zich om die reden niet op vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden kunnen beroepen.
Proceskosten
3.10.
[gezamenlijke eisers] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.120,00
3.11.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen van [gezamenlijke eisers] af,
4.2.
veroordeelt [gezamenlijke eisers] hoofdelijk in de proceskosten van € 2.120,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gezamenlijke eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Keijzer en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2025.
822

Voetnoten

1.Artikel 6:233 onder b BW
2.HR 1 oktober 1999, ECLI:HR:1999:ZC2977
3.Productie 4 bij conclusie van antwoord.