ECLI:NL:RBGEL:2025:8850

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
11826705
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonstop in kort geding wegens onvoldoende meewerken aan re-integratie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, [eiser], en zijn werkgever, [gedaagde]. [eiser] vorderde onder andere betaling van achterstallig loon en verstrekking van loonspecificaties, na een loonstop die door [gedaagde] was toegepast vanwege onvoldoende medewerking aan zijn re-integratie. De procedure begon met een dagvaarding en omvatte verschillende stukken, waaronder een akte van [eiser] en een conclusie van antwoord van [gedaagde]. De feiten tonen aan dat [eiser] sinds 8 augustus 2021 bij [gedaagde] in dienst was, maar zich in 2023 ziek meldde. Na een aantal hersteldmeldingen en een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door [gedaagde], werd de loonstop in juni 2025 aangekondigd. De kantonrechter oordeelde dat de loonstop gerechtvaardigd was, omdat [eiser] niet adequaat had meegewerkt aan zijn re-integratie en niet aan zijn verplichtingen voldeed. De vorderingen van [eiser] werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11826705 \ VV EXPL 25-57
Vonnis in kort geding van 8 oktober 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. D.M. Lai,
tegen
[gedaagde],
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. G.D.J. Zaalberg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de akte van [eiser] van 16 september 2025 met producties 10 en 11;
- de brief van mr. Zaalberg van 17 september 2025;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de mondelinge behandeling van 23 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is sinds 8 augustus 2021 werkzaam bij [gedaagde] . Hij heeft een dienstverband van 40 uur per week tegen een loon van € 906,76 bruto per week exclusief vakantiegeld en andere emolumenten. [eiser] is werkzaam als begeleider van mensen met een beperking die worden behandeld in zorgcentra.
2.2.
In het voorjaar van 2023 heeft [eiser] zich ziek gemeld.
2.3.
Op 6 maart 2023 is [eiser] door [gedaagde] schriftelijk gewaarschuwd omdat hij telefonisch tegen een leidinggevende had gezegd dat deze “de klere kon krijgen”.
2.4.
Per 25 maart 2024 heeft [eiser] zich hersteld gemeld. Op 23 augustus 2024 heeft [eiser] zich opnieuw ziek gemeld. In oktober 2024 is [eiser] gezien door de bedrijfsarts. Deze was van oordeel dat [eiser] in staat was om de werkzaamheden van zijn eigen functie te verrichten.
2.5.
Per 11 oktober 2024 heeft [eiser] zich weer hersteld gemeld.
2.6.
Met een verzoekschrift van 30 oktober 2024 heeft [gedaagde] de kantonrechter in Rotterdam verzocht de arbeidsovereenkomst met [eiser] te ontbinden. Bij beschikking van 28 februari 2025 (zaaknummer 11381895/249324) is dit verzoek afgewezen.
2.7.
Op 7 januari 2025 heeft [eiser] zich opnieuw ziek gemeld.
2.8.
Op 1 mei 2025 is [eiser] gezien door de bedrijfsarts. Diens oordeel was dat [eiser] twee tot drie uur per dag passend werk kon uitvoeren. Aan partijen is door de bedrijfsarts meegedeeld dat zij een plan van aanpak moesten opstellen.
2.9.
Op 14 mei 2025 heeft een gesprek tussen [eiser] en [gedaagde] plaatsgevonden over het op te stellen plan van aanpak. [eiser] heeft in dat gesprek gezegd dat hij bezwaar heeft gemaakt tegen de beoordeling van de bedrijfsarts.
2.10.
Bij brief van 3 juni 2025 is [eiser] schriftelijk gewaarschuwd omdat hij onwaarachtig heeft verklaard dat hij bezwaar had gemaakt tegen de beoordeling van de bedrijfsarts en het plan van aanpak eerst niet en daarna te laat heeft ondertekend.
2.11.
Bij brief van 5 juni 2025 is [eiser] gewaarschuwd omdat hij op 4 juni 2025 niet, zoals afgesproken, beschikbaar was voor telefonisch overleg over het plan van aanpak.
2.12.
Omdat alleen een locatie voor reïntegratiewerkzaamheden op vrij grote reistafstand per openbaar vervoer vanaf de woonplaats van [eiser] beschikbaar was ( [plaats] ), is tussen hem en [gedaagde] op 11 juni 2025 afgesproken dat hij drie (in plaats van vijf) dagen per week op de locatie zou verschijnen om vervolgens gedurende één uur lichte werkzaamheden uit te voeren. Hiertoe is het plan van aanpak aangepast. [eiser] heeft dit ondanks verzoek daartoe van [gedaagde] niet getekend.
2.13.
Op vrijdag 13 en maandag 16 juni 2025 heeft [eiser] in het kader van zijn reïntegratie gewerkt op de locatie in [plaats] .
2.14.
Daarna is in een brief van [gedaagde] van 17 juni 2025 een loonopschorting aangekondigd. [gedaagde] schrijft:
Afgelopen vrijdag ben je op het werk verschenen om plm 12:00 uur, terwijl je aldaar werd verwacht om 10:00 uur. Je was derhalve twee uren te laat. Volgens de feedback begon je met twee glazen water drinken, waarna je in de gootsteen hebt overgegeven. Je rook volgens het verslag niet fris, je was bezweet, je baard was onvolledig geschoren en één oor was vies zwart. Je kwam gestresseerd over. (…)
De feedback over je aanwezigheid op 16 juni is al even ernstig; je kwam rond 11:30 op de werkplek binnen terwijl je om 10:00 uur werd verwacht. Na korte tijd neem je koffie en wéér moet je overgeven. (…)
(…)
Wij nemen nu per direct de volgende maatregelen:
Je salaris over de periode vanaf 13 juni wordt
opgeschorten derhalve niet uitbetaald totdat je hebt laten zien dat je op het vereiste niveau meewerkt aan je re-integratie, zoals onder het volgende punt is beschreven én door op fatsoenlijke wijze invulling te geven aan je re-integratie werk;
We verlangen van je dat je binnen 5 dagen aan ons in schriftelijke vorm (per email) een evaluatie toezendt van de eerste en tweede re-integratiedag, met een concreet en gedetailleerd beschreven aanpak die ertoe leidt dat de gebeurtenissen van de afgelopen dagen (zoals beschreven in de feedback en hierboven samengevat) niet meer voorkomen en je op professioneel niveau de passende arbeid verricht;
Ingeval wij de hierboven beschreven schriftelijke evaluatie en aangepast (verder gedetailleerd) plan van aanpak niet binnen 5 dagen van je hebben ontvangen of hetgeen wij ontvangen door ons niet wordt gezien als serieuze en professionele evaluatie en plan van aanpak, dan zullen wij onverwijld je
loonbetalingen stoppenen vervalt je recht op loon totdat alle gebreken in de overeengekomen passende arbeid zijn verholpen. (…)
2.15.
Vanaf 13 juni tot en met 18 juni 2025 heeft [gedaagde] de loonbetaling aan [eiser] opgeschort.
2.16.
Bij brief van 19 juni 2025 is bericht dat de loonstop wordt toegepast.
2.17.
[eiser] is niet verschenen op een afspraak met de bedrijfsarts op 23 juni 2025.
2.18.
Op 2 juli 2025 is [eiser] door [gedaagde] gewaarschuwd omdat hij niet bereikbaar was voor overleg over de reïntegratie. Op die datum heeft [eiser] een bericht ingesproken op de voicemail van [gedaagde] waarin hij warrige mededelingen doet en vraagt met rust te worden gelaten.
2.19.
Op 16 juli 2025 heeft telefonisch contact plaatsgevonden tussen [eiser] en [gedaagde] . [eiser] is eraan herinnerd dat hij een verbeterplan moest aanleveren. Hij heeft daarop bericht aan [gedaagde] :
Hoi Bij deze deel ik mede dat bij problemen met OV ik jullie en de locatie zal bellen. Tevens zal ik me voortaan altijd scheren en douchen doe ik sowieso elke dag. Stad en land afgezocht voor een paar fris ruikende schoenen en voor het zweten van mij. Voorhoofd hen ik een washandje bij me. Groet [eiser] .
2.20.
[eiser] is niet verschenen op een afspraak met de bedrijfsarts op 18 juli 2025.
2.21.
Op 23 juli 2025 is [eiser] niet verschenen op een afspraak met [gedaagde] om de voortgang van de reïntegratie te verschenen. Bij brief van dezelfde dag is hij hierom gewaarschuwd. Op 30 juli 2025 is [eiser] wederom niet verschenen en is hiervoor opnieuw gewaarschuwd.
2.22.
In een bericht 4 augustus 2025 heeft [eiser] uitgebreider uiteengezet aan [gedaagde] hoe de reïntegratie beter zou kunnen verlopen. Op 7 augustus 2025 is [eiser] verschenen bij de bedrijfsarts. Deze heeft geoordeeld dat [eiser] niet in staat is het eigen of ander werk te verrichten.
2.23.
[gedaagde] heeft daarop de loonstop per 7 augustus 2025 beëindigd. Dit is aan [eiser] in een brief van 15 augustus 2025 meegedeeld.
2.24.
Hierna zijn de loonbetaling aan [eiser] hervat en is het opgeschorte loon betaald. Het loon over de periode van de loonstop is niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van:
€ 5.440,56 ter zake het achterstallige loon over de periode van 19 juni 2025 tot en met 31 juli 2025;
€ 906,76 bruto per week aan salaris en voorts de overige emolumenten vanaf
1 augustus 2025, althans bij wijze van voorschot, tot het moment dat rechtsgeldig een einde is gekomen aan het dienstverband;
de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over de diverse bedragen;
€ 783,04 aan buitengerechtelijke kosten;
de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
II. [gedaagde] veroordeelt om:
binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] te verstrekken een deugdelijke bruto/netto salarisspecificaties over de maanden mei tot en met juli 2025 en de toekomstige specificaties, een en ander op straffe van een dwangsom.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [eiser] heeft zich naar volle vermogen ingezet voor zijn reïntegratie. De loonstop is volkomen onterecht en brengt [eiser] in de problemen. Het staat zijn herstel in de weg.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met compensatie van proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

[eiser] heeft een spoedeisend belang
4.1.
Een loonvordering is naar zijn aard spoedeisend. Daarbij heeft [eiser] gesteld dat hij het ingehouden loon niet kan missen en dat hij heeft moeten lenen om zijn huur te kunnen betalen.
4.2.
[gedaagde] stelt wel dat [eiser] geen spoedeisend belang bij zijn vordering heeft, maar dat motiveert zij met verwijzing naar het restitutierisico. Dat kan echter niet afdoen aan de spoedeisendheid van de vordering.
4.3.
De kantonrechter oordeelt daarom dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering.
De vorderingen tot hervatten loonbetaling en verstrekken loonstroken worden afgewezen
4.4.
Door [eiser] is erkend dat het opgeschorte deel van het loon inmiddels is betaald en vanaf 7 augustus 2025 het reguliere loon weer wordt betaald. Bij de vorderingen daarover heeft [eiser] dus geen belang meer. Die worden daarom afgewezen.
4.5.
Dat [gedaagde] geen (juiste) loonspecificaties verstrekt, is niet door [eiser] gesteld. De vordering op dat punt is in het geheel niet toegelicht. Ook dit deel van de vordering wordt afgewezen.
De loonstop is terecht
4.6.
Wat resteert, is de vraag of [gedaagde] terecht een loonstop heeft toegepast in de periode vanaf 19 juni tot 7 augustus 2025. Zo niet, dan moet het loon over die periode nog worden nabetaald.
4.7.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat [gedaagde] op goede gronden de loonstop heeft toegepast. [gedaagde] kon niet anders doen dan [eiser] na diens ziekmelding laten oproepen door de bedrijfsarts. Dit is ook gebeurd, en tot dat moment is op [eiser] geen druk opgelegd door [gedaagde] om, al dan niet in het kader van de reïntegratie, werkzaamheden of andere (reïntegratie)handelingen te verrichten.
4.8.
De bedrijfsarts heeft een oordeel gegeven over wat [eiser] wel en niet kon. Dit betreft de beoordeling in mei 2025 dat [eiser] twee tot drie uur per dag passend werk kon doen. [eiser] is het hiermee in feite nog steeds oneens, want hij stelt dat hij gezien ‘zijn ziektebeeld’ niet in staat is enige werkzaamheden uit te voeren. [eiser] stelt hierbij ook dat sprake is van een alcoholprobleem of (zelfs) een verslaving. Geconstateerd moet echter worden dat [eiser] nooit bezwaar heeft gemaakt tegen dit oordeel of een second opinion of deskundigenoordeel heeft gevraagd.
4.9.
Het is de kantonrechter niet duidelijk geworden wat ‘het ziektebeeld’ bij [eiser] is. Het lijkt erop dat sprake is van serieuze psychische problematiek. [eiser] zou op de wachtlijst staan voor behandeling, maar heeft tijdens de zitting niet kunnen aangeven wat de beoogde behandeling is en wat zijn hulpvraag is. Hij zegt erg somber te zijn. Dat [eiser] (ook) een serieus alcoholprobleem heeft, zou kunnen worden afgeleid uit de stukken, meer in het bijzonder dat hij bij de huisarts is verschenen met een rugzak vol blikken bier en daar heeft meegedeeld dat hij niet meer drinkt.
4.10.
Gezien zijn huidige toestand acht de bedrijfsarts (oordeel van augustus 2025) [eiser] niet in staat enige werkzaamheden uit te voeren. Dit was, als gezegd, in mei 2025 anders. Dat de problematiek bij [eiser] toen hetzelfde of vergelijkbaar was als die door de bedrijfsarts is beoordeeld in augustus blijkt niet. De kantonrechter kan, evenals [gedaagde] , alleen uitgaan van wat de bedrijfsarts toen als passend heeft beoordeeld. Dit was het twee tot drie uur per dag passend werk doen. [eiser] was het er destijds mee eens dat gezien de langere reistijd gedurende drie dagen per week één uur per dag werk zou worden verricht. Dit geldt tussen partijen als het plan van aanpak voor de reïntegratie.
4.11.
[gedaagde] heeft dit vervolgens in gang gezet. [eiser] heeft echter niet adequaat uitvoering gegeven aan het plan van aanpak, gezien de door [gedaagde] (in de hiervoor onder 2.14 weergegeven brief ) genoemde gebeurtenissen op 13 en 16 juni 2025. Het zou kunnen dat achteraf moet worden gezegd dat deze werkzaamheden teveel van [eiser] vergden en dus niet passend waren. Dit kon [gedaagde] gezien het oordeel van de bedrijfsarts en de instemming van [eiser] met het plan van aanpak echter niet weten en haar treft daarvan dus geen verwijt.
4.12.
Hierbij komt dat de gang van zaken op 13 en 16 juni 2025 niet op zichzelf staat maar volgt op en opgevolgd wordt door meerdere momenten waarop [eiser] niet heeft voldaan aan de reïntegratieverplichtingen door onder meer onbereikbaar te zijn en niet bij de bedrijfsarts te verschijnen. [gedaagde] heeft herhaaldelijk gewaarschuwd en het loon opgeschort. Toen dit geen verbetering bracht, heeft zij de loonstop gehanteerd. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat [gedaagde] geen andere mogelijkheden meer had.
4.13.
Ook hier speelt dat niet kan worden aangenomen dat ‘het ziektebeeld’ zodanig is dat het voor [eiser] geheel onmogelijk is om afspraken na te komen, dan wel zich daarvoor tijdig af te melden en bereikbaar te zijn voor de werkgever. Voor zover dat de stelling van [eiser] is, had hij daaraan meer onderbouwing moeten geven. [eiser] heeft ook niet gesteld dat hij dit kenbaar heeft gemaakt aan [gedaagde] . Onweersproken is de stelling van [gedaagde] dat [eiser] juist in gesprekken heeft aangegeven dat hij zich hersteld achtte en weer wilde werken.
4.14.
Bovendien zou het dan aan [eiser] zijn geweest, zoals ter zitting ook besproken, om te organiseren dat iemand uit zijn omgeving of een professional hem daarin bijstaat. Het kan niet zo zijn dat [gedaagde] (al dan niet via de bedrijfsarts) niets verneemt van [eiser] en het daarbij dan maar moet laten. Dan kan [gedaagde] geen uitvoering geven aan de op haar als werkgever rustende verplichtingen in het kader van de reïntegratie van [eiser] .
4.15.
Tot 7 augustus 2025 is geen sprake geweest van het adequaat nakomen door [eiser] van zijn verplichtingen. Daarom is de kantonrechter van oordeel dat de loonstop door [gedaagde] terecht is toegepast. Dit leidt tot afwijzing van de verdere vorderingen van [eiser] .
De proceskosten worden gecompenseerd
4.16.
Omdat [eiser] in het ongelijk is gesteld, zou hij in de proceskosten kunnen worden veroordeeld. [gedaagde] heeft verzocht deze te compenseren. Dit betekent dat partijen ieder hun eigen kosten dragen. [gedaagde] heeft dit gedaan in verband met de moeilijke financiële positie van [eiser] . De kantonrechter vindt dit verzoek heel redelijk en sluit daarbij aan. Dus wordt besloten tot compensatie van de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025.
560