ECLI:NL:RBGEL:2025:8859

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
11619567
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst tot levering van kleding

In deze zaak heeft [eiseres] een consumentenkoop gedaan bij [gedaagde] voor een bedrag van € 2.636,31. Na betaling op 11 september 2023, ontving [eiseres] de bestelling niet, ondanks dat PostNL aangaf dat deze was bezorgd. [eiseres] heeft meerdere keren contact gezocht met [gedaagde] en uiteindelijk op 27 november 2024 de overeenkomst ontbonden en terugbetaling geëist. [gedaagde] heeft echter betwist dat de bestelling niet was geleverd en verwees naar handtekeningen voor ontvangst. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 oktober 2025 was [gedaagde] niet aanwezig, wat de kantonrechter de kans ontnam om verdere uitleg te geven over de leveringskwestie.

De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat niet was aangetoond dat de bestelde kleding daadwerkelijk was afgeleverd. De kantonrechter stelde vast dat [eiseres] bevoegd was de overeenkomst te ontbinden en dat [gedaagde] de aankoopsom van € 2.636,31 moest terugbetalen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten van € 470,24. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 1.000,04. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11619567 \ CV EXPL 25-2547
Vonnis van 29 oktober 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. L. Wissink,
tegen
[gedaagde],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon, vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam 1] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 mei 2025
- het aanvullend antwoord van [gedaagde] van 20 mei 2025
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2025. Namens [eiseres] is mr. Wissink verschenen als haar gemachtigde. [eiseres] zelf was afwezig. Namens [gedaagde] is niemand tijdens de mondelinge behandeling verschenen, ondanks dat [gedaagde] tijdig en via brieven is opgeroepen voor de mondelinge behandeling. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter nog geprobeerd telefonisch contact te krijgen met [naam 1] , maar dat is niet gelukt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [eiseres] vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Op 8 september 2023 heeft [eiseres] kleding besteld bij [gedaagde] voor een bedrag van € 2.636,31. Zij heeft deze bestelling op 11 september 2023 betaald.
2.2.
De track & trace informatie van PostNL geeft aan dat de bestelling bij [eiseres] is bezorgd. Op een overgelegd screenshot van de webpagina met track & trace informatie is niet zichtbaar op welke dag en tijdstip de bestelling volgens PostNL is afgegeven.
2.3.
Op 17 september 2023 heeft [eiseres] een formulier ingevuld en toegezonden aan [gedaagde] waarin staat dat zij de bestelling niet heeft ontvangen.
2.4.
Op 19 februari 2024 heeft [eiseres] een ingebrekestelling verstuurd aan [gedaagde] . Omdat zij geen reactie ontving, heeft zij nog een herinnering gestuurd op 25 maart 2024.
2.5.
Op 20 september 2024 heeft de gemachtigde van [eiseres] verzocht aan [gedaagde] om nakoming van de verplichting tot levering van de bestelling binnen vijftien dagen na ontvangst van de brief. Omdat [gedaagde] daaraan geen gevolg heeft gegeven heeft de gemachtigde van [eiseres] op 27 november 2024 de overeenkomst ontbonden en verzocht om terugbetaling van de aankoopsom van € 2.636,31 binnen veertien dagen na ontvangst van de brief.

3.Het geschil

De vordering van [eiseres]
3.1.
vordert - samengevat - dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.636,31 aan hoofdsom en € 470,24 aan buitengerechtelijke incassokosten. [eiseres] vordert ook de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 12 december 2024 tot aan de dag van volledige betaling en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
De grondslag van de vordering
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] haar verplichting uit de overeenkomst tot levering niet is nagekomen. Ondanks aanmaning is [gedaagde] niet overgegaan tot levering, waardoor zij in verzuim is komen te verkeren. [eiseres] is daarom overgegaan tot buitengerechtelijke ontbinding. Zij vordert terugbetaling van de aankoopsom van
€ 2.636,31. Nu [gedaagde] de aankoopsom, ondanks herinnering, niet heeft terugbetaald, is [gedaagde] de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd geworden.
De reactie van [gedaagde]
3.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering van [eiseres] . [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de bestelling in twee dozen is geleverd op het door [eiseres] opgegeven woonadres en verwijst naar twee getekende ontvangstbewijzen. Dat de pakketten zijn afgeleverd volgt uit de twee handtekeningen die zijn gezet voor ontvangst, aldus [gedaagde] . [gedaagde] stelt dat uit onderzoek bij PostNL is gebleken dat de handtekeningen die zijn geplaatst voor ontvangst overeenkomen met eerdere bekende handtekening van [eiseres] bij PostNL. [gedaagde] voert aan dat [eiseres] niet zou hebben gevraagd om nalevering, maar dat zij direct haar geld terug wilde. Dat bevreemd [gedaagde] . Ondanks het verzoek van [gedaagde] wilde [eiseres] geen aangifte doen van identiteitsfraude. Deze aangifte was noodzakelijk voor het instellen van een verzekeringsclaim. Door dit te weigeren heeft [eiseres] het onderzoek gefrustreerd. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering, omdat levering heeft plaatsgevonden en daarvan bewijs is geleverd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

[eiseres] was bevoegd de overeenkomst te ontbinden en [gedaagde] moet de aankoopsom van€ 2.636,31 terugbetalen
4.1.
Bij de beoordeling stelt de kantonrechter voorop dat sprake is van een consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 lid 1 BW nu [eiseres] als consument kleding heeft gekocht bij [gedaagde] , die als verkoper heeft gehandeld in het kader van haar bedrijfsactiviteit.
4.2.
Artikel 7:9 lid 1 BW bepaalt dat de verkoper verplicht is de verkochte zaak in eigendom over te dragen en af te leveren aan de koper. Vervolgens bepaalt artikel 7:9 lid 2 BW dat onder aflevering wordt verstaan het stellen van de zaak in het bezit van de koper. [eiseres] stelt dat zij de bestelling niet heeft ontvangen. Daartegenover staat het bevrijdende verweer van [gedaagde] dat de bestelling is afgeleverd nu voor beide pakketten voor ontvangst is getekend, aldus [gedaagde] . Het is dan aan [gedaagde] om te bewijzen dat [eiseres] de bestelling wel ontvangen heeft (artikel 150 Rv). De kantonrechter overweegt dat niet is vast komen te staan dat er twee pakketten aan [eiseres] zijn afgeleverd. Er is in deze procedure immers maar één afleverbewijs overgelegd en de handtekening op het afleverbewijs komt niet overeen met de handtekening van [eiseres] . [gedaagde] heeft in haar schriftelijke antwoord verklaard dat PostNL een onderzoek zou hebben gedaan waaruit volgt dat de handtekening op het afleverbewijs overeenkomt met de handtekeningen die [eiseres] eerder heeft gezet bij leveringen van PostNL. Van een dergelijk onderzoek is echter niet gebleken nu daarvan geen bewijs in het geding is gebracht. Het had tenminste op de weg van [gedaagde] gelegen om deze onderzoeksresultaten in deze procedure te brengen. Aangezien [gedaagde] ook niet is verschenen tijdens de mondelinge behandeling, heeft zij de kans onbenut gelaten om hierover nadere inlichtingen te verschaffen. Gelet op het voorgaande is dus niet vast komen te staan dat de handtekening die is geplaatst van [eiseres] is, zodat daaraan niet de conclusie kan worden verbonden dat [eiseres] de bestelde zaken daadwerkelijk heeft ontvangen. Gelet op het voorgaande neemt de kantonrechter als vaststaand feit aan dat geen feitelijke bezitsverschaffing heeft plaatsgevonden. Om die reden is [gedaagde] tekort geschoten in de nakoming van haar verplichting uit de overeenkomst tot levering van de bestelling.
4.3.
Een overeenkomst kan worden ontbonden als een partij tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst. Wanneer het nog mogelijk is om de overeenkomst na te komen, ontstaat de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden pas als sprake is van verzuim (artikel 6:265 lid 1 en 2 BW). De gemachtigde van [eiseres] heeft [gedaagde] op 20 september 2024 verzocht om haar verplichting tot levering alsnog na te komen binnen vijftien dagen. [gedaagde] heeft aan deze ingebrekestelling geen gehoor gegeven, waardoor zij in verzuim is komen te verkeren. Gelet op het voorgaande was [eiseres] bevoegd de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. De ontbinding van de overeenkomst heeft tot gevolg dat een verbintenis tot ongedaanmaking van reeds ontvangen prestaties ontstaat (artikel 6:271 BW). Dit betekent dat [eiseres] recht heeft op teruggave van de door haar betaalde koopprijs van € 2.636,31. [gedaagde] zal gelet op het voorgaande dus worden veroordeeld tot terugbetaling van de aankoopsom van € 2.636,31. De gemachtigde van [eiseres] heeft [gedaagde] op 27 november 2024 gesommeerd om de hoofdsom binnen veertien dagen na ontvangst van de brief terug te betalen. Nu [gedaagde] dat niet heeft gedaan is zij daarmee in verzuim en is zij ook de gevorderde wettelijke rente verschuldigd vanaf de datum waarop de genoemde termijn is verstreken, te weten 12 december 2024, tot aan de dag van volledige betaling.
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
4.4.
[eiseres] vordert vergoeding van € 470,24 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van regelend recht is, omdat [gedaagde] geen consument is. Door [eiseres] is voldoende gesteld dat zij buitengerechtelijke incassohandelingen heeft verricht om betaling van de vordering te verkrijgen. Aangezien [gedaagde] geen consument is, geldt niet de voorwaarde dat eerst een kosteloze aanmaning moet zijn gestuurd. Hoewel het Besluit niet direct van toepassing is, worden deze tarieven door de kantonrechter redelijk geacht. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom zal een bedrag van € 470,24 worden toegewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
4.5.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
148,04
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.000,04
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
4.6.
De kantonrechter zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dit betekent dat het vonnis onmiddellijk ten uitvoer gelegd kan worden, ook als een partij hoger beroep instelt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.636,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 12 december 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 470,24 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.000,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2025.
61010/51588