ECLI:NL:RBGEL:2025:8922

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
305270-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank Gelderland inzake mishandeling, bedreiging en vernieling met tbs-maatregel

Op 30 september 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere misdrijven, waaronder mishandeling, bedreiging en vernieling. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van het opzettelijk vernielen van een auto, het mishandelen van een slachtoffer, en het bedreigen van een ander met de dood. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 november 2023 in [plaats 2] de woning van [slachtoffer 2] binnenging en deze mishandelde. De verdachte heeft ook zijn moeder, [slachtoffer 3], mishandeld en zich niet gehouden aan gedragsaanwijzingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest, en heeft daarnaast een tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte lijdt aan psychische stoornissen, waaronder schizofrenie, en dat behandeling in een forensisch kader noodzakelijk is. De rechtbank heeft de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard, zodat de behandeling direct kan aanvangen na de detentie. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-305270-23, 05-166930-23, 05-219730-23, 05-302830-23 en 05-251427-23 (tul)
Datum uitspraak : 30 september 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1994 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan de [adres 1] , [postcode 1] te [plaats 1] ,
thans aldaar opgenomen in de FPK [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. J.C.H. Pronk, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Onder parketnummer 05-305270-23:
1.
hij op of omstreeks 17 november 2023 te [plaats 2] , opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 17 november 2023 te [plaats 2] , [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] een of meerdere malen in/op/tegen het gezicht/hoofd te slaan/stompen, bij de keel te pakken/grijpen en/of te duwen;
3.
hij op of omstreeks 17 november 2023 te [plaats 2] , [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Geef me nu het nummmer van [naam] anders ga ik je vermoorden" en/of "Anders sla ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 17 november 2023 te [plaats 2] , in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, op/aan de [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een of meer flesjes bier, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op of omstreeks 18 november 2023 te [plaats 2] , opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 1 september 2023, gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederlanddoor zich op/aan de [adres 3] , [postcode 2] [plaats 2] te begeven;
Onder parketnummer 05-166930-23:
hij op of omstreeks 5 juni 2023 te [plaats 2] een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (getransformeerde) alarmrevolver, van het merk BBM, Bruni, model Olympic 38, kaliber .22, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
Onder parketnummer 05-219730-23:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 5 augustus 2023 tot en met 12 augustus 2023 te [plaats 2] , zijn moeder, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door haar vast te pakken/grijpen;
2.
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode 1 januari 2023 tot en met 24 augustus 2023 te [plaats 2] , opzettelijk en wederrechtelijk een laptop en/of de woonkamer en/of de keuken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 5 juni 2023 tot en met 3 augustus 2023 te [plaats 2] , een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Onder parketnummer 05-302830-23:
1.
hij op of omstreeks 15 november 2023 te [plaats 2] opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 1 september 2023, gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat:
- hij, verdachte, zich niet op mocht houden in en om het gebied gelegen van de woning gelegen aan de [adres 3] te [plaats 2] en/of
- hij, verdachte, zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer 3] (geboren [geboortedag 2] 1955),
door zich op te houden in/op de [adres 3] en/of contact te hebben met [slachtoffer 3] ;
2.
hij op of omstreeks 15 november 2023 te [plaats 2] een pinpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05-305270-23, feit 2 [1] :
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 17 november 2023 is verdachte de woning van [slachtoffer 2] aan de [adres 2] in [plaats 2] binnengegaan en heeft hij [slachtoffer 2] vastgepakt. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aangever niet heeft geslagen. Hij heeft aangever bij zijn shirt vastgepakt, niet bij zijn keel.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat er op 17 november 2023 hard op de voordeur van zijn woning werd gebonsd. Toen hij de deur opendeed duwde de man aan de andere kant door, waardoor aangever achterover viel en over een stoel op zijn rug op de grond viel. De man, door aangever herkend als [verdachte] , kwam de woning binnen en ging op de bank van aangever zitten. Vervolgens stond de man plots weer op en greep aangever met zijn rechterhand beet bij zijn keel. De man kneep niet door, maar toch heel stevig. De hand omvatte de gehele keel van aangever. Hierna smeet de man aangever hard op de grond, pakte hem op dezelfde wijze weer vast bij zijn keel en trok hem omhoog. De man gaf aangever met volle kracht een vuistslag op zijn linker gezichtshelft. Aangever voelde de knokkels op zijn kaak en wang. Hierna pakte de man hem weer bij zijn keel vast en smeet hem wederom op de grond, waardoor aangever op de bak viel waar hij kattenvoer in bewaarde. Vervolgens greep de man hem opnieuw bij de keel vast en bedreigde aangever. Nadat aangever op aandringen van de man zijn telefoon had afgegeven, greep de man hem weer bij de keel vast en smeet hem rechts op de grond. [3]
Een dag na het voorval heeft aangever aanvullend verklaard. Hij voelde in zijn hele lijf pijn, met name in zijn hals. Hij voelde de handafdruk van de man nog. Ook had hij gigantische pijn op zijn linker gezichtshelft. Hij zag dat zijn linker gezichtshelft iets opgezwollen was en gloeide. Verder had hij blauwe plekken op zijn armen. [4]
De politie is op 17 november 2023 ter plaatse gegaan en heeft foto’s gemaakt van het letsel van aangever. De verbalisant zag dat aangever een bult op zijn voorhoofd en een sneetje boven zijn linkeroog had. Ook zag hij dat aangever een dikke wang/kaak had op zijn linker gezichtshelft. [5]
De rechtbank overweegt dat zij geen reden heeft om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever te twijfelen. Aangever heeft gedetailleerd en authentiek verklaard over de mishandeling. Zijn beschrijving van de specifieke gedragingen van verdachte en de pijn die aangever als gevolg daarvan heeft ervaren komt bovendien overeen met het door de politie waargenomen letsel in het gezicht van aangever.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem ten laste is gelegd onder parketnummer 05-305270-23, feit 2.
Ten aanzien van parketnummer 05-302830-23, feit 2 [6]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 15 november 2023 is verdachte de woning van [slachtoffer 3] aan de [adres 3] in [plaats 2] binnengegaan en heeft hij de pinpas van [slachtoffer 3] zonder toestemming meegenomen de woning uit. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat er geen sprake is van diefstal, nu verdachte de pinpas niet wederrechtelijk heeft weggenomen. Aangeefster heeft de pinpas in eerste instantie zelf aan verdachte gegeven, zodat dan geen sprake is van diefstal maar hooguit van verduistering.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer 3] , de moeder van verdachte, heeft verklaard dat haar pinpas in de zak van haar jas zat die ze in de woonkamer over haar scootmobiel had gelegd. Ze zag dat [verdachte] de pinpas uit haar linker jaszak pakte. Zij heeft hem toen meerdere malen gezegd dat hij haar pinpas terug moest geven en dat hij deze niet mocht hebben. Ze hoorde dat [verdachte] zei dat ze niet zo kinderachtig moest doen. Toen hij naar buiten liep riep ze nog achter hem aan dat hij haar pinpas terug moest geven. [8]
Getuige [getuige] , de zus van aangeefster, was in de keuken van de woning ten tijde van het voorval. Zij heeft verklaard dat ze aangeefster hoorde zeggen:
'' [verdachte] blijf van die pas af, die pas is niet van jou.''Ze hoorde [verdachte] zeggen:
''Doe niet zo kinderachtig mam, jij krijgt hem terug.''Vervolgens hoorde ze voetstappen die de woning uitliepen en toen hoorde ze aangeefster nog zeggen:
'' [verdachte] kom hier, geef die pas terug''. [9]
De rechtbank overweegt dat de verklaring van aangeefster dat ze de pas niet – ook niet in eerste instantie – aan verdachte heeft gegeven, maar dat verdachte deze zonder toestemming heeft gepakt, wordt ondersteund door de getuigenverklaring van haar zus en de door de zus gehoorde woorden
“blijf van die pas af, die pas is niet van jou”. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de pinpas wederrechtelijk heeft weggenomen.
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem ten laste is gelegd onder parketnummer 05-302830-23, feit 2.
Ten aanzien van parketnummers 05-305270-23 (feit 1, 3 t/m 5), 05-166930-23, 05-219730-23 en 05-302830-23 (feit 1)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Parketnummer 05-305270-23, feit 1, 3 t/m 5 [10]
Bewijsmiddelen feit 1:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 23, 26-28;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 september 2025.
Bewijsmiddelen feit 3:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 10-11;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 september 2025.
Bewijsmiddelen feit 4:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 10-11;
- het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, p. 19;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 september 2025.
Bewijsmiddelen feit 5:
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 44;
- de gedragsaanwijzing ex art. 509hh Sv gegeven door de officier van justitie d.d. 1 september 2023, p. 67-68;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 september 2025.
Parketnummer 05-166930-23 [11]
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 8 en 9;
  • het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 53-54;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 september 2025.
Parketnummer 05-219730-23 [12]
Bewijsmiddelen feit 1:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 6 en 8;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 september 2025.
Bewijsmiddelen feit 2:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 6-8;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 september 2025.
Bewijsmiddelen feit 3:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 6-8;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 september 2025.
Parketnummer 05-302830-23, feit 1 [13]
Bewijsmiddelen feit 1:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 19;
- de gedragsaanwijzing ex art. 509hh Sv gegeven door de officier van justitie d.d. 1 september 2023, p. 42-43;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 september 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Onder parketnummer 05-305270-23:
1.
hij op
of omstreeks17 november 2023 te [plaats 2] , opzettelijk en wederrechtelijk een auto
, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op
of omstreeks17 november 2023 te [plaats 2] , [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] een of meerdere malen
in/op/tegen het gezicht
/hoofdte
slaan/stompen, bij de keel te pakken/grijpen en
/ofte duwen;
3.
hij op
of omstreeks17 november 2023 te [plaats 2] , [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Geef me nu het nummer van [naam] anders ga ik je vermoorden" en
/of"Anders sla ik je dood"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op
of omstreeks17 november 2023 te [plaats 2] , in een woning
en/of op een besloten erf waarop een woning stond, op/aan de [adres 2] , alwaar verdachte zich
buiten weten oftegen de wil van de rechthebbende bevond,
een of meerflesjes bier
, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op
of omstreeks18 november 2023 te [plaats 2] , opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 1 september 2023, gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland door zich op
/aande [adres 3] , [postcode 2] [plaats 2] te begeven;
Onder parketnummer 05-166930-23:
hij op
of omstreeks5 juni 2023 te [plaats 2] een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (getransformeerde) alarmrevolver, van het merk BBM, Bruni, model Olympic 38, kaliber .22, zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer,revolver
en/of pistoolvoorhanden heeft gehad;
Onder parketnummer 05-219730-23:
1.
hij, in
of omstreeksde periode van 5 augustus 2023 tot en met 12 augustus 2023 te [plaats 2] , zijn moeder, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door haar vast te pakken/grijpen;
2.
hij, op
een of meertijdstippen
,in
of omstreeksde periode 1 januari 2023 tot en met 24 augustus 2023 te [plaats 2] , opzettelijk en wederrechtelijk een laptop en
/ofde woonkamer en
/ofde keuken,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij, op
een of meer tijdstippen
,in
of omstreeksde periode van 5 juni 2023 tot en met 3 augustus 2023 te [plaats 2] ,
een of meergeldbedragen
, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten dele aan[slachtoffer 3]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Onder parketnummer 05-302830-23:
1.
hij op
of omstreeks15 november 2023 te [plaats 2] opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 1 september 2023, gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat:
- hij, verdachte, zich niet op mocht houden in en om het gebied gelegen van de woning gelegen aan de [adres 3] te [plaats 2] en
/of
- hij, verdachte, zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer 3] (geboren [geboortedag 2] 1955),
door zich op te houden
in/op de [adres 3] en
/ofcontact te hebben met [slachtoffer 3] ;
2.
hij op
of omstreeks15 november 2023 te [plaats 2] een pinpas
, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 05-305270-23:
feit 1
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
feit 2
mishandeling
feit 3
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 4
diefstal, in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt
feit 5
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering
In de zaak met parketnummer 05-166930-23:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
In de zaak met parketnummer 05-219730-23:
feit 1
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder
feit 2
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
feit 3
diefstal
In de zaak met parketnummer 05-302830-23:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering
feit 2:
diefstal

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden. De tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dient op deze straf in mindering te worden gebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van tbs met voorwaarden wordt opgelegd conform de voorwaarden zoals deze in het reclasseringsadvies tbs met voorwaarden van 2 september 2025 worden genoemd, en met toevoeging van een voorwaarde inhoudende een contactverbod met slachtoffer [slachtoffer 2] . De officier van justitie heeft verzocht om deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Ook heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht om verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen.
Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om de voorlopige hechtenis van verdachte niet op te heffen en de schorsing van de voorlopige hechtenis voort te zetten onder dezelfde voorwaarden als de tbs-maatregel.
Tot slot heeft de officier van justitie gevraagd om te bepalen dat de tbs-maatregel bij een eventuele omzetting naar tbs met dwangverpleging geldt voor ongemaximeerde duur.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte geen gevangenisstraf wordt opgelegd, dan wel een gevangenisstraf van een korte duur dan geëist, dan wel een gevangenisstraf die de duur van het voorarrest in ieder geval niet overschrijdt. Verder heeft de verdediging de rechtbank verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen.
De verdediging heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen een tbs met voorwaarden en dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel, maar geeft de rechtbank
in overwegingde gevorderde enkelband en contactverboden niet over te nemen. Verder verzet de verdediging zich met klem tegen een ongemaximeerde tbs-maatregel (bij omzetting), omdat daarmee het perspectief van verdachte wordt geschaad. Indien na de gemaximeerde duur de noodzaak bestaat tot aanvullende gedwongen zorg, zijn er andere (civiele) kaders om deze zorg te bewerkstelligen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diverse ernstige misdrijven. Het slachtoffer [slachtoffer 2] werd in zijn eigen huis door verdachte mishandeld, bedreigd en bestolen. Slachtoffer [slachtoffer 1] kreeg als willekeurige voorbijganger een fles drank tegen haar auto gegooid. Ook heeft verdachte zijn eigen moeder mishandeld en heeft hij meermaals de gedragsaanwijzingen overtreden die haar moesten beschermen. Hij heeft vernielingen aangericht in haar woning en bleek een vuurwapen in (haar) huis te hebben. Daarmee heeft verdachte gehandeld zonder enig respect voor andermans lijf of goed. Uit de aangiftes en de toelichtingen op de ingediende schadevorderingen is gebleken dat het gedrag van verdachte veel impact heeft gehad op de slachtoffers.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat verdachte in de afgelopen jaren vaker voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
Met betrekking tot de persoon van verdachte zijn meerdere rapportages opgemaakt. Uit de Pro Justitia-rapportage van forensisch psychiater dr. B.A. Blansjaar, gedateerd 28 mei 2025, volgt dat verdachte lijdt aan psychische stoornissen in de vorm van schizofrenie, stoornissen in het gebruik van stimulantia, alcohol, tabak en koffie en aan ADHD, mogelijk in remissie. Ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten was verdachte sterk ontregeld door psychotische ziekteverschijnselen, veroorzaakt door schizofrenie en door ontremming als gevolg van overmatig gebruik van alcohol en cocaïne, waar hij afhankelijk van was. Door betrekkingswaandenkbeelden, ontremming en affectieve en gedragsmatige instabiliteit was hij sterk beperkt in zijn gedragskeuzen en gedragingen. De rechtbank wordt geadviseerd om het tenlastegelegde bij bewezenverklaring in een (sterk) verminderde mate toe te rekenen.
Gezien het hoge recidiverisico, het toestandsbeeld, het ziektebeloop en de omstandigheden van verdachte acht de psychiater klinische psychiatrische behandeling in een gesloten beveiligde setting met aansluitende resocialisatie onder toezicht aangewezen, zowel uit het oogpunt van recidivepreventie als uit zorgoogpunt. Behandeling van verdachte in het kader van een zorgmachtiging bleek eerder niet mogelijk en dat kader zou na een half jaar verlengd moeten worden, aangezien een veel langere behandelduur is te voorzien. Het kader van bijzondere voorwaarden en een GVM lijkt wel mogelijk, maar is naar het oordeel van de psychiater minder geschikt omdat opname, behandeling en eventuele heropname van verdachte in de voor hem geïndiceerde setting van een FPK zoals [verblijfplaats] mogelijk niet (steeds) in dat kader is te realiseren. Het kader van tbs met voorwaarden is daarom naar het oordeel van de psychiater het meest geschikt.
Ook GZ-psycholoog H. Scharft heeft een Pro Justitia-rapportage opgemaakt, daterend van 22 juni 2025. Er is meermaals overleg geweest tussen beide rapporteurs. Hun conclusies en adviezen ten aanzien van de (sterk) verminderde toerekening en de maatregel van tbs met voorwaarden komen overeen. Daarbij heeft de psycholoog opgetekend dat, gezien het hoge recidiverisico en de eerder vastgelopen behandelpogingen, het kader van een terbeschikkingstelling als enige mogelijkheid wordt gezien waarin de noodzakelijk geachte behandeling verzekerd is. Omdat verdachte bereid is hieraan mee te werken, lijken er mogelijkheden te zijn om dit vorm te geven binnen het kader van een TBS met voorwaarden. Het kader van TBS met voorwaarden is waarschijnlijk haalbaar indien verdachte zijn medicatie blijft gebruiken en meewerkt aan opbouw van deze medicatie naar een therapeutische dosis, ook omdat er dan een aanzienlijke kans bestaat dat zijn psychotische klachten zullen afnemen, waardoor ziekte inzicht en ziektebesef toenemen en dit zal leiden tot meer bereidheid om mee te werken aan behandeling. Mocht hij na verloop van tijd zijn medicatie weigeren, dan lijkt behandeling binnen dit kader nauwelijks mogelijk en resteert de TBS met verpleging naar het oordeel van de psycholoog als enig reëel alternatief.
Door de reclassering is naar aanleiding van de Pro Justitia-rapportage een advies tbs met voorwaarden opgesteld, daterend van 2 september 2025. Uit het advies volgt dat het risico op recidive, letsel en het onttrekken aan voorwaarden als hoog wordt ingeschat. De reclassering acht het van belang dat verdachte door middel van klinische behandeling verder gestabiliseerd wordt en dat gemonitord wordt of door de voorgeschreven medicatie de psychotische symptomen verbleken en of hiermee inzicht in de problematiek en responsiviteit voor behandeling vergroot wordt. Naast (medicamenteuze) behandeling dient er tijdens de klinische behandeling tevens een plan gemaakt te worden voor een intensief en gestructureerd nazorgtraject met voldoende toezicht en begeleiding. Gezien de ernst van de multiproblematiek en eerder gestagneerde behandelpogingen (zowel in vrijwillig- als strafrechtelijk kader) en het moeizame verloop van de behandeling momenteel in fpk [verblijfplaats] , waar verdachte sinds de meest recente schorsing van de voorlopige hechtenis verblijft, acht de reclassering een langdurig kader zoals een tbs-voorwaardenkader noodzakelijk. Binnen deze maatregel kan verdachte langdurig worden gevolgd, zijn er meer mogelijkheden tot ingrijpen en is er bovendien sprake van een gegarandeerde behandeling. Een belangrijke kanttekening is dat getwijfeld kan worden aan de betrouwbare bereidheid van verdachte. Alhoewel hij zijn medewerking toezegt, is er bij verdachte door het ontbreken van ziekte-inzicht en probleembesef nauwelijks motivatie voor behandeling. Als blijkt dat verdachte zich niet aan de opgestelde voorwaarden kan conformeren, is omzetting naar tbs met dwangverpleging mogelijk in de toekomst alsnog noodzakelijk. Dit alles in ogenschouw nemende, in combinatie met het feit dat verdachte niet eerder binnen de hierboven beschreven setting is behandeld, adviseert de reclassering positief over tbs met voorwaarden.
De reclassering adviseert de maatregel van tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren, omdat de kans groot is dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De reclassering adviseert daarbij eveneens de combinatie met een schorsing van de voorlopige hechtenis onder dezelfde voorwaarden als de tbs met voorwaarden, zodat bij een schending van de voorwaarden hangende een eventueel hoger beroep de maatschappelijke veiligheid alsnog is geborgd.
Tot slot adviseert de reclassering om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) op te leggen op basis van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de tbs of gevangenisstraf. De reclassering acht een GVM wenselijk daar verdachte vanwege zijn stoornissen blijvend afhankelijk zal zijn van hulpverlening en meerdere behandelpogingen in vrijwillig en strafrechtelijk kader zijn gestagneerd. De kans is aanwezig dat het risico na een eventuele tbs of gevangenisstraf vanwege de chronische problematiek onvoldoende verminderd is waarbij langer toezicht nodig is.
De op te leggen straf en maatregel
Gelet op de inhoud van de Pro Justitia-rapportages en het advies van de reclassering concludeert de rechtbank dat bij verdachte sprake was van psychische problematiek die ook aanwezig was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten en die ook heeft doorgewerkt in zijn handelen. De rechtbank neemt het advies van de deskundigen over en zal de feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten, gelet op de aard en de ernst daarvan en mede gelet op eerdere veroordelingen van verdachte voor soortgelijke delicten, het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Naast het opleggen van een straf voor wat verdachte heeft gedaan, acht de rechtbank het van groot belang dat verdachte wordt behandeld voor zijn psychische problematiek, om herhaling in de toekomst te voorkomen. De rechtbank is met de Pro Justitia-rapporteurs en de reclassering van oordeel dat behandeling binnen een gedwongen, forensisch kader noodzakelijk is, gezien het verwachte langdurige klinische traject en het hoge risico op recidive. Een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden vindt de rechtbank hiervoor onvoldoende. Indien verdachte recidiveert en hij het voorwaardelijk strafdeel alsnog moet uitzitten, komt het kader voor behandeling te vervallen. Dat is onwenselijk.
In het kader van schorsing van de voorlopige hechtenis is uitvoerig onderzocht welk traject het meest geschikt is voor behandeling van de psychische problematiek van verdachte. Twee trajecten waarbij verdachte werd opgenomen in respectievelijk een forensische verslavingskliniek en een forensisch-psychiatrische kliniek werden vroegtijdig beëindigd, omdat verdachte weigerde zijn medicatie in te nemen en zich grensoverschrijdend toonde op de afdeling. Ook zou verdachte hebben aangegeven geen meerwaarde te zien in behandeling en de kliniek te willen verlaten. Op 7 mei 2025 is verdachte geplaatst bij forensisch-psychiatrische kliniek (fpk) [verblijfplaats] , waar hij ook ten tijde van de zitting op 16 september 2025 nog verbleef.
Gelet op de eerder ingezette trajecten en met inachtneming van de adviezen van de deskundigen, is de rechtbank – met de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat de maatregel van tbs met voorwaarden het meest passend is. Deze maatregel biedt een helder kader waarbinnen de resocialisatie van verdachte op een goede en langdurige wijze kan worden vormgegeven. Ook kan deze maatregel worden ingezet vanuit de kliniek waar verdachte nu verblijft, zodat hij direct verder kan met het reeds ingezette traject.
Aan de formele vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. De bewezenverklaarde feiten inhoudende mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder (parketnummer 05-219730-23, feit 1) en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (parketnummer 05-305270-23, feit 3), zijn feiten als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1 Sr waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. Gezien het hoge risico op recidive wordt ook voldaan aan het vereiste dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Gelet op de deskundigenrapportages is de rechtbank van oordeel dat het hoge recidiverisico voldoende kan worden ingeperkt door oplegging van deze maatregel, mits verdachte zijn medicatie blijft gebruiken zoals voorgeschreven en (als gevolg daarvan) zijn ziektebesef toeneemt. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarde en van de andere voorwaarden zoals deze zijn weergegeven in het dictum. Naar eigen zeggen staat hij nu achter de medicatie en wil hij deze blijven innemen. De mogelijkheid om de tbs-maatregel met voorwaarden om te zetten naar een tbs-maatregel met verpleging in het geval verdachte zich niet aan de voorwaarden zou houden, kan zorgen voor een externe prikkel voor verdachte, op de momenten dat het moeilijker wordt voor hem wordt om het traject vol te houden.
Conclusie
Concluderend zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en een tbs-maatregel met de voorwaarden zoals in het dictum beschreven. Deze voorwaarden komen overeen met de voorwaarden zoals geformuleerd in het reclasseringsadvies, met toevoeging van de voorwaarde inhoudende een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer 2] .
Omdat de rechtbank het, mede vanwege het gevaar voor recidive, van belang acht dat de behandeling van de verdachte direct aansluitend aan zijn detentie zal aanvangen, zal de rechtbank bepalen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal zijn.
De rechtbank zal aan verdachte ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z Sr opleggen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de tbs met voorwaarden onder toezicht te stellen, indien dat in verband met dan bestaande risico's noodzakelijk is ter bescherming van anderen dan wel ter bescherming van de algemene veiligheid van personen of goederen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van deze maatregel is voldaan en de rechtbank ziet in de problematiek van verdachte en het hoge risico op recidive ook de noodzaak hiertoe.
Het hiervoor geschetste kader is bedoeld om verdachte alle handvatten te geven die hij nodig kan hebben om te komen tot een geslaagde terugkeer in de maatschappij. Tegelijkertijd kan het kader de maatschappij beschermen indien het traject zijn doel niet bereikt en verdachte opnieuw de fout in gaat.
Ongemaximeerde tbs in geval van omzetting
De rechtbank overweegt dat de maatregel van tbs met voorwaarden wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (mishandeling van de moeder van verdachte). De maatregel is daarom bij omzetting naar tbs met dwangverpleging niet in duur gemaximeerd. De rechtbank ziet geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken, te meer nu deze omstandigheid enkel aan de orde zal komen indien verdachte alsnog de fout in gaat en de voorwaarden van de tbs-maatregel niet nakomt. Uit de rapporten volgt dat het risico op het niet slagen van de tbs met voorwaarden, en daarmee een mogelijke noodzaak tot omzetting naar een tbs-maatregel met dwangverpleging, ligt in een afnemende bereidheid van verdachte om mee te werken en zijn medicatie in te nemen zoals voorgeschreven. Zolang verdachte zijn medewerking verleent aan de behandeling, behoudt hij het perspectief om de maatregel tot een positief einde te brengen.
Voorlopige hechtenisDe voorlopige hechtenis van verdachte is thans geschorst. De rechtbank zal bevelen dat de schorsing van de voorlopige hechtenis zal worden voortgezet onder dezelfde voorwaarden als die worden verbonden aan de op te leggen tbs-maatregel. Deze schorsing van de voorlopige hechtenis acht de rechtbank nodig, omdat omzetting van de dadelijk uitvoerbare tbs met voorwaarden in een tbs met dwangverpleging (bij overtreding van de voorwaarden van de tbs) niet mogelijk is zolang dit vonnis niet onherroepelijk is. Als de verdachte dan de in het kader van de tbs te stellen voorwaarden (en daarmee de schorsingsvoorwaarden) niet naleeft terwijl dit vonnis nog niet onherroepelijk is, kan de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis worden bevolen. Op die manier kunnen ook in die situatie de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen worden gewaarborgd. De rechtbank verwijst in verband met het voorgaande naar het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1729 (ro. 6.4.2-6.5).

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd en een vordering tot schadevergoeding ingediend:
1.
in verband met feit 1 onder parketnummer 05-305270-23:
[slachtoffer 1] vordert € 2.250,41 aan materiële schade (reiskosten en schadereparatie auto);
2)
in verband met feit 2 onder parketnummer 05-305270-23:
[slachtoffer 2] vordert € 277,45 aan materiële schade (kosten reiniging vloerbedekking, vervangen van een opslagbox met kattenvoer en een laptop) en € 900,00 aan immateriële schade;
telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen in het geheel kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dient te worden gematigd, omdat uit de onderbouwing niet duidelijk wordt of het gaat om schade die door verdachte is veroorzaakt.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering tot materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat uit de vordering niet volgt of de benadeelde partij de opgegeven kosten daadwerkelijk heeft gemaakt. Van de schade aan de laptop is niet duidelijk gemaakt dat de schade rechtstreeks door verdachte is veroorzaakt. De vordering tot vergoeding van de immateriële schade dient ook niet-ontvankelijk te worden verklaard, dan wel te worden gematigd tot € 250,00, omdat niet is gebleken dat de benadeelde partij een behandeltraject heeft doorlopen. Ook verzoekt de verdediging de rechtbank om rekening te houden met de moeilijke financiële situatie van verdachte.
Overweging van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte onder parketnummer 05-305270-23, feit 1, rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de vordering op het onderdeel van de gemaakte reiskosten voldoende is onderbouwd. Deze kosten komen bovendien redelijk voor, waardoor de rechtbank het gevorderde bedrag van € 7,98 geheel zal toewijzen.
Ten aanzien van het onderdeel van de vordering dat ziet op schadereparatie van de auto, overweegt de rechtbank dat op basis van de vordering zoals deze er nu ligt voldoende kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij kosten heeft gemaakt voor reparatie van de autospiegel. Op basis van de bijgevoegde offerte begroot de rechtbank deze kosten op (in ieder geval) € 150,00. Van de overige kosten zoals vermeld op de offerte kan niet zonder meer worden vastgesteld dat deze het gevolg zijn van het bewezenverklaarde handelen door verdachte. Nu deze schadepost wordt betwist door de verdediging en voor de beoordeling nadere onderbouwing en/of bewijslevering nodig islevert de behandeling van de deze schadepost een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering. De benadeelde partij kan (dit deel van) de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
In totaal zal de rechtbank een bedrag van € 157,98 toewijzen. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Verdachte is vanaf 17 november 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte onder parketnummer 05-305270-23, feit 2, rechtstreeks materiële schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de schadeposten die zien op de vloerbedekking en de opslagbox met kattenvoer onvoldoende inhoudelijk zijn betwist. De schadeposten zijn (verder) voldoende onderbouwd en komen de rechtbank redelijk voor, zodat de rechtbank de gevorderde bedragen van € 150,00 voor de vloerbedekking en € 77,45 voor de opslagbox en het kattenvoer geheel zal toewijzen.
Ten aanzien van de laptop overweegt de rechtbank dat schade aan de laptop niet is benoemd in de aangifte en ook niet terugkomt in de rest van het dossier. Voor de beoordeling van de stelling dat er door het bewezenverklaarde handelen van verdachte ook schade is ontstaan aan de laptop zal nadere onderbouwing en zo nodig bewijslevering noodzakelijk zijn. Ook daarvoor geldt dat dit een onevenredige belasting van het strafproces op levert. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan (dit deel van) de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Immateriële schade
Op basis van het dossier en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde onder parketnummer 05-305270-23, feit 2, schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Als gevolg heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen in de vorm van blauwe plekken in zijn hals, op zijn pols en bovenarmen, evenals een bult op zijn hoofd en pijn aan zijn kaak. Door het duwen en vallen op de grond had de benadeelde een gekneusd gevoel op verschillende plekken op zijn lichaam en heeft hij twee weken lang last gehad van pijnklachten in zijn rug. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit, in het bijzonder de omstandigheid dat de benadeelde in zijn eigen huis door verdachte is mishandeld. Ook houdt de rechtbank rekening met de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op het gevorderde bedrag van € 900,00 vaststellen.
Conclusie
In totaal zal de rechtbank een bedrag van € 227,45 aan materiële schade en € 900,00 aan immateriële schade/smartengeld toewijzen. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Verdachte is vanaf 17 november 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05-251427-23)

De politierechter heeft verdachte op 10 oktober 2023 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, waarvan 10 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd loopt tot 23 oktober 2025.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf het behandeltraject van verdachte zou doorkruisen en heeft ter terechtzitting gevorderd dat de proeftijd wordt verlengd met 1 jaar.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat ook de verlenging van de proeftijd het behandeltraject van verdachte zou doorkruisen en verzoekt de rechtbank om de vordering af te wijzen.
Gelet op de op te leggen maatregel van tbs met voorwaarden ziet de rechtbank geen aanleiding om de proeftijd met 1 jaar te verlengen. De rechtbank zal de vordering afwijzen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 36 f, 38, 38a, 38z, 57, 184a, 285, 300, 304, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26, 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte:

1.Geen strafbaar feit plegen

Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;

2.Meewerken aan reclasseringstoezicht

Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
  • Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
  • Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan
aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn/haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • Verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
  • Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;

3.Meewerken aan time-out

Als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in forensische psychiatrische kliniek [verblijfplaats] , een forensisch psychiatrisch centrum (fpc) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;

4.Niet naar het buitenland

Verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;

5.Opname in een zorginstelling

Verdachte laat zich opnemen in forensische psychiatrische kliniek [verblijfplaats] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;

6.Ambulante behandeling

Verdachte laat zich -na afloop van de klinische behandeling- behandelen door een nader te bepalen forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.

7.Beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang

Verdachte verblijft -na afloop van klinische behandeling- in een nader te bepalen beschermd, of begeleidwoneninstelling of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;

8.Drugsverbod

Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;

9.Alcoholverbod

Verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;

10.Locatieverbod met elektronische monitoring

Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring van een locatieverbod, indien en voor zolang als de reclassering dit nodig acht;

11.Geeft inzicht in de financiële situatie

Verdachte geeft inzicht in zijn financiële situatie en conformeert zich aan de afspraken die met de reclassering worden gemaakt ten aanzien van zijn financiën;

12.Dagbesteding

Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;

13.Contactverbod

Verdachte dient zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag 3] -1967 te [plaats 3] ) zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht;
 geeft de reclassering opdracht verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
 legt een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op;
 wijzigt de voorwaarden van het bevel schorsing voorlopige hechtenis van 6 mei 2025, met dien verstande dat de schorsing onder dezelfde voorwaarden wordt voortgezet als die zijn verbonden aan de tbs-maatregel;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 1 onder parketnummer 05-305270-23 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 157,98 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 157,98 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 3 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 2 onder parketnummer 05-305270-23 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 227,45 aan materiële schade en € 900,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 1.127,46 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 21 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
De beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer
 wijst af de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de proeftijd van de bij vonnis van de politierechter van 10 oktober 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Gerritsen (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. J.M. Graat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.K. Verberkt, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 september 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023534355, gesloten op 20 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 16 september 2025, het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 10 en 11.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 10 en 11.
4.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 2] , p. 18.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 36, en het bijbehorend fotoblad, p. 15-17.
6.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023529707, gesloten op 16 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
7.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 16 september 2025;het proces-verbaal van verhoor van verdachte, 38-39; het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 19 en 20.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 19 en 20.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 33.
10.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023534355, gesloten op 20 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
11.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023251267, gesloten op 24 juli 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
12.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023387768, gesloten op 9 september 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
13.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023529707, gesloten op 16 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.