Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiser voor herbeoordeling van zijn kinderopvangtoeslag door de Dienst Toeslagen. Eiser had zich op 27 november 2024 aangemeld voor herbeoordeling, maar zijn aanvraag werd afgewezen omdat deze te laat was ingediend. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing terecht is, omdat de aanvraag niet binnen de gestelde termijn van 2 januari 2024 was ingediend. Eiser voerde aan dat hij in een schrijnende situatie verkeerde en dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, maar de rechtbank oordeelt dat de omstandigheden niet voldoende bijzonder zijn om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank concludeert dat eiser geen gelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft. De Dienst Toeslagen wordt wel opgedragen om het griffierecht van € 53 te vergoeden.