ECLI:NL:RBGEL:2025:9011

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
510088625
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor opzetverkrachting en stalking van zijn ex-partner met bijkomende maatregelen

Op 10 oktober 2025 heeft de Rechtbank Gelderland een 24-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, voor opzetverkrachting en stalking van zijn ex-partner. De rechtbank legde ook een contact- en locatieverbod op, evenals een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. De feiten vonden plaats tijdens een vakantie in Egypte, waar de verdachte de ex-partner verkrachtte, ondanks haar herhaalde verzoeken om te stoppen. Na de vakantie stalkte hij haar door herhaaldelijk contact te zoeken, ondanks dat zij had aangegeven geen contact meer te willen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychologische problemen, maar dat dit niet afdeed aan de ernst van de gepleegde feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de daden op het slachtoffer, die ernstige psychische schade heeft opgelopen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, inclusief smartengeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/100886-25
Datum uitspraak : 10 oktober 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] in [woonplaats 2] ,
op dit moment gedetineerd in de Justitieel Complex [plaats] .
Raadsman: mr. O.J. Much, advocaat in Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 januari 2025 te Hurghada (Egypte), met een persoon, te weten [slachtoffer] , een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten het brengen/duwen van de vinger(s) in haar vagina en/of het brengen/duwen van zijn penis in haar vagina en/of het betasten van haar borsten, terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak en welke opzetverkrachting werd voorafgaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door
haar te zeggen dat zij hoe dan ook seks zouden hebben op vakantie en/of
haar te zeggen dat het hem niet kon schelen wat er zou gebeuren en/of
haar te zeggen dat het hem niet boeide dat zij niet wilde, althans (telkens) woorden van gelijke strekking en/of aard en/of
- toen die [slachtoffer] op de rand van het bed ging zitten- haar vast te grijpen en/of terug op het bed te trekken en/of haar te zeggen dat ze haar broek uit moest tekken en/of toen zij aangaf dat niet te willen of te zullen doen, haar broek en/of onderbroek uit te trekken en/of haar om te draaien, zodat zij op haar knieën kwam te zitten en/of haar te zeggen, dat als hij het niet zou doen, hij de enige was die met een kutgevoel naar huis zou gaan en/of dat zij zijn vakantie had verpest, althans woorden van gelijke strekking en/of aard
en/of
meerdere malen voorbij is gegaan aan haar verbale en/of non-verbale tekenen van verzet/weerstand en/of
gebruik/misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 januari 2025 te Hurghada (Egypte), met een persoon, te weten [slachtoffer] , een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten het brengen/duwen van de vinger(s) in haar vagina en/of het brengen/duwen van zijn penis in haar vagina en/of het betasten van haar borsten, terwijl hij, verdachte, wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak.
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 januari 2025 tot en met 27 februari 2025 te Afferden, gemeente Druten, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , die aan verdachte had aangegeven geen contact meer met hem te willen en/of hem op (alle) sociale media (WhatsApp, Snapchat en/of Instagram) had geblokkeerd, door in voornoemde periode meermalen/veelvuldig telefonisch contact te zoeken via zijn eigen nummer en/of via een anoniem nummer en/of door tussenkomst van vrienden, althans een andere persoon en/of via Snapchat, onder een andere accountnaam ( [accountnaam] ) meerdere berichten te sturen en/of via WhatsApp berichten te sturen naar de zus van die [slachtoffer] en/of voor de woning van die [slachtoffer] te gaan staan, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 20 t/m 27;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 38 t/m 40;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2025.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 62 t/m 64;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 116 en 117;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2025.

3. De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks13 januari 2025 te Hurghada (Egypte), met een persoon, te weten [slachtoffer] ,
een of meerseksuele handelingen die bestonden uit
of mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten het brengen/duwen van de vinger(s) in haar vagina en/
ofhet brengen/duwen van zijn penis in haar vagina en
/ofhet betasten van haar borsten, terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak en welke opzetverkrachting werd voorafgaan door,
envergezeld
werdvan
en/of gevolgd doordwang,
geweld en/of bedreiging, door
haar te zeggen dat zij hoe dan ook seks zouden hebben op vakantie en
/ofhaar te zeggen dat het hem niet kon schelen wat er zou gebeuren en/
ofhaar te zeggen dat het hem niet boeide dat zij niet wilde,
althans (telkens) woorden van gelijke strekking en/of aarden
/of- toen die [slachtoffer] op de rand van het bed ging zitten- haar vast te grijpen en/
ofterug op het bed te trekken en
/ofhaar te zeggen dat ze haar broek uit moest trekken en
/oftoen zij aangaf dat niet te willen of te zullen doen, haar broek en
/ofonderbroek uit te trekken en
/ofhaar om te draaien, zodat zij op haar knieën kwam te zitten en
/ofhaar te zeggen, dat als hij het niet zou doen, hij de enige was die met een kutgevoel naar huis zou gaan en
/ofdat zij zijn vakantie had verpest,
althans woorden van gelijke strekking en/of aarden
/ofmeerdere malen voorbij is gegaan aan haar verbale en
/ofnon-verbale tekenen van verzet/weerstand en
/ofgebruik/misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer] ;
2.
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 13 januari 2025 tot en met 27 februari 2025 te Afferden, gemeente Druten,
althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , die aan verdachte had aangegeven geen contact meer met hem te willen en/
ofhem op (alle) sociale media (WhatsApp, Snapchat en/
ofInstagram) had geblokkeerd, door in voornoemde periode meermalen/veelvuldig telefonisch contact te zoeken via zijn eigen nummer en
/ofvia een anoniem nummer en
/ofdoor tussenkomst van vrienden,
althans een andere persoonen
/ofvia Snapchat, onder een andere accountnaam ( [accountnaam] ) meerdere berichten te sturen en
/ofvia WhatsApp berichten te sturen naar de zus van die [slachtoffer] en
/ofvoor de woning van die [slachtoffer] te gaan staan, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en
/ofvrees aan te jagen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
opzetverkrachting voorafgaand door en vergezeld van dwang
feit 2:
belaging

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte - uitgaande van verminderde toerekeningsvatbaarheid bij verdachte - zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met aftrek van het voorarrest en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het contact- en locatieverbod. Daarnaast vordert de officier van justitie oplegging van een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht in de vorm van een contact- en locatieverbod van 5 jaar met aangeefster [slachtoffer] . De officier van justitie vordert daarbij 7 dagen hechtenis per overtreding tot een maximum van 6 maanden. Tot slot vordert de officier van justitie de oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er, gelet op de proceshouding en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd gelijk aan het voorarrest met daarnaast een forse voorwaardelijk gevangenisstraf als stok achter de deur.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gekwalificeerde opzetverkrachting en belaging van zijn ex-vriendin tijdens een vakantie in Egypte. De vakantie was reeds voorafgaand aan het verbreken van de relatie geboekt en verdachte en het slachtoffer hadden in het hotel aparte slaapkamers. Verdachte is tijdens de vakantie opdringerig geweest en is de laatste ochtend van de vakantie, voorafgaand aan het vertrek naar de luchthaven, uiteindelijk ongewenst de slaapkamer van het slachtoffer binnengegaan. Verdachte heeft het slachtoffer vervolgens verkracht op het bed. Het slachtoffer heeft meermaals gezegd dat zij dit niet wilde en dat verdachte moest stoppen, zo is ook te horen op het geluidsfragment dat zij heeft opgenomen tijdens de verkrachting. Verdachte is totaal voorbij gegaan aan de wensen van het slachtoffer en haar afwijzende en afhoudende houding. Hij heeft enkel gedacht aan het bevredigen van zijn eigen lustgevoelens. De aanloop naar en de verkrachting zelf moeten voor het slachtoffer zeer beangstigend zijn geweest. Zij omschreef de vakantie zelf als ‘de hel’. Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer zeer ernstig geschonden. Bovendien heeft zij zich naar aanleiding van de verkrachting zo onprettig en onveilig gevoeld dat zij een eerdere vlucht naar huis heeft geboekt en contact heeft gezocht met een goede vriendin die er vervolgens voor heeft gezorgd dat zij op de luchthaven werd opgevangen door de marechaussee. Na terugkomst van de vakantie heeft verdachte het slachtoffer, nadat zij duidelijk had aangegeven geen contact meer met hem te willen, belaagd door haar onder andere veelvuldig (anoniem) te bellen en naar haar huis te komen. Belaging, in het normale spraakgebruik ook wel stalking genoemd, is een zeer hinderlijk en angstaanjagend feit. Dat is in dit geval nog eens extra het geval, omdat de belaging heeft plaatsgevonden nadat het slachtoffer was verkracht. Het slachtoffer heeft zich ernstig in haar bewegingsvrijheid beperkt gevoeld en werd constant geconfronteerd met ongewenst contact met verdachte, waardoor ook de herinneringen aan de verkrachting mogelijk steeds weer werden opgerakeld. Verdachte heeft met zijn gedragingen ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De rechtbank rekent hem dat zeer aan. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat de verkrachting en de belaging grote impact hebben gehad op het slachtoffer.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van 6 september 2025 van verdachte, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een vergelijkbaar strafbaar feit.
Verminderde toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank overweegt met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte als volgt. De psycholoog concludeert in haar Pro Justitia rapportage van 25 augustus 2025 dat er bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking en hechtings- en trauma gerelateerde problematiek, wat heeft geleid tot een verstoorde sociaal emotionele ontwikkeling, een gebrekkige gewetensontwikkeling en een beperkte impulscontrole. Dit uit zich in een borderline-persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornissen waren ten tijde van de ten laste gelegde feiten ook aanwezig en zijn daar ook ten dele van invloed op geweest, aldus de psycholoog. De psycholoog concludeert verder dat verdachte vanuit zijn hechtingsproblematiek moeite heeft om zich te binden, maar vooral ook om weer los te laten. Verdachte voelt zich dan verlaten. Vanwege zijn cognitieve beperking kan verdachte de gevolgen van zijn handelen niet overzien en kan hij zich niet in de positie van het slachtoffer verplaatsen. Verdachte handelt vóórdat hij hier verder over nadenkt. Als verdachte zich eenzaam voelt gaat hij alcohol drinken en onder invloed van alcohol wordt zijn impulsiviteit versterkt. De psycholoog adviseert om de ten laste gelegde feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich met bovenstaande bevindingen en conclusies van de psycholoog en neemt deze over. Verdachte is daarom voor beide feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Deskundigenrapporten
Uit de Pro Justitia rapportage volgt dat het volgens de psycholoog van belang is dat verdachte een goede plek heeft om te wonen waar hij begeleid wordt om zijn leven op orde te krijgen. Tevens is het van belang dat hij een zinvolle dag-invulling heeft in de vorm van werk, bij voorkeur bij een hoveniersbedrijf. Daarnaast is het van belang dat hij behandeling krijgt voor zijn hechtingsproblematiek en de borderline problematiek. De psycholoog adviseert om Dialectische Gedragstherapie in te zetten. Verder is het van belang dat verdachte zicht krijgt op zijn eigen problematiek en dat hij op een goede manier leert omgaan met het aangaan van relaties. Het is van belang om traumatherapie in te zetten als verdachte meer vertrouwen heeft en hier zelf ook voor open staat. De psycholoog adviseert om een
- eventueel deels - voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De inschatting is dat verdachte langere tijd nodig heeft om nog aan te leren zich zaken eigen te maken. Daarnaast is de verwachting dat verdachte langere tijd ondersteuning, toezicht en controle nodig zal hebben, dan mogelijk is binnen genoemd voorwaardelijk kader. Daarom wordt geadviseerd om verdachte na zijn - eventueel voorwaardelijke - detentie een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van 15 september 2025 waaruit volgt dat de reclassering zich aansluit bij het advies van de psycholoog. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • ambulante behandeling;
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • alcoholverbod;
  • contactverbod;
  • locatieverbod (met EM);
  • dagbesteding.
Voorts adviseert de reclassering een gedragsbeïndvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, zodat de gedragsbeïnvloedende en vijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de gevangenisstraf.
Gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten op zichzelf al zo ernstig zijn dat de enige passende reactie daarop een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen als forse stok achter de deur. Een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zoals bepleit door de verdediging, acht de rechtbank niet op zijn plaats, omdat die niet in verhouding staat tot de ernst van de feiten, in het bijzonder de opzetverkrachting. Daarbij houdt de rechtbank ook het belang van speciale en generale preventie in het oog.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het contact- en locatieverbod (waarover hierna meer), passend en geboden. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal op de vrijheidsstraf in mindering worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht (Sr)
De rechtbank is, mede gelet op het recidiverisico, van oordeel dat oplegging van een maatregel ex artikel 38v Sr ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten door verdachte, passend en geboden is. De maatregel bestaat uit een contact- en een locatieverbod, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze direct of indirect contact zal hebben met slachtoffer [slachtoffer] en dat hij zich niet in de woonplaats van het slachtoffer bevindt ( [woonplaats 1] ). De rechtbank zal de maatregel opleggen voor de duur van 5 jaren. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM)
In de rapporten van de psycholoog en de reclassering wordt geadviseerd aan verdachte de maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen.
De rechtbank overweegt dat uit de stukken blijkt dat er sprake is van complexe en hardnekkige problematiek en dat er weinig beschermende factoren zijn. Het risico op recidive zal aanwezig blijven omdat de stoornissen verband houden met het delictgedrag. Ten aanzien van de toekomst is de verwachting dat verdachte langdurig ondersteuning nodig zal hebben. Door het opleggen van een GVM is het mogelijk om ook na afloop van de gevangenisstraf toezicht uit te blijven oefenen op verdachte. De rechtbank is daarom van oordeel dat het opleggen van de GVM aangewezen is ter bescherming van de algemene veiligheid van personen. Aan de eisen voor het opleggen van deze maatregel is voldaan.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de ten laste gelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert
€ 2.930,68 aan materiële schade en € 5.000,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schade kan worden toegewezen met uitzondering van de kosten van het vliegticket voor de terugreis van verdachte (€287,-) en de kosten van het (omboeken naar) aparte kamers (€389,70). De verdediging bepleit dat deze posten moeten worden afgewezen omdat de causaliteit niet is vast te stellen. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat deze posten een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren en dat de benadeelde partij voor dat gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Ten aanzien van de immateriële schade stelt de verdediging zich op het standpunt dat dit moet worden afgewezen omdat de brief van de psycholoog te onduidelijk is voor de objectivering van de schade. Subsidiair refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat het bedrag van € 2.500,-, die in eerste instantie was gevorderd niet moet worden verdubbeld.
Overweging van de rechtbank
Ten aanzien van de materiële schade
Kosten omboeken naar aparte kamers
De rechtbank is van oordeel dat er geen causaal verband is vast te stellen tussen de ten laste gelegde feiten en de kosten van het omboeken naar aparte kamers, omdat deze kosten zijn gemaakt voordat de ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden. Nadat de relatie van de verdachte en het slachtoffer is verbroken, maar voordat zij op vakantie gingen, heeft het slachtoffer de aanvankelijk geboekte kamer gewijzigd naar een zogenaamde familiekamer met twee slaapkamers. De rechtbank zal de benadeelde partij met betrekking tot deze post, ad € 389,70 niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Kosten vliegticket terugreis verdachte
De gevorderde kosten voor het vliegticket voor de terugreis van verdachte (€ 287,00) zijn onderbouwd. De rechtbank is echter van oordeel dat er geen causaal verband is vast te stellen tussen de ten laste gelegde feiten en deze kosten, nu onvoldoende is gemotiveerd waarom het slachtoffer deze kosten voor verdachte moest (of meende te moeten) maken. De rechtbank zal de benadeelde partij met betrekking tot deze post, ad € 287,- niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
De overige gevorderde bedragen ten aanzien van de totale kosten van de vakantie (€ 1.206,98 + € 362 = € 1.568,98), het eigen risico 2025 (€ 385,00), de reiskosten (€ 50,00), en de kosten eigen risico rechtsbijstandsverzekeraar (€ 250,00), zijn genoegzaam onderbouwd en niet betwist. Deze posten zijn daarmee toewijsbaar.
De gevorderde kosten ten aanzien van het verlies aan verdienvermogen (PM), huishoudelijke hulp (PM) en verlies aan zelfwerkzaamheid (PM) zijn onvoldoende concreet gemaakt en onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij met betrekking tot deze posten niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Ten aanzien van de immateriële schade
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de ten laste gelegde feiten heeft de benadeelde immers geestelijk letsel in de vorm van post traumatische stress stoornis (PTSS) opgelopen. Anders dan de advocaat van verdachte heeft betoogd, is de PTSS naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 5.000,00 vaststellen.
Verdachte is wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Post
Bedrag
Datum wettelijke rente
Kosten vakantie totaal
€ 1568,98
Vanaf 13-01-2025
Eigen risico 2025
€ 385,00
Vanaf 02-06-2025
Reiskosten
€ 50,00
Vanaf 14-01-2025
Eigen risico rechtsbijstandsverzekeraar
€ 250,00
Vanaf 29-08-2025
Immateriële schade
€ 5.000,00
Vanaf 14-01-2025
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 38z, 57, 243 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
  • bepaalt dat
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
1. verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] of een andere locatie van de reclassering afhankelijk van de uitstroomlocatie. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. verdachte zich laat behandelen door een zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op detentie. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
3. verdachte in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang verblijft, te bepalen door de reclassering. Momenteel is er geen zich op een geschikte woonplek, deze moet gezocht worden te zijner tijd. Het verblijf start idealiter aansluitend op detentie. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. verdachte geen alcohol en, indien en voor zover de reclassering dat geboden acht, geen verdovende middelen gebruikt, en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit verbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
5. verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
 geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden: 1 t/m 5 en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Hierbij gelden als voorwaarden dat verdachte:
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende een contact- en locatieverbod. Het contactverbod houdt in dat verdachte gedurende 5 jaren zich onthoudt van - direct of indirect - contact met het slachtoffer:
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2000. Het locatieverbod houdt in dat verdachte zich gedurende een periode van 5 jaar niet bevindt in de woonplaats van het slachtoffer, [woonplaats 1] ;
 beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden in totaal.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen op grond van de opgelegde maatregel niet op;
 legt een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op;
De benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte in verband met de feiten tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 2.253,98 aan materiële schade en € 5.000,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf:
Post
Bedrag
Datum wettelijke rente
Kosten vakantie totaal
€ 1.568,98
Vanaf 13-01-2025
Eigen risico 2025
€ 385,00
Vanaf 02-06-2025
Reiskosten
€ 50,00
Vanaf 14-01-2025
Eigen risico rechtsbijstandsverzekeraar
€ 250,00
Vanaf 29-08-2025
Immateriële schade
€ 5.000,00
Vanaf 14-01-2025
tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 7.253,98 aan materiële schade en smartengeld. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 64 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Sno (voorzitter), mr. I. de Bruin en mr. H.C. Leemreize, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 oktober 2025.
mr. de Bruin, mr. Leemreize en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] gesloten op 16 april 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.