ECLI:NL:RBGEL:2025:9018

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
11147810
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeerde partij gedagvaard in civiele procedure met vorderingen afgewezen

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 8 oktober 2025 vonnis gewezen in een zaak waarbij [eiser] vorderingen heeft ingesteld tegen [gedaagde, eiser in vrijwaring]. De procedure begon met een dagvaarding op 28 mei 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 16 mei 2025. De kern van het geschil was dat [eiser] stelde dat [gedaagde, eiser in vrijwaring] toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van een koopovereenkomst, wat leidde tot een vordering van € 15.101,20. [gedaagde, eiser in vrijwaring] voerde verweer en concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van [eiser]. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde, eiser in vrijwaring] niet partij was bij de koopovereenkomst, omdat [gedaagde 1 in vrijwaring] niet bevoegd was om [gedaagde, eiser in vrijwaring] te vertegenwoordigen. Hierdoor werden de vorderingen van [eiser] afgewezen, en werd [eiser] veroordeeld in de proceskosten. In de vrijwaringszaak, die volgde op de hoofdzaak, werden de vorderingen van [gedaagde, eiser in vrijwaring] eveneens afgewezen, omdat er geen basis was voor een veroordeling. De kantonrechter besloot dat [gedaagde, eiser in vrijwaring] ook de proceskosten moest betalen, die op nihil werden begroot voor de gedaagden in vrijwaring.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11147810 \ CV EXPL 24-4804 (hoofdzaak)
11516354 \ CV EXPL 25-728 (vrijwaring)
Vonnis van 8 oktober 2025
in de zaak (hoofdzaak) van
[eiser],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: Wiggers Gerechtsdeurwaarders - Incasso en Juridische dienstverlening,
tegen
[gedaagde, eiser in vrijwaring],
gevestigd te Arnhem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde, eiser in vrijwaring] ,
gemachtigde: mr. S.J. Snellenburg
en in de zaak (vrijwaring) van
[gedaagde, eiser in vrijwaring]
gevestigd te Arnhem,
eisende partij in vrijwaring,
hierna te noemen: [gedaagde, eiser in vrijwaring] ,
gemachtigde: mr. S.J. Snellenburg
tegen

1.[gedaagde 1 in vrijwaring]

wonende te [woonplaats]

2. [gedaagde 2 in vrijwaring]

gevestigd te [vestigingsplaats]

3. [gedaagde 3 in vrijwaring]

gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde partijen in vrijwaring
niet verschenen
In de hoofdzaak

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 mei 2024,
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring,
- de conclusie van antwoord in het incident,
- het tussenvonnis van 23 oktober 2024,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 29 januari 2025.
1.2.
Op 16 mei 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden waar beide partijen en hun gemachtigden zijn verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de zitting is besproken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] houdt zich bezig met het produceren van voedingssupplementen en voedingspreparaten ten behoeve van de sport- en gezondheidsmarkt.
2.2.
[gedaagde, eiser in vrijwaring] is een financiële holding, waarvan [naam 1] enig aandeelhouder en bestuurder is.
2.3.
[gedaagde, eiser in vrijwaring] is een samenwerking met [gedaagde 2 in vrijwaring] aangegaan. [gedaagde 1 in vrijwaring] ) is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde 2 in vrijwaring] . [gedaagde, eiser in vrijwaring] en [gedaagde 2 in vrijwaring] waren voornemens om samen [gedaagde 3 in vrijwaring] op te richten. [gedaagde 3 in vrijwaring] zou zich gaan bezig houden met de verkoop van proteïne shakes, sportdrank en aanverwante producten. [handelsnaam] is een handelsnaam van [gedaagde 3 in vrijwaring] .
2.4.
Vooruitlopend op de oprichting van [gedaagde 3 in vrijwaring] is [gedaagde 1 in vrijwaring] in november 2022 in contact getreden met [eiser] en heeft een of meer bestellingen gedaan.
2.5.
Op 15 december 2022 is door [gedaagde, eiser in vrijwaring] een aanbetaling gedaan aan [eiser] ten bedrage van € 20.542,55 inclusief btw.
2.6.
[eiser] is vervolgens op 20 april 2023 opgericht.
2.7.
In oktober 2023 hebben [gedaagde 1 in vrijwaring] en [gedaagde, eiser in vrijwaring] een overeenkomst gesloten op grond waarvan [gedaagde 2 in vrijwaring] de aandelen van [gedaagde, eiser in vrijwaring] in [gedaagde 3 in vrijwaring] zou overnemen voor een bedrag ter hoogte van de aanbetaling van € 20.542,55 inclusief btw.
2.8.
Via Whatsapp hebben de partner van [naam 1] ( [naam 2] ) en [gedaagde 1 in vrijwaring] op 29 mei 2024, voor zover hier van belang, het volgende aan elkaar geschreven:
“[29-05-2024, 18:14:24] [gedaagde 1 in vrijwaring] : ik betaal volgende week eerste helft. Week erna de andere helft. Maar ik snap niet. Is niet meer jullie probleem toch? Als jullie de aandelen over dragen aan mij?
[29-05-2024, 18:23:18] [naam 2] : De probleem is dat de aanslaag (schuld van [gedaagde 3 in vrijwaring] i.v.m. [eiser] producten € 15.000) van deurwaarder is gestuurd naar [gedaagde, eiser in vrijwaring] – onderneming van [naam 3] . Als jou schuld van € 15.000 was gestuurd naar [gedaagde 3 in vrijwaring] in dit geval was niet meer onze probleem na het overdragen van aandelen.
(…)
[29-05-2024, 18:47:23] [gedaagde 1 in vrijwaring] : Oké, Kijk ik ben het aan het oplossen. Ik zal het opgelost hebben vóór die datum. En ik ga morgen ook even met [eiser] bellen hierover.
Het is nooit mijn bedoeling geweest om jullie in de problemen te brengen of mijzelf in de problemen te brengen.
Nadat jullie mij in de steek hebben gelaten heb ik heel hard mijn best moeten doen om alles te betalen en ik heb ervoor gekozen om jullie eerst te betalen en daarna pas [eiser] . En dit is het resultaat helaas ervan.”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde, eiser in vrijwaring] te veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 15.101,20, bestaande uit een hoofdsom van € 33.862,68, de wettelijke rente tot 28 mei 2024 van € 872,87 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 908,20, te verminderen met een betaling van € 20.542,55 en te vermeerderen met de wettelijke rente over de resterende hoofdsom vanaf 28 mei 2024 tot de dag van volledige betaling, met veroordeling van [gedaagde, eiser in vrijwaring] in de proces- en nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde, eiser in vrijwaring] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst door een gedeelte van de koopsom onbetaald te laten. [gedaagde, eiser in vrijwaring] is in verzuim en is daarom eveneens de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten te voldoen.
3.3.
[gedaagde, eiser in vrijwaring] voert verweer. [gedaagde, eiser in vrijwaring] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in de eerste plaats in geschil of [gedaagde, eiser in vrijwaring] partij is bij de koopovereenkomst waarop [eiser] haar vorderingen baseert. Hiertoe overweegt de kantonrechter als volgt.
4.2.
[gedaagde, eiser in vrijwaring] en [gedaagde 2 in vrijwaring] hebben op 20 april 2023 [gedaagde 3 in vrijwaring] opgericht. [gedaagde 1 in vrijwaring] heeft eind 2022, nog voor de oprichting van [gedaagde 3 in vrijwaring] , contact gehad met [eiser] over het bestellen van shakes. [eiser] was ervan op de hoogte dat [gedaagde, eiser in vrijwaring] en [gedaagde 2 in vrijwaring] voornemens waren om [gedaagde 3 in vrijwaring] op te richten, zo blijkt uit de conclusie van antwoord in het incident. In het design van de labels op de shakes is de naam “ [handelsnaam] ” verwerkt, dit is de handelsnaam van [gedaagde 3 in vrijwaring] . Verder is van belang dat al het contact met [eiser] via [gedaagde 1 in vrijwaring] is verlopen en dat hij eigenhandig, zonder [gedaagde, eiser in vrijwaring] daarin te kennen, heeft verzocht om de offerte en facturen op naam van [gedaagde, eiser in vrijwaring] te zetten. Afgesproken was juist dat de factuur op naam van [gedaagde 3 in vrijwaring] zou komen te staan, aldus [gedaagde, eiser in vrijwaring] . Verder blijkt uit Whatsapp-correspondentie tussen de partner van [naam 1] en [gedaagde 1 in vrijwaring] dat laatstgenoemde erkent dat hij gehouden is de facturen aan [eiser] te voldoen (zie r.o. 2.8.). [gedaagde, eiser in vrijwaring] heeft nimmer producten van [eiser] ontvangen en heeft deze ook niet verkocht. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde, eiser in vrijwaring] partij is bij de overeenkomst met [eiser] . [gedaagde 1 in vrijwaring] was niet bevoegd [gedaagde, eiser in vrijwaring] te vertegenwoordigen en van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid is evenmin sprake. Het enkele feit dat [gedaagde, eiser in vrijwaring] het voorschot aan [eiser] heeft voldaan, maakt dit niet anders. De conclusie is dan ook dat [gedaagde, eiser in vrijwaring] niet kan worden aangesproken op de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst met [eiser] . De vorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen.
4.3.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten, de kosten in het incident daaronder begrepen, en de nakosten betalen. Deze kosten van [gedaagde, eiser in vrijwaring] worden begroot op:
- salaris gemachtigde in incident € 204,00 (1 punt x € 204,00)
- salaris gemachtigde € 812,00 (2 punten x € 406,00)
- nakosten € 135,00 (plus de kosten van betekening
zoals vermeld in de beslissing)
€ 1.151,00
4.4.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In de vrijwaringszaak

5.De procedure

5.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 januari 2025,
- het tussenvonnis van 29 januari 2025.
5.2.
Op 16 mei 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden waarbij [naam 1] van [gedaagde, eiser in vrijwaring] en haar gemachtigde zijn verschenen. [gedaagde 1 in vrijwaring] en [gedaagde 2 in vrijwaring] zijn niet verschenen. Weliswaar is [naam 1] (ook) bestuurder van [gedaagde 3 in vrijwaring] , maar blijkens het uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel is zij slechts gezamenlijk met [gedaagde 2 in vrijwaring] bevoegd om [gedaagde 3 in vrijwaring] te vertegenwoordigen. Dit maakt dat ook [gedaagde 3 in vrijwaring] niet is verschenen. Omdat de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, wordt tegen [gedaagde 1 in vrijwaring] , [gedaagde 2 in vrijwaring] en [gedaagde 3 in vrijwaring] verstek verleend.
5.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

6.Het geschil

6.1.
[gedaagde, eiser in vrijwaring] vordert bij vonnis, één en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • primair, indien en voor zover zij in de hoofdzaak wordt veroordeeld, dat [gedaagde 1 in vrijwaring] , [gedaagde 2 in vrijwaring] en [gedaagde 3 in vrijwaring] hoofdelijk worden veroordeeld om haar te vrijwaren en aan haar te betalen datgene waartoe zij als gedaagde in de hoofdzaak jegens [eiser] mocht worden veroordeeld, te vermeerderen met de advocaatkosten die zij heeft moeten maken om verweer te voeren in de hoofdzaak, begroot op € 5.000,00 en te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke (handels)rente over de hiervoor bedoelde bedragen, met veroordeling van [gedaagde 1 in vrijwaring] , [gedaagde 2 in vrijwaring] en [gedaagde 3 in vrijwaring] in de proceskosten, alsmede de wettelijke (handels)rente hierover,
  • subsidiair, indien en voor zover zij niet in de hoofdzaak wordt veroordeeld, dat [gedaagde 1 in vrijwaring] , [gedaagde 2 in vrijwaring] en [gedaagde 3 in vrijwaring] hoofdelijk worden veroordeeld om aan haar te betalen de advocaatkosten die zij heeft moeten maken om verweer te voeren in de hoofdzaak, begroot op € 5.000,00 en te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke (handels)rente over de hiervoor bedoelde bedragen, met veroordeling van [gedaagde 1 in vrijwaring] , [gedaagde 2 in vrijwaring] en [gedaagde 3 in vrijwaring] in de proceskosten, alsmede de wettelijke (handels)rente hierover.
6.2.
De afwijzing van de vorderingen in de hoofdzaak leiden tot de afwijzing van de primaire vordering in de vrijwaringszaak. Er is immers niets waartoe [gedaagde, eiser in vrijwaring] in de hoofdzaak wordt veroordeeld.
6.3.
De (ook) subsidiair door [gedaagde, eiser in vrijwaring] gevorderde advocaatkosten worden eveneens afgewezen. [gedaagde, eiser in vrijwaring] heeft de verschuldigdheid en de hoogte van deze kosten onvoldoende onderbouwd, zodat deze vordering wordt afgewezen.
6.4.
[gedaagde, eiser in vrijwaring] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde 1 in vrijwaring] , [gedaagde 2 in vrijwaring] en [gedaagde 3 in vrijwaring] worden begroot op nihil.

7.De beslissing

De kantonrechter
in de hoofdzaak
7.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
7.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.151,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
7.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
7.4.
verklaart de veroordelingen in 7.2. en 7.3. uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaringszaak
7.5.
wijst de vorderingen van [gedaagde, eiser in vrijwaring] af,
7.6.
veroordeelt [gedaagde, eiser in vrijwaring] in de proceskosten van [gedaagde 1 in vrijwaring] , [gedaagde 2 in vrijwaring] en [gedaagde 3 in vrijwaring] , welke worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025.
44356 / 53854