ECLI:NL:RBGEL:2025:9075

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
05/094428-25; 05/290768-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering in zaak van mensensmokkel met onduidelijke berekeningen van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 oktober 2025 uitspraak gedaan in een ontbindingsvordering met betrekking tot mensensmokkel. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte zou vaststellen op € 91.9871,70, gebaseerd op aannames en veronderstellingen over het aantal gesmokkelde personen en de bijbehorende kosten. De verdediging betwistte deze vordering en stelde dat het bedrag niet hoger dan € 250,- per persoon kon zijn. De rechtbank heeft de zaak behandeld op openbare zittingen op 4 juli en 26 september 2025, waarbij de officier van justitie zijn vordering heeft gehandhaafd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de mensensmokkel van zes personen, maar heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel als onduidelijk en onvoldoende onderbouwd beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie niet kon aantonen dat de verdachte daadwerkelijk het gevorderde bedrag had verdiend, en dat de berekeningen waren gebaseerd op vage uitlatingen en aannames. Uiteindelijk heeft de rechtbank het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 1.500,-, wat de verdachte verplichtte tot betaling aan de staat. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling bepaald op maximaal 30 dagen, conform de wetgeving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer : 05/094428-25; 05/290768-24
Datum uitspraak : 24 oktober 2025
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te [detentie adres] .
Raadsman: mr. E. Kaya, advocaat in Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 juli 2025 en 26 september 2025.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en dat de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, door de officier van justitie geschat op € 91.9871,70 (de rechtbank gaat uit van een kennelijke verschrijving in de vordering).

2.De procedure

De zaak is op de openbare terechtzitting van 26 september 2025 onderzocht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat ten hoogste € 250,- kan worden toegewezen.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
De rechtbank heeft op gelijke datum vonnis gewezen tegen verdachte, waarbij deze ter zake van meerdere gevallen van mensenmokkel is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
3.2
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten en baseert dit op de in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, die als herhaald en ingelast zijn te beschouwen. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel feitberekening. [1]
3.3
Bewezen is dat veroordeelde zes personen behulpzaam is geweest bij het illegaal inreizen in Nederland. Dit heeft hij tezamen met anderen georganiseerd en uitgevoerd. Daarnaast heeft hij zich volgens het openbaar ministerie op grote schaal bezig gehouden met het verkrijgen van inreis- en verblijfsdocumenten voor deze en andere inreizigers.
3.4
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat veroordeelde betrokken is geweest bij veel meer gevallen van mensensmokkel, in totaal 3 (zoals tenlastegelegd) + 11 (grensoverschrijdingen blijkens gegevens in zijn telefoons) + 5 (blijkend uit de telefoongesprekken) ritten die hij hetzij zelf heeft uitgevoerd dan wel heeft georganiseerd en laten uitvoeren door anderen. Tenzij uit het dossier anders blijkt wordt uitgegaan van gemiddeld twee passagiers, wat dan neer komt op 39 personen.
Daarnaast zijn in verdachtes telefoons 63 reis- en verblijfsdocumenten gevonden op naam van anderen, die vermoedelijk door hem zijn gefaciliteerd. Gesteld wordt dat per document
€ 1.374 in rekening wordt gebracht ($ 1.770, p. 13 ontnemingsdossier). De opbrengst hiervan is dan 63 x € 1.374 = € 86.562.
3.5
De rechtbank kan de officier van justitie niet volgen in deze redenering. De berekening van het verdiende voordeel is veelal gebaseerd op vage uitlatingen in telefoongesprekken waarin de strekking in dit opzicht niet altijd even duidelijk is.
Ten aanzien van de taxiritten:
3.6
De omstandigheid dat verdachte blijkens de telefoonbewegingen 11 ritten zou hebben gemaakt buiten die op de tenlastelegging, betekent nog niet dat hij iedere keer illegale en betalende passagiers heeft meegenomen;
Als verdachte ritten organiseert en door anderen laat uitvoeren, is niet gezegd dat hij daarmee geld verdient en, zo ja, hoeveel. Het zal waarschijnlijk minder zijn dan wanneer hijzelf rijdt. Toch wordt hier door de officier van justitie hetzelfde bedrag gehanteerd.
Het dossier bevat een gesprek met [naam] waarin wordt gesproken over een rit naar Nederland voor vier Turkmenen, maar “iemand anders heeft hun gepakt” (1.10 in het vonnis). Idem in een ander gesprek met “ [naam passagier] ” op 22 november 2024 waar deze passagier op het laatste moment afzegt omdat hij een andere ‘taxi’ heeft gevonden. [2]
3.7
In het dossier worden allerlei bedragen voor de ‘taxirit’ genoemd, waarbij meestal niet duidelijk is om welke munteenheid het gaat: euro’s, dollars of zloty’s (1.7 in het vonnis).
In andere gesprekken worden heel andere bedragen genoemd, zoals
- het gesprek met contact [telefoonnummer] op 5 februari 2025, waar deze persoon zegt: we zijn met z’n tweeën, dat is 250 euro persoon en verdachte antwoordt “ok ” (dossier p. 30).
- gesprekken met [naam] ; hier lijkt verdachte steeds discussies te hebben over de prijs: vier Turkmenen voor “1.500”. Verdachte mag niet een prijs lager dan € 600 euro vragen, later wordt weer € 500 gehanteerd als minimum (1.10 in het vonnis)
Ten aanzien van de documenten:
3.8
Het feit dat in verdachtes telefoons talloze afbeeldingen van reis- en verblijfdocumenten van andere personen zijn gevonden, geeft zeker te denken. Maar het betekent ook niet dat al deze documenten vals zijn en, voor zover ze vals zijn, dat verdachte bij al deze documenten een faciliterende rol heeft gespeeld en dat hij daarvoor betaald kreeg, zeker niet het aangehouden bedrag.
Verdachte heeft aangevoerd dat hij landgenoten behulpzaam was bij het verkrijgen van de juiste papieren omdat hij daarmee ervaring had. Hij schakelde hierbij de hulp van een advocaat in en daarvan wordt ook regelmatig gewag gemaakt in de gesprekken:
  • gesprek met [naam] op 20 augustus 2024, (1.7 in het vonnis), waarin het gaat over aanvraagtermijn, advocaat;
  • gesprek met [naam] , (1.6 in het vonnis);
  • gesprek met [naam] op 6 augustus 2024, waarin veroordeelde opmerkt dat het allemaal erg lang duurt en dat de aanvraag die ze hebben ingeleverd via de advocaat niks werd (dossier, p. 332).
Waarom zou een verzoek om een vals document aan te leveren worden afgewezen? Als veroordeelde inderdaad (soms) gebruikt maakt van een reguliere advocaat, dan kost dat geld. Daarop kunnen de vermelde betalingen ook betrekking hebben.
3.9
De rechtbank sluit zeker niet uit dat verdachte in een aantal gevallen heeft bemiddeld bij het verkrijgen van valse documenten. Het bericht aan [naam] op 29 mei 2024 (1.5 in het vonnis) wijst daar op. Maar het dossier geeft te weinig houvast om daar een valide voordeelberekening op te baseren.
3.1
Het bedrag van € 1.374 is gebaseerd op één opmerking in één gesprek (gesprek met [naam] , dossier, p. 29).
3.11
De rechtbank zal uitgaan van het door verdachte zelf bevestigde bedrag van € 250,- per persoon. In de wetenschap dat dit bedrag zeer laag is met wat normaliter van illegale migranten wordt gevraagd, lijkt het hier alleen te gaan om een ‘taxirit’ van 900 à 1.000 kilometer die in één dag kan worden gedaan en niet van een langdurig traject met, boten, treinen, auto’s, overnachtingen, voedselverstrekking en omkoping van autoriteiten.
3.12
Zes gesmokkelde personen leveren dan € 1.500,- op. Dat is het bedrag waarop de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zal vast stellen en hem veroordelen tot betaling hiervan.

4.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 1.500,- (éénduizendvijfhonderd euro);
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van dit bedrag;
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering op 30 dagen.
Aldus gedaan door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. W. Bruins en mr. Y. Rikken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 oktober 2025.

Voetnoten

1.Rapport van 19 augustus 2025.
2.Pagina 19 van het procesdossier Onderzoek [naam onderzoek] .