ECLI:NL:RBGEL:2025:9141

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
ARN 24/6377
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van bezwaar tegen omgevingsvergunning voor tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten

Deze uitspraak betreft de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiser tegen een aan een derde-partij verleende omgevingsvergunning. Eiser, wonende in [plaats 1], heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning voor tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser volgens hen geen belanghebbende is. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het college eiser terecht niet als belanghebbende heeft aangemerkt. Eiser is het niet eens met dit besluit en voert verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank beoordeelt of het college het bezwaar op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard.

De rechtbank concludeert dat eiser op ongeveer 350 meter afstand van de bouwlocatie woont en dat er geen zicht op het bouwplan is. Bovendien zijn er geen milieugevolgen te verwachten van de tijdelijke huisvesting. De rechtbank stelt vast dat de toename van verkeersbewegingen door de arbeidsmigranten niet leidt tot gevolgen van enige betekenis voor eiser. De rechtbank wijst erop dat de situatie in de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant niet vergelijkbaar is met de huidige zaak, omdat het hier gaat om een veel kleinere groep arbeidsmigranten en een drukke verbindingsweg.

De rechtbank komt tot de conclusie dat het college eiser op goede gronden niet als belanghebbende heeft aangemerkt, waardoor het beroep ongegrond wordt verklaard. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. J. van Oosterhout, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/6377

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats 1], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld

(gemachtigde: mr. S. Hoekstra).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] B.V. uit [plaats 2]

(gemachtigde: mr. L.P. Quist).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiser. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen een aan de derde-partij verleende omgevingsvergunning maar het college heeft het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen belanghebbende is. Eiser is het niet eens met dit besluit. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het college het bezwaar van eiser op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college eiser terecht niet als belanghebbende heeft aangemerkt. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 3. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Bij besluit van 23 januari 2024 is er een tijdelijke omgevingsvergunning [1] voor 10 jaar verleend voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten op het perceel nabij [locatie 1] in [plaats 1].
2.1.
Het college heeft met het besluit van 31 juli 2024 het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser volgens het college geen belanghebbende is. Hij zal namelijk geen feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervinden van het bouwplan. De bouwlocatie ligt op 350 meter van zijn woning en daartussen bevinden zich drie woon/werkgebouwen van ongeveer gelijke hoogte als het bouwplan zodat eiser daar geen zicht op heeft. Ook verder acht het college niet aannemelijk dat eiser feitelijke gevolgen van enige betekenis zal ondervinden.
2.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van het college en de gemachtigde van de derde-partij.

Beoordeling door de rechtbank

Belanghebbendheid van eiser
3. Eiser stelt dat het college hem ten onrechte niet als belanghebbende heeft aangemerkt bij de tijdelijke omgevingsvergunning. Ten eerste stelt hij dat het project waarvoor de vergunning is verleend vooruitloopt op een omgevingsplan voor de ruimere omgeving. De grens van dat plangebied ligt slechts op 170 meter van zijn woning. Er is ook direct zicht op dat plangebied. Verder zal het project waarvoor een omgevingsvergunning is verleend zorgen voor veel extra verkeersbewegingen langs zijn woning. Uit de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 19 juli 2024 [2] blijkt volgens eiser dat iemand in een soortgelijk geval als belanghebbende is aangemerkt. Daarnaast stelt eiser dat hij belanghebbende is omdat hij meerdere malen per dag langs het project komt, dat op een prominente en beeldbepalende plaats ligt. Tot slot wijst hij erop dat hij is uitgenodigd voor een informatieavond over de omgevingsvergunning. In de uitnodiging stond dat ‘direct betrokkenen’ waren uitgenodigd, zodat het college niet later kan oordelen dat hij geen belanghebbende is.
3.1.
In artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
3.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geldt als uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium "gevolgen van enige betekenis" dient als correctie op dit uitgangspunt. [3] Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie en risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
4. De beroepsgrond slaagt niet. Eiser woont op ongeveer 350 meter afstand van de bouwlocatie op de hoek van de [locatie 2] en de [locatie 1], waaraan ook de bouwlocatie zich bevindt. Tussen de bouwlocatie en het perceel van eiser bevinden zich 3 woon/werkgebouwen van ongeveer gelijke hoogte als het bouwplan (ca. 10 meter). Eiser heeft geen zicht op het bouwplan en er zijn ook geen milieugevolgen te verwachten door de tijdelijke huisvesting van de arbeidsmigranten. Voor zover eiser aanvoert dat de omgevingsvergunning zal leiden tot veel extra verkeersbewegingen langs zijn woning overweegt de rechtbank dat de toename van verkeersstromen voor de woning van eiser niet leiden tot gevolgen van enige betekenis. Dit komt omdat de [locatie 1] de verbindingsweg is tussen de snelweg A1 en het dorp [plaats 1] met ongeveer 12.000 inwoners. Er is al sprake is van veel verkeersbewegingen en de toename in verkeer door 100 arbeidsmigranten die naar en van hun werk reizen zal nauwelijks merkbaar zijn. De situatie in de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant is daarnaast niet vergelijkbaar met de voorliggende omgevingsvergunning. In die uitspraak overwoog de rechtbank dat iemand belanghebbende is omdat de te verwachten rij- en looproutes van de arbeidsmigranten naar het bedrijventerrein langs zijn woning zouden lopen. In die zaak betrof het echter de huisvesting van 400 arbeidsmigranten, terwijl het hier gaat om de huisvesting van circa 80 tot 100 arbeidsmigranten. Daarbij leidt de rechtbank uit die uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant af dat daar sprake was van een relatief kleine weg met weinig verkeer, terwijl hier al sprake is van een drukke verbindingsweg.
Ten aanzien van hetgeen eiser aanvoert over de prominente ligging van het project stelt de rechtbank vast dat de omstandigheid dat eiser meerdere malen per dag langs het project komt hem niet in voldoende mate onderscheidt van anderen om te kunnen spreken van een persoonlijk belang.
4.1.
Voor zover eiser heeft aangevoerd dat hij als belanghebbende moet worden aangemerkt omdat hij is uitgenodigd voor een informatieavond over de omgevingsvergunning volgt de rechtbank dit niet. Dat op de informatiepagina over de omgevingsvergunning stond dat directe betrokkenen zouden worden uitgenodigd maakt niet dat eiser ook belanghebbende is in de zin van de Awb. Het komt vaker voor dat bestuursorganen met een ruimere kring mensen spreken dan alleen de belanghebbenden in juridische zin.
4.2.
De beroepsgrond dat dit project onderdeel vormt van een toekomstig omgevingsplan en dat hij daarbij inspraak moet kunnen hebben, maakt dat niet anders. Het gaat nu om de ontvankelijkheid van eiser als belanghebbende bij dit besluit. Als er in de toekomst ontwikkelingen zijn waarbij hij wel belanghebbende is, kan hij daar op dat moment tegen opkomen.

Conclusie en gevolgen

5. Omdat het college eiser op goede gronden niet als belanghebbende heeft aangemerkt is het beroep ongegrond. Dat betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de overige door eiser aangevoerde beroepsgronden. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr. J. van Oosterhout , griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 2.1., aanhef, eerste lid, onder c in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), in samenhang met artikel 4, elfde lid van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).