ECLI:NL:RBGEL:2025:9281

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
502114425
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gijzeling, mishandeling en bedreiging van slachtoffer met ernstige gevolgen

Op 21 oktober 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 43-jarige man, die werd beschuldigd van gijzeling, mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] op 21 januari 2025 wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd. Dit gebeurde door hem vast te binden met tie-wraps, hem te slaan en te bedreigen met een mes. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de vrijheidsberoving en de mishandeling van het slachtoffer, die ernstig verstandelijk beperkt is en functioneert op het niveau van een kind van 4 tot 6 jaar oud. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en stelde bijzondere voorwaarden aan de vrijlating, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en zijn ouders. De rechtbank oordeelde dat de feiten ernstig waren en dat de verdachte weinig verantwoordelijkheid nam voor zijn daden. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.021144.25
Datum uitspraak : 21 oktober 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [P.I.] .
Raadsman: mr. J.P.J. Botterblom, advocaat in Nijkerk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
Hij op of omstreeks 21 januari 2025 te [plaats], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- voornoemde [slachtoffer 1] vast te houden in de woning aan de [adres 2] te [plaats] en/of;
- de handen en/of armen van voornoemde [slachtoffer 1] (achter zijn rug) aan elkaar vast te binden met tiewraps en/of;
- een tiewrap (strak) om de nek van voornoemde [slachtoffer 1] te bevestigen en/of;
- [slachtoffer 1] (op zijn knieën) tussen de bank en het tafeltje laten zitten en/of;
- [slachtoffer 1] (met de vuisten) in zijn gezicht en/of onder zijn borst, althans op het lichaam, te slaan en schoppen en/of;
- een mes op voornoemde [slachtoffer 1] zijn arm en/of keel te zetten en/of;
- met een mes in de zwelling onder [slachtoffer 1] zijn oog te prikken en/of er tegen aan te houden en/of;
- hem dreigend de woorden toe te voegen: ‘’ beter komen je ouders zo want anders maken we je kapot’’ en/of ''ík maak je kapot en ik steek je kapot'' en/of woorden
van soortgelijke aard of strekking
met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten
- het betalen van een geldbedrag aan verdachte en/of zijn mededader(s)en/of;
- het opnemen van voornoemde [slachtoffer 2] zijn telefoon en/of;
- het ophalen van [slachtoffer 1] en/of;
- ‘ iets te regelen’ met zijn, voornoemde [slachtoffer 2] , zoontje en/of;
- naar het tunneltje bij de [adres 2] te komen;
2
Hij op 21 januari 2025 te [plaats], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met voorbedachte rade [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- de handen en/of armen van voornoemde [slachtoffer 1] (achter zijn rug) (strak) aan elkaar vast te binden met tiewraps en/of;
- een tiewrap (strak) om de nek van voornoemde [slachtoffer 1] te bevestigen en/of;
- [slachtoffer 1] (op zijn knieën) tussen de bank en het tafeltje laten zitten en/of;
- [slachtoffer 1] (met de vuisten) in zijn gezicht en/of onder zijn borst, althans op het lichaam, te slaan en/of schoppen en/of;
- met een mes in de zwelling onder [slachtoffer 1] zijn oog te prikken en/of er tegen aan te houden;
3
Hij op of omstreeks 21 januari 2025 te [plaats], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- de handen en/of armen van voornoemde [slachtoffer 1] (achter zijn rug) (strak) aan elkaar vast te binden met tiewraps en/of;
- een tiewrap (strak) om de nek van voornoemde [slachtoffer 1] te bevestigen en/of;
- een mes op de arm en/of keel van [slachtoffer 1] te zetten en/of;
- in het bijzijn van [slachtoffer 1] via de telefoon spraakberichten te sturen naar [slachtoffer 2] waarin hij/verdachte en/of zijn mededader(s) dreigend de woorden uitspraken: ‘’want als je niet binnen een kwartier oppakt, maak ik je zoon af’’ en/of ‘’opnemen kankerlijer, anders maak ik hem kapot ik zweer het je’’ en/of ‘’als jij hem niet komt halen, dan kom ik hem in een kist brengen naar jou toe’’ en/of ‘’je hebt tot vijf over drie de tijd om iets te regelen met je zoontje anders heb je geen zoontje meer maat’’ en/of woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van de voorbedachte raad onder feit 2. Verdachte dient daarvan vrijgesproken te worden. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft allereerst verzocht om de verklaring die medeverdachte [medeverdachte 1] op zitting heeft afgelegd te voegen in het dossier van verdachte. Verder is sprake van eendaadse samenloop als er meerdere feiten bewezen worden verklaard. Ten aanzien van de verklaringen van aangever merkt de raadsman op dat deze veel onjuistheden bevatten, hetgeen te verklaren is door de persoon van aangever en het feit dat hij drugs en alcohol had genuttigd. De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor feit 1 en de voorbedachte raad onder feit 2. Aangever is mishandeld en ook bedreigd. Het was echter klaar nadat de bedreiging en mishandeling tot een einde waren gekomen. Ten aanzien van feit 2 en/of 3 heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het schoppen, omdat hier geen bewijs voor is. Dit geldt eveneens voor het vastbinden van de handen met tie-wraps en het bevestigen van de tie-wrap om de nek van aangever. Dit is enkel gebaseerd op de verklaring van aangever. Tot slot moet verdachte worden vrijgesproken van het in de zwelling prikken met een mes, omdat deze handeling (die volgens verdachte overigens werd verricht met een nagelknipper en niet met een mes) niet plaatsvond met opzet op bedreigen dan wel mishandelen.
Beoordeling door de rechtbank
Voegen stukken in dossier verdachte
De raadsman heeft verzocht om de verklaring die medeverdachte [medeverdachte 1] ter terechtzitting heeft afgelegd te voegen in het dossier van verdachte. De officier van justitie heeft zich hier niet tegen verzet. De rechtbank beschouwt de verklaring hierbij dan ook als onderdeel van het dossier van verdachte.
Bewijsmiddelen algemeen
[slachtoffer 1]
Op 21 januari 2025 omstreeks 02.51 uur werden verbalisanten naar het adres [adres 3] in [plaats] gestuurd, omdat daar een reanimatie gaande zou zijn. Er zou aanvullende informatie door de melder, de zoon van de bewoonster, zijn gegeven dat hij zijn stiefvader een 9mm kogel had gegeven voor een wapen en dat de melder nu bang was dat zijn stiefvader zijn moeder ging neerschieten. Verbalisanten zijn naar het opgegeven adres gereden en hebben daar aangebeld. Hier bleek niets aan de hand te zijn. Via het Operationeel Centrum vernamen verbalisanten dat het telefoonnummer waarmee de melding was gedaan was gekoppeld aan de naam [verdachte] . Het was verbalisanten bekend dat de zoon van de bewoners van het voornoemde adres veel omgaat met [verdachte] . De zoon betreft [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). Verbalisanten hebben de bewoners uitgelegd dat zij een melding van een reanimatie op hun adres hadden ontvangen en dat de melding zou zijn gedaan door [verdachte] . De mannelijke bewoner, dhr. [slachtoffer 2] , gaf aan dat hij eerder op de avond al rare berichten had ontvangen van [verdachte] . Het was verbalisanten ambtshalve bekend dat [verdachte] veelvuldig bij [medeverdachte 1] verbleef aan de [adres 2] in [plaats]. Verbalisanten zijn naar dat adres gereden. Op 21 januari 2025 om 03.14 uur kwamen zij ter plaatse en begaven zich naar de voordeur. Precies op dat moment hoorden zij geschreeuw en luide stemmen uit de woning komen. Ze zagen dat direct daarop de voordeur open ging en dat er een man naar buiten werd geduwd. Verbalisanten herkenden hem direct als [slachtoffer 1] . Hij had een bebloed gezicht, zijn linkeroog was flink gezwollen, er zat een strakgetrokken tie-wrap om zijn nek en zijn handen waren met tie-wraps op zijn rug gebonden. [slachtoffer 1] werd naar buiten geduwd door [verdachte] . Vanuit de woonkamer kwam een tweede persoon aanlopen en dit was [medeverdachte 1] . [2] [medeverdachte 2] is aangehouden aan de achterzijde van de woning. [3]
Op 21 januari 2025 om 03.30 stond verbalisant bij [slachtoffer 1] en hij zag dat [slachtoffer 1] de volgende uiterlijke kenmerken had: fors gezwollen en bebloed linkeroog, gezwollen en bebloede lippen, bebloede kleding, strak aangetrokken witte tie-wrap om zijn nek en een sneetje op zijn linkerarm. [4]
Uit de geneeskundige verklaring van 21 januari 2025 volgt dat [slachtoffer 1] bij zijn oogkas links een bloeduitstorting met twee snijwonden had en drukpijn op zijn borstkas. [5]
Een verbalisant is met [slachtoffer 1] meegereden in de ambulance. Tijdens het vervoer vertelde hij dat hij ongeveer vier of vijf dagen bij [medeverdachte 1] thuis was. Hij was daar samen met [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] . Ze hebben gedreigd dat als hij aangifte zou doen ze dan zijn strotje kapot zouden knijpen. Ook zeiden ze dat als zijn vader niet kwam, ze zijn vader en moeder kapot zouden steken. Hij zat vast in tie-wraps met zijn handen achter op zijn rug en om zijn strot. Ze zaten heel strak. Hij zat op zijn knieën tussen de bank en de tafel. Ze hebben een mes op zijn arm en keel gezet. Daarbij zeiden ze ‘Beter komen je ouders zo want anders maken we je kapot’. Hij had echt het idee dat ze hem kapot zouden maken. Ze hebben hem alle drie geslagen. [6]
Op 23 januari 2025 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan en het volgende verklaard. Hij was in het huis van [medeverdachte 1] . In het huis waren [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] . Alle drie begonnen met slaan en schoppen. Er is met vuisten in zijn gezicht geslagen en onder zijn linkerborst. Met een mes heeft [verdachte] onder zijn linkeroog geprikt. Dat deed hij in de zwelling onder zijn oog. Tijdens het schoppen en slaan pakte [verdachte] hem bij zijn kraag en sleurde hem van de bank. Daarna zat hij tussen de bank en het tafeltje op zijn knieën. [verdachte] heeft ook een mes tegen zijn strot gehouden. Dit was met de scherpe kant van een keukenmes. Het mes had een zwart handvat. Hij moest van [verdachte] het adres van zijn ouders geven. Hij moest tegen de meldkamer zeggen dat er een reanimatie was op het adres van zijn ouders. Hij heeft dit adres gegeven, omdat hij bang was. Hij moest ook zijn ouders bellen. [verdachte] heeft gebeld. [verdachte] had ook nog zijn vader gebeld. [verdachte] had gedreigd met: ‘Ja ik maak je kapot en ik steek je kapot’. Na het bellen zat hij al vast met tie-wraps om zijn polsen. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben zijn polsen op zijn rug vastgebonden en [verdachte] heeft de tie-wrap om zijn nek gedaan. [7]
Op 22 september 2025 is [slachtoffer 1] gehoord bij de rechter-commissaris. Hier heeft hij verklaard dat hij is geslagen en getrapt door [medeverdachte 1] en [verdachte] . [medeverdachte 2] heeft hem met een vlakke hand in het gezicht geslagen. [verdachte] heeft de tie-wraps bij hem omgedaan. Hij heeft onder dwang van een mes een reanimatie bij zijn ouders gemeld. [verdachte] had dat mes. [verdachte] heeft met een mes met een zwart handvat de zwelling onder zijn oog doorgeprikt. [8]
Getuige [slachtoffer 2]
heeft op 21 januari 2025 verklaard dat hij in de nacht van maandag 20 januari op dinsdag 21 januari 2025 lag te slapen. Ergens in de nacht, in ieder geval voor 03.00 uur, werd hij gebeld door een voor hem onbekend nummer. De beller zei dat hij [verdachte] heette. Hij had net de avond ervoor kennis gemaakt met [verdachte] , die op dat moment samen was met zijn stiefzoon [slachtoffer 1] . [verdachte] vertelde een verhaal dat [slachtoffer 1] drugs zou hebben opgerookt uit een pijp en dat daarover ruzie was ontstaan. Hij hoorde de stem van [slachtoffer 1] op de achtergrond. [slachtoffer 2] begreep weinig van het verhaal. De verbinding werd verbroken of hij heeft zelf de verbinding verbroken. Hij is nog een paar keer gebeld, maar heeft niet opgenomen. Uiteindelijk heeft hij het nummer geblokkeerd. Rond 03.00 uur stond de politie aan de deur. Zij vertelden dat ze kwamen voor een reanimatie op zijn adres. Daarna heeft [slachtoffer 2] nog een keer het nummer gebeld dat hem eerder in de nacht had gebeld en waarvan de beller zei dat hij [verdachte] heette. [slachtoffer 2] kreeg dezelfde persoon aan de lijn. Hij hoorde [verdachte] tegen hem zeggen: ‘Ik heb ze gestuurd zodat je de telefoon op zou nemen’ en de beller vertelde dat hij naar het tunneltje bij de [adres 2] moest komen. [9] In een gesprek met de politie later die dag vertelde [slachtoffer 2] dat hij meermaals berichten hoorde binnenkomen op zijn eigen telefoon. Deze berichten waren afkomstig van het nummer [telefoonnummer] . De binnenkomende berichtjes op Whatsapp bevatten allemaal spraakberichten met dreigingen erin over [slachtoffer 1] . Ook had hij een filmpje van 6.30 minuten ontvangen. Hij had een deel van de beelden bekeken en zag daarop dat [slachtoffer 1] klappen kreeg. [10]
Video- en audioberichten
Het videobestand bleek 6.50 minuten te zijn en de politie heeft dit bekeken. Hierop zag de politie het volgende. Op de bank zat een persoon die blank en kaal was. Deze persoon wordt verder aangeduid als het slachtoffer. Het slachtoffer hield zijn handen ter hoogte van zijn oren. De persoon die filmde stond aan de kopse kant van de bank. Deze wordt verder aangeduid als NN1. Aan de andere kant van de bank waren twee benen te zien en deze persoon wordt aangeduid als NN2. Het beeld verplaatste zich en het slachtoffer zei: ‘Ja [medeverdachte 1] , ja’. De man die [medeverdachte 1] werd genoemd reageerde met ‘Luister jij zit hier op mijn bank jij zit met mij te ouwehoeren’. Deze persoon wordt verder aangeduid als [medeverdachte 1] . NN1 zei: ‘Ik zweer het jongen’. Verbalisant hoorde een klap door het gesprek heen. Het slachtoffer zei: ‘Ja [medeverdachte 1] , ja [medeverdachte 1] ’. NN1: "Wat jij staat zo ie zo op film hoor, dus daar hoef je niet bang voor te zijn." Verbalisant zag dat het slachtoffer nog op de bank zat nu met zijn handen voor zijn hoofd, ter hoogte van zijn slapen. Verbalisant hoorde dat het gesprek verder ging. Slachtoffer: "Ja dat weet ik, nee dat weet ik". NN1: "Je staat zo ie zo voor je papa-". Verbalisant hoorde dat NN1 zijn adem inhield, vervolgens hoorde hij een klap en direct hoorde hij dat het slachtoffer: "Auw" zei. Verbalisant hoorde dat NN1 zijn zin afmaakte: "-op film, kankerlijertje". [medeverdachte 1] : "Luister! Luister." NN1: "Want we hebben jouw papa ook wat uit te leggen maar zo hoeven we jouw papa niets meer uit te leggen". Verbalisant zag dat NN2 naast de bank stond aan de andere kant van waar het slachtoffer zat, tot dan hoorde verbalisant hem nog niets zeggen. Een paar tellen later zei NN1: "En als jij ook nog is veraije terwijl ik niet gedaan heb, kankerlijertje. En dat vind ik nog het kanker ergste, Hier, kankerlijer". Verbalisant hoorde dat NN1 deze zin met meer emotie zei en hoorde tijdens het uitspreken van deze zin meerdere klappen. Telkens hoorde verbalisant direct het slachtoffer reageren met: "Auw". NN2 bleef stil staan waar hij ook al eerder stond, tegen de hoek van de bank aan.
Om 6.03 zag verbalisant dat een man direct voor het slachtoffer stond. Verbalisant herkende de donkere trui met witte print ter hoogte van de borst van de aangehouden verdachte [medeverdachte 1] . Verbalisant hoorde dat NN1 zich in het gesprek mengde en zei: "Wat nee, wat." Slachtoffer: "Ja." NN1: "Wat, waarom zeg je wat over mij, dat ga je recht breien ik zweer het je." Slachtoffer: "Ja dat ga ik doen." NN1: "Dat hoeft niet nou, omdat je nou bang bent. Hoeft niet nou maar je gaat dat zo ie zo. Ik weet van mijzelf, dat zijn tegen mijn principes in kankerlijertje en dat weten hun ook!" Slachtoffer: "Ja". Verbalisant zag dat [medeverdachte 1] nog steeds direct voor het slachtoffer stond en vooroverboog naar het slachtoffer toe. Hij stak zijn wijsvinger naar het slachtoffer en hield deze enkele centimeters van zijn gezicht. Even later hoorde verbalisant NN1 het volgende zeggen. "Kijk dat je je op je bek laat slaan nou." Vervolgens hoort verbalisant een onbekende stem het volgende zeggen. "Ik had dezelfde kerel, die dat had aangedaan bij jou wat jij zegt helemaal de kanker in geslagen". Slachtoffer: "Ja weet ik". Verbalisant hoorde dat hierop werd gereageerd door de onbekende stem met: "Waarom zeg je dat van mij maat". Verbalisant hoorde dat [medeverdachte 1] zei: "Luister een ding!". Verbalisant hoorde dat de onbekende stem weer zei: "Ik snap hem niet." Verbalisant zag dat het beeld bleef bewegen rondom de bank en zag dat NN2 nu ook voor de bank stond. Verbalisant hoorde dat er door elkaar heen werd gepraat en dat NN1 zei: "Beloven dat we niks meer doen, jij hebt je klappen gehad." Verbalisant hoorde dat [medeverdachte 1] zei: "Nee luister!". Verbalisant hoorde dat het slachtoffer begon te jammeren.
Om 04.00 ziet de verbalisant de beelden snel bewegen. Verbalisant zag dat NN1 en het slachtoffer wegliepen. NN1 zei meerdere malen dat het slachtoffer geluk had dat hij bij hem was. Verbalisant hoorde het slachtoffer de hele tijd in paniek jammeren. Verbalisant hoorde dat er water stroomde.
Om 03.11 zag verbalisant dat het slachtoffer in beeld kwam. Hij had een ontbloot bovenlijf. Verbalisant zag dat hij ter hoogte van zijn rechter pols/onderarm verwondingen had. Deze zagen eruit als striemen of sneeën.
In het fragment van 0.55 zegt [medeverdachte 1] het volgende. "Hij heeft zijn oogkas gebroken". [11]
Verbalisant herkende de stem van de persoon die filmde als de stem van [verdachte] . Daarnaast kwam het hoofd kort in beeld en dat was gelijkend op dat van [verdachte] . [12]
De politie heeft ook de in de woning aangetroffen grijze Motorola telefoon onderzocht. In deze telefoon stond een chat met [naam 1] . Dit Whatsapp gesprek is gestart op 20 januari 2025. In dit gesprek stonden onder andere de volgende spraakberichten:
2.31
uur: verbalisanten horen een mannenstem zeggen: "Want als je niet binnen een kwartier oppakt, maak ik je zoon af." De verbalisanten herkenden deze stem als de stem van verdachte [verdachte] .
02.54: hierop horen verbalisant het slachtoffer [slachtoffer 1] zeggen: "Joh wil je ff ff opnemen." Op de achtergrond zegt een onbekende stem: "Wat jij doet moet je zelf weten. das een ding." Verbalisanten herkennen deze stem als die van [medeverdachte 1] .
02.54: hierop horen verbalisanten verdachte [verdachte] zeggen: "Opnemen kankerleier, anders maak ik hem kapot. Ik zweer het je."
2.55
uur: verbalisanten horen verdachte [verdachte] onder andere het volgende zeggen: "Luister als jij hem niet komt halen, ja? Dan kom ik hem in een kist brengen naar je toe ja? (..) Oke, tot vijf over drie de tijd he om iets te regelen met je zoontje, want anders heb je geen zoontje meer maat."
3.11
uur: verbalisanten horen het volgende:
- Verdachte [verdachte] : " Grote [slachtoffer 2] he?! he, kom maar, kom, gewoon komen maat, gewoon komen. Kom maar, neem alle vriendjes die je hebt, neem ze allemaal maar mee maat. Bij jou snijd ik het strotje door. He, let op maat, let op. Kijk, kijk is he. Kom is ff [slachtoffer 1] . Wat gaan we met jou doen als papa niet komt?
- Slachtoffer [slachtoffer 1] : " Ja, dan ga je mijn keel doorsnijden en van jou en mijn moeder ja.
- Verdachte [verdachte] :" Wat ja? Wat ja? Wat denk je dat er geen mes is? Is er geen mes? is die niet scherp?
- Slachtoffer [slachtoffer 1] : " Ja,wel er is wel een mes. Ja hij is wel scherp. Ja, papa en mama auw.
- Verdachte [verdachte] :" Hey, wat heb ik nou? Wat heb ik nou? Wat heb ik nou?! Wat doe ik? Waar heb ik het mes?
- Slachtoffer [slachtoffer 1] :" Hij heb een mes papa en mama. Hij heb hem op mijn strotje.
- Verdachte [verdachte] : " Ik heb hem zeker op zijn strotje joh kankermongool" [13]
Verklaringen verdachten
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat [slachtoffer 1] twee rake klappen heeft gehad. Verder is er veel gescholden en gedreigd. Onder de douche is de zwelling doorgeknipt. De zwelling was het gevolg van de klappen. [slachtoffer 1] was bij zijn oog geslagen en aan de andere kant van zijn hoofd. Op een gegeven moment heeft verdachte contact proberen op te nemen met de vader van [slachtoffer 1] , maar deze wilde hem niet komen ophalen. Daarom heeft verdachte deze woorden geuit. In een opwelling heeft hij het filmpje gemaakt en dat heeft hij opgestuurd naar de vader van [slachtoffer 1] . [14] Verdachte heeft verder verklaard dat hij, op verzoek van [slachtoffer 1] , met een nagelknipper in de zwelling onder het oog heeft geknipt.
[medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] naar zijn eigen woning was gegaan. Hier waren [verdachte] en [slachtoffer 1] . Hij heeft [slachtoffer 1] één klap in zijn gezicht gegeven. Hier heeft [slachtoffer 1] misschien een blauw oog aan overgehouden. Hij heeft een mes gezien en hoorde dat het volgende werd gezegd: ‘snijd je strotje er af’. Hij zag dat het mes aan de kant werd gegooid. [15]
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer 1] meerdere keren heeft geslagen. Hij heeft met zijn vuist rechts op het gezicht van [slachtoffer 1] geslagen. [slachtoffer 1] kwam samen met [verdachte] naar de woning. [medeverdachte 1] was er ook. [16]
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1]
Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat de verklaringen van [slachtoffer 1] niet betrouwbaar zijn, overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank merkt allereerst op dat de beschuldigingen zijn geuit door een psychisch kwetsbare man. De rechtbank is zich hiervan bewust, maar deze omstandigheid betekent niet per definitie dat de verklaringen minder betrouwbaar zijn. Op basis van de bewijsmiddelen uit het dossier is de rechtbank van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] . De rechtbank overweegt daartoe het volgende. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 1] in grote lijnen consistent en deze worden op belangrijke punten ondersteund door ander bewijs in het dossier. Zo is daadwerkelijk bij de meldkamer een melding binnengekomen dat er een reanimatie zou plaatsvinden op het adres [adres 3] in [plaats], het adres van de moeder en stiefvader van [slachtoffer 1] . Uit de verklaring van dhr. [slachtoffer 2] , de stiefvader van [slachtoffer 1] , blijkt dat hij die nacht meerdere malen is gebeld door [verdachte] . Verder is er achter de voordeur in de woning aan de [adres 2] een mes aangetroffen en is in de spraakberichten te horen dat [verdachte] aan [slachtoffer 1] vraagt waar hij het mes heeft. Hierop antwoordt [slachtoffer 1] dat hij het mes op zijn strotje heeft. [verdachte] reageert daarop met dat hij hem zeker op zijn strotje heeft. Ook [medeverdachte 1] heeft verklaard dat er een mes was. Verder hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verklaard dat zij [slachtoffer 1] in zijn gezicht hebben geslagen en op de video zijn klappen te horen. Verbalisanten zien ook letsel aan het gezicht van [slachtoffer 1] en zien dat hij tie-wraps om zijn polsen heeft en een tie-wrap om zijn nek. De door de verdediging aangedragen verschillen in de afgelegde verklaringen zijn niet van dien aard dat op grond daarvan tot het oordeel moet worden gekomen dat [slachtoffer 1] niet de waarheid heeft gesproken. Op grond van het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] als bewijs kunnen worden gebruikt.
Feit 1, wederrechtelijke vrijheidsberoving
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of sprake was van een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Een vrijheidsberoving kan plaatsvinden door iemand vast te binden, maar ook op andere manieren. Zo kan het voortdurend in de nabijheid van het slachtoffer verblijven zodat het hem belemmerd wordt het pand te verlaten ook vrijheidsberoving opleveren. In zulke gevallen doen zich vaak ook andere omstandigheden voor, zoals bedreigingen en uitingen van geweld, die bij een slachtoffer angst teweeg brengen, ook om de plaats delict te verlaten. Van een dergelijke situatie is naar het oordeel van de rechtbank in casu sprake.
Op basis van de bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de handen van [slachtoffer 1] met tie-wraps achter zijn rug zijn vastgebonden, een tie-wrap om zijn nek is bevestigd, hij op zijn knieën tussen de bank en het tafeltje moest zitten, meerdere malen in zijn gezicht en onder zijn borst is geslagen, een mes tegen zijn arm en keel is gezet, met een mes in de zwelling onder zijn oog is geprikt en er verschillende bedreigende woorden zijn geuit. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , de video en de spraakberichten blijkt dat er voortdurend een of meerdere verdachten in de buurt van [slachtoffer 1] waren. Verder blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer 1] dat hij bang was en dit wordt ook ondersteund door het jammeren van [slachtoffer 1] dat op de video is te horen en de opmerking van [verdachte] in diezelfde video waarin hij aangeeft dat [slachtoffer 1] bang is. Gelet op het voorgaande, in combinatie met dat verdachten getalsmatig in de ruime meerderheid waren, is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 1] zich niet aan die intimiderende situatie heeft kunnen onttrekken. Hierdoor is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank acht ook het medeplegen wettig en overtuigend bewezen. Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen volgt dat alle verdachten één of meerdere handelingen hebben verricht, waarbij verdachte in ieder geval de tie-wraps om de polsen en nek heeft gedaan, [slachtoffer 1] op zijn knieën tussen de bank en het tafeltje heeft laten zitten, heeft geslagen, een mes op zijn arm en keel heeft gezet en verschillende bedreigende woorden heeft gezegd. Hiermee heeft verdachte een significante bijdrage geleverd aan de vrijheidsberoving. De stelling van de verdediging dat het klaar was nadat de bedreiging en mishandeling tot een einde waren gekomen volgt de rechtbank niet, omdat dit juist onderdeel was van de wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank zal verdachte wel vrijspreken van het eerste gedachtestreepje, te weten het vasthouden van [slachtoffer 1] in de woning aan de [adres 2] in [plaats], omdat dit het gevolg is van de wederrechtelijke vrijheidsberoving en geen handeling op zich is. De rechtbank zal verdachte eveneens vrijspreken van het schoppen tegen het gezicht en/of onder de borstkas, omdat dit (mede gelet op de aard van het letsel) verder onvoldoende uit het dossier blijkt.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of verdachte het oogmerk had om [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen en/of niet te doen. Uit het dossier volgt dat verdachte meerdere malen heeft gebeld naar [slachtoffer 2] en ook meerdere spraakberichten heeft gestuurd. Hierin wordt onder andere gesproken over dat [slachtoffer 1] opgehaald moet worden, dat hij iets moet regelen met zijn zoontje, omdat hij anders geen zoontje meer heeft en dat hij naar het tunneltje bij de [adres 2] moet komen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het oogmerk had om [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen. Uit het dossier volgt niet dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hier een materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht aan hebben geleverd. De rechtbank acht het medeplegen van de gijzeling dan ook niet bewezen. De rechtbank zal verdachte eveneens vrijspreken van het gedachtestreepje dat ziet op het betalen van een geldbedrag aan verdachte en/of zijn mededaders. De moeder van [slachtoffer 1] heeft verklaard dat niet aan haar is gevraagd om geld te brengen en ze heeft haar partner, [slachtoffer 2] , hier ook niet over gehoord. Dit volgt verder ook niet uit de spraakberichten en de video’s.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 1] wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd door verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer 1] gegijzeld.
Feit 2, mishandeling
Gelet op de bovengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door [slachtoffer 1] in het gezicht en op zijn borst te slaan en met een mes in de zwelling onder zijn oog te prikken. Door het slaan en met het mes in de zwelling onder het oog te prikken heeft verdachte een significante bijdrage geleverd aan het geweld, terwijl verdachte zich daarnaast niet heeft gedistantieerd van de geweldshandelingen van de anderen. De verklaring van verdachte dat hij op verzoek van [slachtoffer 1] met een nagelknipper in de zwelling heeft geprikt, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen onder feit 1 zal zij verdachte hier ook vrijspreken van het schoppen tegen het gezicht en/of onder de borstkas. De rechtbank zal verdachte eveneens vrijspreken van de overige gedachtenstreepjes, omdat deze handelingen naar het oordeel van de rechtbank geen mishandeling opleveren. Verder zal de rechtbank vrijspreken van de voorbedachte raad, nu deze niet uit het dossier is gebleken.
Feit 3, bedreiging
Op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank feit 3 wettig en overtuigend bewezen, te weten de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het medeplegen, omdat de rechtbank op basis van dit dossier niet kan bewijzen dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hier een wezenlijke bijdrage aan hebben geleverd.
Meerdaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten sprake is van meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 57 Sr. Hoewel de bewezenverklaarde handelingen een zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren, loopt de strekking van de strafbepalingen dusdanig uiteen dat niet kan worden geoordeeld dat verdachte van die handelingen in wezen één verwijt kan worden gemaakt.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op of omstreeks 21 januari 2025 te [plaats], tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,opzettelijk [slachtoffer 1] , wederrechtelijk van de vrijheid
heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- voornoemde [slachtoffer 1] vast te houden in de woning aan de [adres 2] te [plaats] en/of;
- de handen en/of armen van voornoemde [slachtoffer 1] (achter zijn rug) aan elkaar vast te binden met tiewraps en
/of;
- een tiewrap (strak) om de nek van voornoemde [slachtoffer 1] te bevestigen en
/of;
- [slachtoffer 1] (op zijn knieën) tussen de bank en het tafeltje laten zitten en/
of;
- [slachtoffer 1] (met de vuisten) in zijn gezicht en
/ofonder zijn borst,
althans op het lichaam, te slaan
en schoppenen
/of;
- een mes op voornoemde [slachtoffer 1] zijn arm en
/ofkeel te zetten en
/of;
- met een mes in de zwelling onder [slachtoffer 1] zijn oog te prikken
en/of er tegen aan te houdenen
/of;
- hem dreigend de woorden toe te voegen: ‘’ beter komen je ouders zo want anders maken we je kapot’’ en
/of''ík maak je kapot en ik steek je kapot'' en/of woorden
van soortgelijke aard of strekking
met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten
- het betalen van een geldbedrag aan verdachte en/of zijn mededader(s)en/of;
- het opnemen van voornoemde [slachtoffer 2] zijn telefoon en/of;
- het ophalen van [slachtoffer 1] en/of;
- ‘iets te regelen’ met zijn, voornoemde [slachtoffer 2] , zoontje en/of;
- naar het tunneltje bij de [adres 2] te komen;
en
hij op of omstreeks 21 januari 2025 te [plaats]
, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk [slachtoffer 1] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft
/hebbenberoofd en/of beroofd gehouden, door
- voornoemde [slachtoffer 1] vast te houden in de woning aan de [adres 2] te [plaats] en/of;
- de handen en/of armen van voornoemde [slachtoffer 1] (achter zijn rug) aan elkaar vast te binden met tiewraps en
/of;
- een tiewrap (strak) om de nek van voornoemde [slachtoffer 1] te bevestigen en
/of;
- [slachtoffer 1] (op zijn knieën) tussen de bank en het tafeltje laten zitten en/
of;
- [slachtoffer 1] (met de vuisten) in zijn gezicht en
/ofonder zijn borst,
althans op het lichaam, te slaan
en schoppenen
/of;
- een mes op voornoemde [slachtoffer 1] zijn arm en
/ofkeel te zetten en
/of;
- met een mes in de zwelling onder [slachtoffer 1] zijn oog te prikken
en/of er tegen aan te houdenen
/of;
- hem dreigend de woorden toe te voegen: ‘’ beter komen je ouders zo want anders maken we je kapot’’ en
/of''ík maak je kapot en ik steek je kapot'' en/of woorden
van soortgelijke aard of strekking
met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen
of niet te doen, te weten
- het betalen van een geldbedrag aan verdachte en/of zijn mededader(s)en/of;
- het opnemen van voornoemde [slachtoffer 2] zijn telefoon en
/of;
- het ophalen van [slachtoffer 1] en
/of;
- ‘ iets te regelen’ met zijn, voornoemde [slachtoffer 2] , zoontje en
/of;
- naar het tunneltje bij de [adres 2] te komen;
2
hij op 21 januari 2025 te [plaats], tezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen, met voorbedachte rade[slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- de handen en/of armen van voornoemde [slachtoffer 1] (achter zijn rug) (strak) aan elkaar vast te binden met tiewraps en/of;
- een tiewrap (strak) om de nek van voornoemde [slachtoffer 1] te bevestigen en/of;
- [slachtoffer 1] (op zijn knieën) tussen de bank en het tafeltje laten zitten en/of;
- [slachtoffer 1] (met de vuisten) in zijn gezicht en
/ofonder zijn borst,
althans op het lichaam, te slaan
en/of schoppenen
/of;
- met een mes in de zwelling onder [slachtoffer 1] zijn oog te prikken
en/of er tegen aan te houden;
3
hij op of omstreeks 21 januari 2025 te [plaats],
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door
- de handen en
/ofarmen van voornoemde [slachtoffer 1] (achter zijn rug) (strak) aan elkaar vast te binden met tiewraps en/
of;
- een tiewrap (strak) om de nek van voornoemde [slachtoffer 1] te bevestigen en/
of;
- een mes op de arm en
/ofkeel van [slachtoffer 1] te zetten en
/of;
- in het bijzijn van [slachtoffer 1] via de telefoon spraakberichten te sturen naar [slachtoffer 2] waarin hij/verdachte
en/of zijn mededader(s)dreigend de woorden uitspraken: ‘’want als je niet binnen een kwartier oppakt, maak ik je zoon af’’ en
/of‘’opnemen kankerlijer, anders maak ik hem kapot ik zweer het je’’ en
/of‘’als jij hem niet komt halen, dan kom ik hem in een kist brengen naar jou toe’’ en
/of‘’je hebt tot vijf over drie de tijd om iets te regelen met je zoontje anders heb je geen zoontje meer maat’’ en/of woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
en
gijzeling
feit 2:
medeplegen van mishandeling
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met daarbij ook als voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer 1] en zijn ouders (dhr. [slachtoffer 2] en mevr. [naam 2] ).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om geen lange gevangenisstraf op te leggen. Verdachte en de maatschappij hebben er belang bij dat verdachte zo snel mogelijk kan beginnen met een goede behandeling voor zijn problematiek.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met de twee medeverdachten schuldig gemaakt aan een wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling. Daarnaast heeft hij het slachtoffer ook gegijzeld en bedreigd. De meldkamer van de politie kreeg op 21 januari 2025 een melding binnen dat er een reanimatie zou plaatsvinden in een woning in [plaats]. De politie is naar deze woning gegaan en daar bleek met de bewoners niks aan de hand te zijn. De mannelijke bewoner gaf aan dat hij eerder op de avond rare berichten had gehad van verdachte. De politie wist dat de (stief)zoon van de bewoners, het slachtoffer, veel omging met verdachte en dat verdachte veel verbleef bij een van de medeverdachten. De politie is vervolgens naar deze woning gegaan. Op het moment dat zij in de voortuin stonden, hoorden zij veel geschreeuw en luide stemmen uit de woning komen. Direct daarna ging de voordeur open en werd het slachtoffer naar buiten geduwd. Het slachtoffer had een bebloed gezicht, zijn handen zaten met tie-wraps op zijn rug en er zat een tie-wrap om zijn nek. Later blijkt dat de verdachten de tie-wraps bij het slachtoffer om hebben gedaan, het slachtoffer meerdere malen hebben geslagen, met een mes in de zwelling onder zijn oog hebben geprikt en een mes tegen zijn arm en keel gehouden. Verder heeft verdachte het slachtoffer bedreigd. Het slachtoffer is ernstig verstandelijk beperkt en functioneert cognitief op het niveau van een kind van 4 tot 6 jaar oud. Het is voor het slachtoffer zeer beangstigend geweest en dit blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring. Verdachte heeft ter terechtzitting weinig verantwoordelijkheid genomen voor zijn aandeel en de rechtbank neemt hem dit kwalijk.
Uit de justitiële documentatie van 1 oktober 2025 blijkt onder andere dat verdachte eerder is veroordeeld voor mishandeling. Voorts is hem op 12 juni 2025 een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd voor twee inbraken en op 3 juli 2025 een gevangenisstraf van vier weken voor drie wegenverkeersfeiten. Hiermee is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
In het reclasseringsadvies van 26 september 2025 staat beschreven dat in het verleden sprake was van problemen op vrijwel alle leefgebieden. Hierdoor was sprake van een hoog recidivegevaar, ook gezien de diversiteit aan delicten en motieven. Voor de huidige detentie was sprake van instabiliteit in het leven van verdachte. Hij verbleef bij verschillende personen, had geen daginvulling, geen gezond/steunend netwerk en onvoldoende financiële middelen. De instabiliteit maakt dat de risico’s op recidive hoog zijn en de reclassering acht een langdurig klinisch traject binnen een gedwongen kader noodzakelijk. Bij een veroordeling adviseren zij een straf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij een langdurige klinische opname nodig heeft voor zijn problematiek.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank enkel een gevangenisstraf van langere duur passend. Alles afwegende acht de rechtbank de straf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank legt dan ook op een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank zal daarbij ook als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer 1] opleggen. De rechtbank acht het niet noodzakelijk dat dit verbod ook geldt voor de ouders van [slachtoffer 1] en zal dit dan ook niet opleggen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met de feiten 1, 2 en 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering dan wel dat de post aanzienlijk wordt gematigd, omdat de vordering niet is onderbouwd met enig bewijs.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen een hiervoor genoemde categorie van artikel 6:106 BW valt. De aard en ernst van de normschending brengen in dit geval met zich dat de gestelde nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank is aldus van oordeel dat de benadeelde immateriële schade heeft geleden die het rechtstreekse gevolg is van de door de verdachte gepleegde feiten. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 3.500,- vaststellen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 21 januari 2025 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachten de schade hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 63, 282, 282a, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd bij de reclassering meldt. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • verdachte zich laat opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • verdachte zich laat behandelen door een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • verdachte in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang verblijft, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] te [plaats], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
 geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de hiervoor genoemde voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
 hierbij gelden als voorwaarden dat verdachte:
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1, 2 en 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 3.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 3.500,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 45 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin (voorzitter), mr. E.H.T. Rademaker en mr. G.L.C. van den Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 oktober 2025.
mr. G.L.C. van den Bosch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2025031288, gesloten op 28 maart 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte] , p. 76 en 77.
3.Proces-verbaal van aanhouding [medeverdachte 2] , p. 47.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 268.
5.Geneeskundige verklaring, p. 320.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 266.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 195 t/m 198.
8.Proces-verbaal van verhoor bij de R-C van [slachtoffer 1] .
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 216 en 217.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 307.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 289 t/m 291.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 302.
13.Proces-verbaal van bevindingen (aanvullend proces-verbaal).
14.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 oktober 2025.
15.De verklaring van verdachte [medeverdachte 1] afgelegd ter terechtzitting van 7 oktober 2025.
16.Proces-verbaal van verhoor W. [slachtoffer 1] , p. 354 en 356.