ECLI:NL:RBGEL:2025:9293

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
C/05/455075 / KZ ZA 25-125
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor hulpverlening aan minderjarige kinderen in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de vader vervangende toestemming gevraagd voor de aanmelding en behandeling van zijn minderjarige kinderen bij All-in the Family, en voor gesprekken met hulpverleners zonder aanwezigheid van de gecertificeerde instelling (GI). De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de vader afgewezen, omdat de GI de regie heeft over de hulpverlening en de aanwezigheid van de GI bij de intakegesprekken noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de ondertoezichtstelling. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vader al lange tijd in conflict is met de GI en de moeder, en dat zijn houding contraproductief is voor de samenwerking en het welzijn van de kinderen. De vader heeft geen recht aangetoond om alleen bij de intake te zijn, en de voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de belangen van de kinderen voorop staan. De vader is aangespoord om zijn houding te veranderen en open te staan voor samenwerking met de GI. De vorderingen zijn afgewezen, en de moeder is niet veroordeeld in de proceskosten, omdat de vader een onjuiste houding heeft aangenomen in deze situatie.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Familie en Jeugd
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/455075 / KZ ZA 25-125
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[naam vader](hierna: de vader)
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.H.J. Willemsen te Arnhem,
tegen
[naam moeder](hierna: de moeder),
wonende te [woonplaats] .
De voorzieningenrechter merkt als belanghebbende aan:
de gecertificeerde instelling
JEUGDBESCHERMING GELDERLAND(hierna: de GI),
gevestigd te Apeldoorn.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 augustus 2025 met producties, van de vader;
  • de conclusie van antwoord in conventie met bijlagen van de moeder (door haar verweerschrift genoemd);
  • het bericht met productie van de vader van 3 september 2025;
  • de conclusie van antwoord in conventie van de GI van 3 september 2025;
  • het bericht van de GI met bijlage van 3 september 2025;
  • de mondelinge behandeling van 4 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 september 2025, waarbij zijn gehoord:
  • de moeder;
  • de vader, bijgestaan door mr. Willemsen;
  • een tweetal vertegenwoordigsters van de GI.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Uit de relatie tussen de ouders zijn geboren de minderjarige kinderen:
  • [naam kind 1], geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [kind 1] ;
  • [naam kind 2], geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [kind 2] .
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 12 juli 2023 is een regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vastgesteld, die inhoudt dat [kind 1] en [kind 2] bij de vader verblijven in de even weken van maandagmiddag na de BSO/school tot maandagochtend 08.30 uur, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt (fifty/fifty regeling). Ook is er een vakantie- en feestdagenregeling vastgesteld.
2.3.
Bij beschikking van 20 december 2022 zijn de kinderen [kind 1] en [kind 2] onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland te Apeldoorn (hierna: de GI), met ingang van 20 december 2022. Deze ondertoezichtstelling is door de kinderrechter verlengd tot uiterlijk 20 juni 2026.

3.Het geschil

3.1.
De vader vordert de voorzieningenrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, aan de vader:
I. Vervangende toestemming te verlenen voor de aanmelding en behandeling van de minderjarige [kind 2] voor speltherapie bij All in the family;
II. Vervangende toestemming te verlenen voor de aanmelding en behandeling van de
minderjarige [kind 1] voor behandeling bij een psycholoog bij All in the
family, subsidiair de Praat-Praktijk te Apeldoorn;
III. Alsmede te bepalen dat het de vader is toegestaan om het intakegesprek en gesprekken met de hulpverlening van de kinderen te hebben zonder aanwezigheid van de GI;
IV. Althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in deze in het belang van de minderjarigen acht;
V. Met veroordeling van de moeder in de kosten van deze procedure, waaronder een
bedrag aan salaris advocaat, alsmede in de nakosten van deze procedure, waaronder het nasalaris, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten vanaf de veertiende dag na betekening van het ten deze te wijzen vonnis tot en met de dag der algehele voldoening.
3.2.
De moeder vordert de voorzieningenrechter om de vorderingen van de vader af te wijzen en Jeugd- en Gezinsbescherming Gelderland in de breedste zin van het woord de regie te laten voeren over de hulpverlening aan de kinderen.
3.3.
De GI vordert de voorzieningenrechter het door de vader gevorderde af te wijzen, dan wel een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
3.4.
Op de standpunten van partijen zal, voor zover voor de beoordeling van belang, hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend karakter
4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de rechter in kort geding fungeert als restrechter in zaken met een spoedeisend karakter. Op grond van artikel 254 Rv kan in spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad is vereist, de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen. Van spoedeisendheid kan worden gesproken, wanneer enerzijds onverwijld handelen geboden is en anderzijds de loop van en de beslissing in een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Gelet op het voorlopige karakter van de kort gedingprocedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is er evenmin plaats voor nadere bewijsvoering.
4.2.
Allereerst moet er beoordeeld worden of er sprake is van spoedeisendheid. Het spoedeisend belang vloeit voort uit het feit dat er nog steeds geen hulpverlening op gang is gekomen, ondanks dat de kinderen al heel lang hulp nodig hebben. Er is op dit moment sprake van een impasse.
Geschil tussen ouders
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er wel sprake is van een geschil tussen de ouders en dat er dus sprake is van een art. 1:253a BW-situatie. De vader heeft een hulpverleningsinstantie gevonden voor hulp voor [kind 1] en [kind 2] en de moeder heeft hier haar toestemming niet voor gegeven.
Inhoudelijke beoordeling
-
Over het intake gesprek
4.4.
Noch uit de stukken noch uit de toelichting tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er een recht voor de vader is om alleen bij de intake te zijn, zonder aanwezigheid van de GI. De vader heeft wel een aantal wetsartikelen ter sprake gebracht maar niet is duidelijk geworden waarom hier uit volgt dat de vader recht heeft op een intakegesprek zonder de GI erbij. Daarbij komt dat de voorzieningenrechter een hulpverlener/behandelaar van de kinderen ook niet kan dwingen om alleen een intake te voeren met de vader. Ook de vader kan dit niet afdwingen bij een hulpverlener.
Weliswaar is er geen plicht voor de GI om aanwezig te zijn, maar de GI heeft voldoende onderbouwd en toegelicht waarom zij dit wel van belang acht. Zo is het noodzakelijk dat er één lijn voor behandeling wordt ingezet, dat de behandeling werkelijk gaat om wat de kinderen nodig hebben en dat deze niet vertroebeld wordt door de eigen visie van de ouders. Bij beschikking van 27 mei 2025 heeft verder de kinderrechter bepaald dat de GI de regie heeft/houdt op de benodigde hulpverlening. Vanuit die taak is de voorzieningenrechter van oordeel dat de GI aanwezig mag zijn bij de intakes en dat dit noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de ondertoezichtstelling.
-
Het belang van de kinderen
4.5.
De voorzieningenrechter acht een toewijzing van de vorderingen tot vervangende toestemming van de vader niet in het belang van de kinderen en zal dit hieronder toelichten.
4.6.
Op de korte termijn lost toewijzing van het verzoek niets op omdat het nog steeds niet betekent dat de vader een intake krijgt zonder de GI. Een vervangende toestemming lost de patstelling niet op.
4.7.
Daarnaast lost voor de lange termijn het geven van vervangende toestemming ook niets op in de samenwerkingsrelatie tussen de vader en de GI. Sterker nog, de voorzieningenrechter acht het zelfs contraproductief, omdat de vader dan via een juridische procedure iets afgedwongen heeft in plaats van dat het onder regie van de GI en in samenwerking tot stand is gekomen.
4.8.
Ook vindt de voorzieningenrechter het voor de kinderen niet goed dat zij een half uur moeten rijden voor een hulpverleningsorganisatie. Met name niet omdat een andere geschikte organisatie dichterbij huis beschikbaar is. Weliswaar komen de kinderen dan weer op de wachtlijst maar niet geheel onderaan en de voorzieningenrechter vindt dit opwegen tegen de reistijd. Dat All in the family als hulpverleningsorganisatie met een schone lei kan beginnen, zoals de vader heeft aangevoerd, maakt dit niet anders. De GI heeft namelijk aangegeven dat zij de hulpverleningsorganisatie altijd inlichten over de situatie van de kinderen thuis, dus zodra dat gebeurt, is All in the family ook op de hoogte.
Proceskosten
4.9.
Ook zal de voorzieningenrechter de vordering van de vader om de moeder te veroordelen tot betaling van de proceskosten afwijzen. Voldoende duidelijk is dat de vader een onjuiste houding heeft in de gehele situatie. Hij is met name aan het strijden en weigert de samenwerking met de GI op te zoeken, ondanks dat de GI de regie heeft op het gebied van de hulpverlening. De moeder heeft haar toestemming geweigerd voor de hulpverlening die is voorgesteld door de vader, maar zoals hierboven toegelicht wordt deze niet in het belang van de kinderen geacht en doet zij dit enkel omdat zij achter de plannen van de GI staat. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen reden om de moeder te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Over de houding van de vader
4.10.
De voorzieningenrechter realiseert zich dat het afwijzen van de verzoeken ook niets oplost omdat de vader niet overtuigd zal zijn van het feit hij een intake samen met de GI moet aangaan en ook de samenwerking niet ineens zal verbeteren. Mogelijk is deze beslissing eerder olie op het vuur. Dat betekent dat hulpverlening voor de kinderen mogelijk nog steeds niet van de grond komt. Hoewel de voorzieningenrechter dit betreurt, gaat het buiten de strekking van het kort geding om om dit op te lossen.
4.11.
Wel wil de voorzieningenrechter de vader meegeven dat het vasthouden aan zijn belang om alleen een intake te hebben voorbij gaat aan het belang van de kinderen en dat dat de hulpverlening belemmert. Hierbij is het niet helpend dat de vader volledig uit fysiek contact is getreden en enkel nog contact via de e-mail wil. Hierdoor belemmert hij ook de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Door zijn houding richting de jeugdbeschermers is er ondertussen al een derde jeugdbeschermer betrokken, en zijn de jeugdbeschermers vooral bezig geweest met klachten behandelen. Verder is de vader niet ingegaan op verzoeken tot gesprekken met de GI om de samenwerking te verbeteren, ondanks de opmerking van de kinderrechter in de beschikking van 27 mei 2025 dat de GI en de vader zich open moeten stellen voor de samenwerking.
Ook het starten van een kort geding waar het inhoudelijk vooral gaat om de samenwerking met de GI en vervolgens de GI hier niet direct hierbij betrekken, is niet bevorderlijk voor de samenwerking en de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
4.12.
De GI heeft op zitting terecht benoemt dat geen sprake is van een strijd tussen alle betrokkenen, maar van een strijd van de vader tegen de GI en de moeder. Dit is zorgelijk en bovendien een patroon dat al lang bij de vader gaande is. Het is duidelijk dat de kinderen hier de dupe van worden en met name [kind 1] hierin in zijn ontwikkeling en in het contact met zijn moeder last heeft. Dit is een patroon dat al lange tijd gaande is, zo blijkt uit alle stukken en de vele eerdere procedures en beschikkingen.
4.13.
De voorzieningenrechter constateert dat er hierdoor inmiddels indicaties zijn dat de vader zijn gezag uitoefent op een manier die niet in het belang van de kinderen is. De voorzieningenrechter wil de vader op het hart drukken om zijn houding te veranderen en daarbij zo nodig individuele hulp te zoeken.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter,
5.1.
wijst de vorderingen af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.J. Post en in het openbaar uitgesproken op
16 september 2025.