ECLI:NL:RBGEL:2025:9298

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
05-156517-24 en 05-212453-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor diefstal en opzetheling van scooters met betrekking tot geldigheid van de dagvaarding en toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die werd beschuldigd van diefstal en opzetheling van scooters. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur. De zaak kwam voor de rechtbank naar aanleiding van een terechtzitting achter gesloten deuren op 23 september 2025. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van diefstal en heling van scooters, gepleegd in Arnhem in mei 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was, maar heeft een deel van de tenlastelegging nietig verklaard wegens onduidelijkheid. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten wegens gebrek aan bewijs, maar heeft de diefstal en opzetheling van een scooter bewezen geacht. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar kan zijn, maar heeft uiteindelijk besloten tot een taakstraf van 40 uur, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kwam voor de feiten die aan de vordering ten grondslag lagen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/156517-24 en 05/212453-24 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 7 oktober 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2006 in [geboorteplaats] ,
wonende [adres] .
Raadsman: mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een terechtzitting achter gesloten deuren van 23 september 2025.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/156517-24:
hij op of omstreeks 9 mei 2024 te Arnhem tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, een scooter (kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen scooter onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Ten aanzien van parketnummer 05/212453-24:
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 mei 2024 tot en met 27 mei 2024 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij n of omstreeks de periode van 24 mei 2024 tot en met 27 mei 2024 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 26 mei 2024 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 26 mei 2024 tot en met 27 mei 2024 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 27 mei 2024 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere scooters, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

2.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Een van de fundamenten van het strafprocesrecht is dat de terechtzitting plaatsvindt op grondslag van de tenlastelegging, zodat zowel verdachte als het Openbaar Ministerie en de rechtbank op de hoogte zijn van de gronden waarop de vervolging berust. Op grond van artikel 261 eerste lid Sv dient de dagvaarding daarom, voor zover van belang, een opgave te bevatten van het feit dat aan verdachte ten laste wordt gelegd. Dat brengt ook met zich mee dat de dagvaarding voldoende feitelijk moet zijn omschreven in combinatie met de inhoud van het dossier.
De rechtbank overweegt dat het dossier met parketnummer 05/212454-24 ziet op de diefstal/heling van drie scooters van drie verschillende aangevers. De diefstal/heling van de scooter van aangever [slachtoffer 2] is ten laste gelegd onder feit 1. De diefstal en subsidiair heling van de scooter van aangeefster [benadeelde] is ten laste gelegd onder feit 2. Uit het dossier kan worden afgeleid dat de derde betrokken scooter van aangeefster [naam 1] is en daarmee valt onder de tenlastelegging van feit 3. In feit 3 is daarnaast (alternatief) ten laste gelegd:
meerdere scootersterwijl het dossier ziet op niet meer dan drie scooters. De rechtbank is van oordeel dat onduidelijk is gebleven waarom
meerdere scootersin feit 3 worden genoemd naast de tenlasteleggingen van feit 1 en 2. De tenlastelegging had op dit punt preciezer moeten zijn om te kunnen voldoen aan de eis van artikel 261 Sv. De rechtbank zal daarom het deel van feit 3 dat ziet op
meerdere scootersnietig verklaren en de dagvaarding voor het overige in stand laten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen buiten hetgeen zojuist overwogen, geldig zijn. Ook is de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 subsidiair van parketnummer 05/212453-24 en het onder 05/156517-24 tenlastegelegde. Voor de feiten 1 primair, 2 en 3 inzake parketnummer 05-212453-24 dient verdachte te worden vrijgesproken, omdat bewijs daarvoor ontbreekt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte het feit van parketnummer 05/156517-24 heeft bekend, dus dat kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 05/212453-24 klopt het dat verdachte op de scooter zat waarvan verdachte wist dat die gestolen was, dus feit 1 subsidiair kan eveneens bewezen worden. Voor de andere feiten dient verdachte te worden vrijgesproken, wegens gebrek aan bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05-156517-24 [1] :
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 13 en p. 17;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 september 2025.
De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte de diefstal met iemand anders heeft gepleegd en zal hem daarom vrijspreken van de bestanddelen die zien op medeplegen.
Parketnummer 05-212453-24:
Feit 1 primair, feit 2 en feit 3
De rechtbank oordeelt dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van feit 1, de diefstal danwel heling van feit 2 en de heling van feit 3 en spreekt verdachte daarom vrij van die feiten.
Feit 1 subsidiair [2]
Er is ten aanzien van feit 1 subsidiair sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , p. 10 (aanvullend proces-verbaal);
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 september 2025.
De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte de heling met iemand anders heeft gepleegd en zal hem daarom vrijspreken van de bestanddelen die zien op medeplegen.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 05/156517-24 en 05/212453-24 feit 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/156517-24:
hij op
of omstreeks9 mei 2024 te Arnhem
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,een scooter (kenteken [kenteken] ),
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen scooter onder zijn
/hunbereik heeft
/hebbengebracht door middel van braak
en/of verbreking;
Ten aanzien van parketnummer 05/212453-24 feit 1 subsidiair:
1. subsidiair
hij in
of omstreeksde periode van 24 mei 2024 tot en met 27 mei 2024 te Arnhem,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een scooter
, althans een goed heeft verworven,voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij
en zijn mededader(s)ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed wist
(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/156517-24:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Parketnummer 05/212453-24 feit 1 subsidiair:
Opzetheling.

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 40 uren taakstraf in de vorm van een werkstraf subsidiair 20 dagen hechtenis met aftrek van twee uren ter zake van de tijd in inverzekeringstelling doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 uur passend is. Hij heeft verder bepleit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, nu - hoewel daartoe geen gedragsdeskundig onderzoek is gedaan - de problematiek van verdachte invloed heeft gehad op de keuzes die hij ten tijde van het plegen van de strafbare feiten heeft gemaakt.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
- het uittreksel Justitiële Documentatie van 6 september 2025 (het strafblad),
- de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming van 22 januari 2025, 25 juni 2025 en 3 september 2025.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zicht schuldig gemaakt aan een diefstal en een heling van een scooter. Door het wegnemen van de scooter heeft de verdachte geen respect getoond voor de eigendommen van een ander en de schade die de eigenaren daardoor lijden. Ook de heling van een scooter, waar de verdachte zich schuldig aan heeft gemaakt, is een verwerpelijk feit. De diefstal van goederen wordt bevorderd door het kennelijke gemak waarmee gestolen goederen worden geheeld.
De persoon van de verdachte
Blijkens het strafblad van verdachte is hij na het tenlastegelegde feit in februari 2025 veroordeeld voor openlijke geweldpleging en een straatroof tot een werkstraf van 120 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk. Gelet op deze veroordeling moet toepassing worden gegeven aan artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Over verdachte is een drietal rapportages opgesteld door de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad). Daaruit volgt dat een (voorwaardelijke) taakstraf in de vorm van een werkstraf wordt gezien als passend. Verdachte heeft laten zien dat hij kan profiteren van een werkstraf. Hij zet zich daarvoor in en krijgt op die manier ook een stukje structuur en regelmaat in zijn leven. Verdachte heeft inmiddels een WLZ-indicatie en verblijft op een passende woonplek. Indien een voorwaardelijke straf wordt opgelegd dan adviseert de Raad om daaraan algemene voorwaarden te verbinden.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet zonder meer kan worden afgeleid dat verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank komt, alles afwegend, tot de volgende straf. Zij houdt daarbij rekening met de ernst van de feiten, de justitiële geschiedenis van de verdachte, de oriëntatiepunten die gelden voor jeugdigen in soortgelijke gevallen, de toelichting ter zitting van de zijde van de jeugdreclassering en het advies van de Raad. De rechtbank vindt alles overziend een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uur passend en geboden. De tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht wordt op de werkstraf in mindering gebracht.

9.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde] heeft in verband met parketnummer 05/212453-24 feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.177,65 aan schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Oordeel van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart de dagvaarding van parketnummer 05/212454-24 bij feit 3 partieel nietig met betrekking tot het onderdeel ‘meerdere scooters’;
 spreekt verdachte vrij van de onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, te weten een
werkstraf van 40 uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
20 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht twee uur in mindering wordt gebracht;
· verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M. Bögemann (voorzitter en kinderrechter), mr. M. Rietveld en mr. E.M. van Poecke, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Teger, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 oktober 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 2] van de politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024211469, gesloten op 13 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 3] van de politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024241487, gesloten op 17 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.