ECLI:NL:RBGEL:2025:933

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
C/05/445031 / JE RK 24-1316
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van gezagskwesties

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 3 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om [de minderjarige] voor de duur van vier maanden bij de andere gezaghebbende ouder, de moeder, te laten wonen. De kinderrechter heeft de ouders van [de minderjarige] als belanghebbenden aangemerkt en heeft de procedure met gesloten deuren behandeld. De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over [de minderjarige], die momenteel bij haar vader woont. De kinderrechter heeft eerder een ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 23 augustus 2025.

Tijdens de zitting op 21 januari 2025 zijn de ouders, de GI en de broer van de vader aanwezig geweest. De kinderrechter heeft de situatie van [de minderjarige] beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat er een positieve ontwikkeling is bij de moeder, die nu beter in staat lijkt om aan te sluiten bij de behoeften van [de minderjarige]. De kinderrechter heeft echter ook geconstateerd dat de samenwerking tussen de GI en de vader is verslechterd, wat heeft geleid tot een klachtprocedure. [de minderjarige] heeft aangegeven dat zij bij haar vader wil blijven wonen en dat zij niet bij haar moeder wil slapen.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing op dit moment niet noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige]. De ouders hebben de kans gekregen om onder eigen verantwoordelijkheid te werken aan verbetering van de situatie, waarbij het belang van [de minderjarige] voorop staat. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI afgewezen en aangegeven dat de ouders in de komende maanden opnieuw kunnen worden beoordeeld in het kader van de verlenging van de ondertoezichtstelling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/445031 / JE RK 24-1316
Datum uitspraak: 3 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
[naam instelling], gevestigd te [plaats] ,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. B. Valeton te Utrecht.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 10 december 2024;
  • de brief van [de minderjarige] ingekomen op 16 december 2024 (met zaaknummer: C/05/445667 / FA RK 24-4294);
  • het bericht van de GI met bijlagen, ontvangen op 7 januari 2025;
  • het bericht van mr. Valeton met bijlagen, binnengekomen op 15 januari 2025;
  • het bericht van mr. Valeton met bijlage D, binnengekomen op 16 januari 2025;
  • het bericht van de GI over de voortgang van de ondertoezichtstelling van 20 januari 2025;
  • de brief van mr. Valeton van 20 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft bijzondere toestemming verleend aan de broer van de vader, [naam 1] , om tijdens de mondelinge behandeling (als informant) aanwezig te zijn.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben samen het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij haar vader.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 augustus 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 23 augustus 2025.

3.Het verzoek van de GI (zaaknummer: C/05/445031 / JE RK 24-1316)

3.1.
De GI heeft verzocht om (na versnelde behandeling) een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] te verlenen voor de duur van vier maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Uit de toelichting op het verzoek blijkt dat het de bedoeling is om [de minderjarige] dan bij de moeder (ouder met gezag) te laten wonen.

4.Informele rechtsingang (zaaknummer: C/05/445667 / FA RK 24-4294)

4.1.
Via de informele rechtsingang, als bedoeld in artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), heeft [de minderjarige] de kinderrechter op 16 december 2024 een brief gestuurd.
4.2.
Uit de wet volgt dat een minderjarige van twaalf jaar en ouder een eigen toegang heeft tot de rechter. Hetzelfde geldt indien de minderjarige de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, maar in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake.
4.3.
[de minderjarige] heeft een gesprek gehad met de kinderrechter op 8 januari 2025.

5.De beoordeling

5.1.
Vanwege de samenhang tussen het verzoek van de GI en de brief van [de minderjarige] heeft de kinderrechter besloten om deze gelijktijdig te behandelen.
Waar gaat het over
5.2.
In de beschikking van 12 augustus 2024 heeft de kinderrechter onder meer overwogen ‘dat er voorzichtig een positieve ontwikkeling te zien is, maar dat [de minderjarige] nog steeds klem zit tussen haar ouders. Zij leeft in twee verschillende werelden die moeilijk met elkaar te verenigen zijn. De ouders werken hard, maar reageren sterk op elkaar. De zorgregeling tussen [de minderjarige] en haar moeder verloopt nog moeizaam.’
5.3.
In de maanden na de beslissing is er het nodige voorgevallen. De contacten tussen [de minderjarige] en haar moeder zijn gestopt. De samenwerking tussen de GI en de vader is verslechterd. Dat heeft zelfs tot een klachtprocedure geleid. Tegelijkertijd heeft de GI bij de moeder een positieve verandering gezien. De moeder lijkt nu beter in staat om aan te sluiten bij wat [de minderjarige] nodig heeft. Om die reden heeft de GI uiteindelijk, na zorgvuldig intern beraad, besloten om de kinderrechter te verzoeken [de minderjarige] bij de moeder te plaatsen.
5.4.
Ongeveer tegelijkertijd heeft [de minderjarige] de kinderrechter benaderd, omdat zij wil dat de huidige jeugdbeschermer wordt vervangen door iemand die naar haar luistert. Zij heeft daarbij ook te kennen gegeven dat zij bij haar vader wil blijven en niet bij haar moeder wil slapen. In het gesprek met de kinderrechter heeft [de minderjarige] dit verder uitgelegd.
5.5.
Dit alles is besproken tijdens de zitting met de ouders, de jeugdbeschermer en de broer van de vader. De kinderrechter had [de minderjarige] beloofd haar daarna in een brief te laten weten hoe het nu verder gaat. Omdat de inhoud van de brief aansluit bij wat met alle betrokkenen tijdens de zitting is besproken en daarin ook de belangrijkste overwegingen staan, wordt deze brief hierna integraal weergegeven.
5.6.
De brief aan [de minderjarige]
Beste [de minderjarige] ,Op 8 januari hebben wij een gesprek met elkaar gehad. Ik heb je beloofd om daarover met jouw ouders en de jeugdbeschermer ( [naam 2] ) te praten. Ik heb je verder beloofd dat ik je daarna een brief zou schrijven. Dat doe ik bij deze.Het allerbelangrijkst is dat je weet dat jouw vader en moeder allebei veel van jou houden. Zij willen het beste voor jou. Tijdens de zitting zijn zij heel eerlijk geweest. Naar elkaar en naar zichzelf. Het is duidelijk dat zij het graag goed willen doen. Dat lukt nog niet altijd.Ik zal proberen mijn bericht aan jou hierna in stukjes te verdelen.De afsprakenTijdens de zitting hebben jouw ouders en [naam 2] de volgende afspraken gemaakt:- jij blijft bij je vader wonen;- jij hebt regelmatig contact met je moeder;- jouw ouders krijgen hulp van Entrea/Lindenhout om beter te kunnen samenwerken;- jij krijgt begeleiding van [naam 3] ;- [naam 2] blijft met jullie meekijken.Het wonenDe belangrijkste afspraak is dat je bij je vader blijft wonen.Tijdens de zitting heeft jouw moeder gezegd dat je altijd bij haar mag komen. Zij heeft ook gezegd dat zij weet dat jij op dit moment het best af bent bij je vader. Daar heb je je school en je vriendinnetjes, je vertrouwde omgeving.Het is heel dapper van je moeder om dat te zeggen. Want zij wil jou niet kwijtraken. Zij zegt dit omdat ze heel veel van je houdt en jou het beste gunt.Contact met je moederHet contact tussen jou en je moeder is een tijd heel slecht geweest. Dat is verdrietig.Ieder kind hoort contact te hebben met zijn vader én moeder. Dat geldt ook voor jou. Het is belangrijk dat jij niet hoeft te kiezen. Jouw oom [naam 1] heeft aangeboden om te helpen, totdat jouw ouders dit samen kunnen regelen. Jouw ouders krijgen hiervoor begeleiding van Entrea/Lindenhout. Dat willen zij ook allebei.Tijdens de zitting heeft jouw vader gezegd dat hij weet dat hij veel invloed op jou heeft. Dit betekent dat als hij boos is, jij ook boos wordt. Als hij verdrietig is, dan ben jij dat ook. Het is heel goed dat jouw vader dit zo durft te zeggen.Jij hebt snel door wat je vader wil en voelt. Misschien maak je je wel een beetje zorgen over hem. Maar jij mag ook jouw eigen mening en gevoel hebben. In ons gesprek zei jij een paar keer: ik moet leren ‘nee’ zeggen. Nóg belangrijker is het dat jij weet wat jij (diep in je hart) wilt en dat je dat kunt zeggen. Daar krijg jij begeleiding voor van [naam 3] .Intussen gaan alle volwassenen samen afspraken maken, zodat jij regelmatig contact met je moeder kan hebben. Je vader gunt jou het contact met je moeder. Je moeder belooft dat ze jou ook weer naar je vader terug laat gaan. Jij hoeft je dus geen zorgen te maken of je vader te lang alleen is, of dat je opeens bij je moeder zou worden achtergelaten.De ondertoezichtstelling[naam 2] blijft jullie de komende tijd begeleiden. Er waren misverstanden, maar die zijn nu opgelost. [naam 2] doet zijn best voor jou, ook al voelt dat niet altijd zo. De ondertoezichtstelling loopt nog tot 23 augustus 2025. Dat betekent dat komende zomer beslist moet worden over een verlenging ja of nee. Ik wil dan graag horen hoe het gaat. Hopelijk heb jij dan minder zorgen over je ouders en zijn er goede afspraken.Als het écht niet beter wordt, moeten we gaan kijken wat dan goed voor jou is. Dat weten we nu nog niet. Op jouw vraag ‘wat als ik nee blijf zeggen?’ heb ik dan ook geen goed antwoord. Ik hoop dat het zover niet komt.Ik wens jou en je ouders het allerbeste.
5.7.
Over de machtiging tot uithuisplaatsing
De afgelopen tijd zijn er veel misverstanden ontstaan. Daardoor werd het contact tussen [de minderjarige] en de moeder steeds slechter en is er zelfs enige tijd geen contact geweest. Dat was uiteindelijk de reden voor het verzoek van de GI tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij haar moeder. De indiening van het verzoek heeft ertoe geleid dat het contact tussen [de minderjarige] en haar moeder weer op gang is gekomen. Ook is er hulpverlening voor [de minderjarige] in gang gezet en kunnen de ouders op korte termijn met een ouderschapstraject bij Entrea/Lindehout starten. Zoals te lezen valt in de brief aan [de minderjarige] hebben de ouders met het open gesprek tijdens de zitting een mooie basis gelegd om verder te gaan. Iedereen is het er over eens dat een verhuizing van [de minderjarige] naar haar moeder op dit moment niet aan de orde is. Het is goed dat de ouders bereid zijn naar hun eigen rol te kijken en het belang van [de minderjarige] voorop willen stellen. Dat zal gaan met vallen en opstaan.
5.8.
De vraag is of in verband hiermee de beslissing op het verzoek moet worden aangehouden. Er lijkt bij de vader een patroon waarbij hij in actie komt telkens wanneer de druk wordt verhoogd. Na wat ter zitting in alle openheid is besproken, is de kinderrechter van mening dat de ouders de kans moeten krijgen om zoveel mogelijk onder eigen verantwoordelijkheid, en dus niet onder druk, te werken aan verbetering van de situatie. Dit in het belang van [de minderjarige] . Over een paar maanden komt de verlenging van de ondertoezichtstelling aan de orde. Tegen die tijd kan (opnieuw) worden beoordeeld wat het meest in het belang van [de minderjarige] is. Ook kan de jeugdbeschermer zo nodig opnieuw een verzoek tot uithuisplaatsing indienen.
5.9.
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] nu niet noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding en onderzoek van haar geestelijke toestand. [1]

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2025 door mr. A.E.M. Overkamp, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.G.J. Mullink als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.