ECLI:NL:RBGEL:2025:9459

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
11816128
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming opslagruimte door huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, op 24 oktober 2025 uitspraak gedaan in een huurzaken tussen Beleggingsmaatschappij OASE Nijmegen B.V. en een gedaagde partij. OASE vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van een opslagruimte vanwege een huurachterstand van € 1.915,00. De gedaagde is niet verschenen op de mondelinge behandeling op 7 oktober 2025, waardoor de kantonrechter niet in staat was om de situatie van de gedaagde te beoordelen. OASE had eerder al een verstekvonnis verkregen voor een huurachterstand van € 1.195,00, en de huurachterstand was inmiddels opgelopen tot € 2.275,00. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van meer dan drie maanden de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De gedaagde had geen perspectief geboden voor betaling van de achterstand of de toekomstige huurtermijnen. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, met een dwangsom van € 500,00 per dag bij niet-naleving. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11816128 \ CV EXPL 25-2125
Vonnis van 24 oktober 2025
in de zaak van
BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ OASE NIJMEGEN B.V.,
te Nijmegen,
eisende partij,
hierna te noemen: OASE,
gemachtigde: mr. R.J. Verweij,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 augustus 2025 en de daarin genoemde processtukken,
- de door OASE ingediende nadere producties (exploit en specificatie achterstand),
- de mondelinge behandeling van 7 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
[gedaagde] is niet op de zitting van 7 oktober 2025 verschenen.
1.3.
Hierna is bepaald dat een vonnis wordt uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
OASE verhuurt aan [gedaagde] een stalling-/opslagruimte staande en gelegen aan het adres [adres 1] (hierna: het gehuurde). De huurprijs bedraagt op dit moment € 120,00 per maand.
2.2.
[gedaagde] is zijn betalingsverplichting richting OASE niet geheel nagekomen waardoor er in juli 2025 sprake was van een huurachterstand van € 1.915,00.
2.3.
OASE heeft [gedaagde] eerder gedagvaard, namelijk op 14 januari 2025. In deze dagvaarding heeft zij de huurachterstand van € 1.195,00 over de periode maart 2024 tot en met januari 2025 gevorderd. Deze vordering is bij verstekvonnis van 31 januari 2025 toegewezen.
2.4.
Uit een door OASE overgelegde specificatie van de huurachterstand van 2 oktober 2025 volgt dat deze per oktober 2025 is opgelopen tot een bedrag van € 2.275,00.

3.Het geschil

3.1.
OASE vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de ontbinding van de huurovereenkomst, de ontruiming van het gehuurde op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 75.000,00 indien [gedaagde] daarmee in gebreke blijft en betaling van een bedrag van € 1.915,00, zijnde de huurachterstand van maart 2024 tot en met juli 2025, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast vordert OASE de nog openvallende huurtermijnen vanaf 1 augustus 2025 tot en met de dag dat het gehuurde is ontruimd en opgeleverd en de veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
OASE legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen door de verschuldigde huurtermijnen onbetaald te laten. Zij stelt dat deze tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst en daarmee eveneens de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Omdat [gedaagde] de huur niet tijdig heeft betaald, is hij op grond van artikel 6:119 BW ook de wettelijke rente verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De huurachterstand bedraagt meer dan drie maanden en deze achterstand rechtvaardigt in beginsel de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst uit hoofde van artikel 6:265 BW.
4.2.
[gedaagde] heeft de hoogte van de huurachterstand ook niet betwist. In zijn conclusie van antwoord heeft hij aangevoerd dat hij het gehuurde huurt voor opslag van zijn privéspullen en dat hij de ruimte graag wil blijven huren. Hij neemt het OASE kwalijk dat zij zonder zijn medeweten de opslagruimte is binnengetreden. [gedaagde] is bereid een betalingsregeling te treffen om de huurachterstand af te lossen, naast betaling van de lopende huurtermijnen. Indien de kantonrechter de ontbinding en ontruiming toch toewijst, wil hij een voldoende lange termijn om zijn spullen uit de opslagruimte te halen, aldus [gedaagde] .
4.3.
Door OASE is op de zitting betwist dat zij het gehuurde is binnengetreden. Daarnaast is door haar gesteld dat [gedaagde] ook geen contact met haar heeft opgenomen om de mogelijkheden van een betalingsregeling te bespreken.
4.4.
De kantonrechter overweegt hiertoe als volgt. Nu [gedaagde] niet op de mondelinge behandeling is verschenen, is het de kantonrechter niet duidelijk geworden hoe de huurachterstand heeft kunnen ontstaan. Daarnaast heeft [gedaagde] ook geen perspectieven geboden voor betaling van de toekomstige huurtermijnen en aflossing van de huidige achterstand. Gelet op de hoogte van de huurachterstand zal de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen dan ook ontbinden.
4.5.
Omdat de huurovereenkomst wordt ontbonden, is [gedaagde] op grond van artikel 7:224 lid 1 BW verplicht het gehuurde weer ter beschikking te stellen aan OASE. De gevorderde ontruiming van het gehuurde is dan ook toewijsbaar. De termijn van ontruiming wordt gesteld op 14 dagen na betekening van dit vonnis, nu dit als redelijke ontruimingstermijn wordt gezien. Indien [gedaagde] in gebreke blijft tijdig het gehuurde te ontruimen, is hij een dwangsom verschuldigd van € 500,00 per dag met een maximum dat de kantonrechter zal bepalen op € 10.000,00.
4.6.
Daarnaast wordt [gedaagde] veroordeeld om de achterstallige huurtermijnen van februari 2025 tot en met juli 2025 van in totaal € 720,00 aan OASE te betalen. De gevorderde huurtermijnen van maart 2024 tot en met januari 2025 ter hoogte van € 1.195,00 zijn niet toewijsbaar, nu deze al zijn toegewezen bij verstekvonnis van 31 januari 2025. Er is dus voor OASE geen belang bij die vordering. De kantonrechter wijst dan ook een bedrag van € 720,00 aan achterstallige huurtermijnen toe. Vanaf 1 augustus 2025 tot en met de dag van ontruiming moet [gedaagde] de nog openvallende huurtermijnen aan OASE (blijven) betalen. De wettelijke rente over de toewijsbare huurachterstand wordt toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
4.7.
[gedaagde] wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Van het griffierecht blijft een bedrag van € 45,00 als nodeloos aangewend of veroorzaakt voor rekening van OASE. Het salaris voor de gemachtigde zal daarnaast worden toegekend op basis van het toegewezen bedrag. De proceskosten van OASE worden derhalve begroot op:
- kosten van de dagvaarding
120,21
- griffierecht
340,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
797,71
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
4.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad. Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de stalling-/opslagruimte staande en gelegen aan het adres [adres 1] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde staande en gelegen aan het adres [adres 1] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis volledig en behoorlijk te ontruimen met al diegenen die en datgene dat zich daarin of daarop vanwege [gedaagde] bevindt, met afgifte van de sleutels van het gehuurde, en bezemschoon in behoorlijke staat ter vrije beschikking van OASE te stellen en vervolgens ontruimd te houden, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 10.000,00 indien [gedaagde] in gebreke blijft tijdig aan deze veroordeling te voldoen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan OASE, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen een bedrag van € 720,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de afzonderlijke huurbedragen vanaf de vervaldag van elke termijn tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de nog openvallende (huur)termijnen vanaf
1 augustus 2025 tot en met de dag dat het gehuurde is ontruimd en opgeleverd aan OASE,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 797,71, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op
24 oktober 2025.
62956/560