ECLI:NL:RBGEL:2025:9467

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 oktober 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
05-232269-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het in vereniging bezitten en verstrekken van harddrugs door de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland

Op 27 oktober 2025 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het in vereniging bezitten en verstrekken van harddrugs. De verdachte, geboren in 2000, werd veroordeeld tot een geldboete van € 400,00. De zaak kwam voort uit een breder onderzoek naar drugsgebruik onder militairen, waarbij de verdachte in beeld kwam na een incident tijdens een bevrijdingsfestival op 5 mei 2022. Tijdens dit festival werd een militair gezien met een zakje wit poeder, wat leidde tot een onderzoek door de Koninklijke Marechaussee. De verdachte had in de periode van 7 januari 2022 tot en met 1 oktober 2022 op verschillende locaties in Nederland, waaronder Amersfoort en Eindhoven, opzettelijk harddrugs verkocht en/of verstrekt. De militaire kamer oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder verklaringen van de verdachte en analyses van zijn telefoon, om tot een veroordeling te komen. De verdachte was bekennend en er waren geen omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsloten. De militaire kamer hield rekening met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de verdachte, en de tijdsduur van de procedure. Uiteindelijk werd de geldboete vastgesteld op € 400,00, met de mogelijkheid van 8 dagen hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/232269-23
Datum uitspraak : 27 oktober 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 januari 2022 tot en met 1 oktober 2022 te Amersfoort en/of Oirschot en/of Son en Breugel en/of Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ( een) hoeve(e)lhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of
- ( een) hoeve(e)lhe(i)d(en) van een materiaal bevattende 4-MMC, zijnde 4-MMC (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding
Het onderzoek naar het handelen van verdachte is voortgekomen uit een groter onderzoek naar drugsgebruik onder militairen. Op 5 mei 2022 is er tijdens het bevrijdingsfestival te [plaatsnaam] gezien dat een militair een zakje met wit poeder uit zijn broek pakte en dit poeder vervolgens opsnoof. Naar aanleiding hiervan is bij de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar) aangifte gedaan en is de telefoon van de betreffende militair inbeslaggenomen en onderzocht. In de telefoon zijn meerdere druggerelateerde gesprekken aangetroffen. Naar aanleiding van deze resultaten is een breder onderzoek opgestart, waarbij meerdere militairen, waaronder verdachte, in beeld kwamen vanwege het voorhanden hebben en/of het verstrekken van verdovende middelen zoals bedoeld in lijst I en/of II van de Opiumwet.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Beoordeling door de militaire kamer
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen analyse GSM, p. 556 en 557, met bijlage (p. 558 t/m 588);
- het proces-verbaal van bevindingen Whatsapp, p. 9 t/m 23;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 september 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
één ofmeer tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 7 januari 2022 tot en met 1 oktober 2022 te Amersfoort en/of Oirschot en/of Son en Breugel en/of Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens
)opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/ofverstrekt en
/of vervoerd, in elk geval (telkens
)opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-
(een
)hoeve
(e
)lhe
(i
)d
(en)van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en
/of
-
(een
)hoeve
(e
)lhe
(i
)d
(en)van een materiaal bevattende 4-MMC, zijnde 4-MMC (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,00.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Strafblad
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte van 5 september 2025 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich als militair over een lange periode schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben en verstrekken van harddrugs, al deed verdachte dat verstrekken niet uit winstbejag. Drugsgebruik zorgt maatschappelijk gezien voor veel schade en veroorzaakt problemen voor de gezondheid en verslavingsproblemen. Daarnaast houdt drugsgebruik de handel in drugs in stand. Deze handel gaat vaak direct of indirect gepaard met vele andere vormen van criminaliteit.
Verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten in dienst bij Defensie als sergeant. Hij was op de hoogte van het zerotolerancebeleid dat binnen Defensie ten aanzien van drugs geldt, maar heeft zich hier niets van aangetrokken. Van militairen mag een andere houding ten opzichte van drugs en drugsgebruik worden verwacht. Verdachte heeft met zijn handelen het imago van zowel de Koninklijke Landmacht als van Defensie als geheel schade toegebracht.
De op te leggen straf
De militaire kamer houdt bij de strafoplegging rekening met het feit dat onderhavige zaak verstrekkende gevolgen heeft gehad voor verdachte, namelijk zijn ontslag bij Defensie. Verder houdt de militaire kamer rekening met het grote tijdsverloop tussen de aanhouding van verdachte en de afdoening van de zaak en de open proceshouding van verdachte. In het voorgaande en in de straffen die doorgaans worden opgelegd in vergelijkbare zaken ziet de militaire kamer aanleiding om de door de officier van justitie geëiste straf enigszins te matigen. De militaire kamer zal aan verdachte een geldboete opleggen van € 400,00.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 23, 24 c en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op
een geldboete van € 400,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. E.H.T. Rademaker, rechters, en kapitein-ter-zee (LD) mr. J.L. Wesstra, militair lid, in tegenwoordigheid van L. Willems en mr. H.J. Damen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 oktober 2025.
mr. Rademaker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, Drenthe IJsselstreek INCI, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] ( [naam onderzoek] ), gesloten op 31 augustus 2023, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.