ECLI:NL:RBGEL:2025:9522

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 oktober 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
159822-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs en vuurwapens

Op 13 oktober 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs en vuurwapens. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 17 maart 2024 in Nederland ongeveer 5,22 gram cocaïne, 1,68 gram amfetamine en 0,56 gram MDMA opzettelijk aanwezig had. Daarnaast werd de verdachte op 13 mei 2024 beschuldigd van het voorhanden hebben van twee vuurwapens, waaronder een Glock-pistool en een getransformeerd gaspistool. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan alle ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het medeplegen van de wapens, waarvoor hij werd vrijgesproken. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 147 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte en de impact van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn hulpverleningstraject. De uitspraak benadrukt de ernst van het bezit van harddrugs en vuurwapens en de noodzaak om hiertegen op te treden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05-159822-24; 05-167004-23 (tul)
Datum uitspraak : 13 oktober 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1970 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. H. Hadžić, advocaat in [plaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 september 2025.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 maart 2024 te [plaats] , althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 5,22 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
ongeveer 1,68 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
ongeveer 0,56 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 13 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 6,21 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine en/of
ongeveer 1,64 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine,
zijnde cocaine en/of heroine
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 13 mei 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk/type Glock, wapennummer [wapennummer] , kaliber 9x19mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 13 mei 2024 te [plaats] ,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een getransformeerd gaspistool, van het merk Ekol, type Alp 2, kaliber 7,65 mm br zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vier ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de feiten 1 en 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de feiten 3 en 4 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Hiertoe is, kort gezegd, aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat verdachte zich in zekere mate bewust was van de aanwezigheid van de wapens in zijn woning op het adres waar hij ingeschreven stond, maar waar hij op dat moment niet duurzaam verbleef. Andere personen hadden ook toegang tot zijn woning, aldus de verdediging.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Verbalisanten zagen op 17 maart 2024 verdachte over de stoep fietsen op de [straatnaam 1] in [plaats] en zij besloten hem hiervoor een bekeuring te geven. Verdachte fietste hierop twee keer met verhoogde snelheid weg van de verbalisanten. Uiteindelijk fietste hij de [straatnaam 2] in, waar hij rechtsaf een pleintje opreed. Vanwege de paaltjes die daar stonden, heeft één van de verbalisanten te voet de achtervolging ingezet. Hij zag dat verdachte op het pleintje bij een hoog hek gekeerd was, waarna hij wegfietste in de richting van de [straatnaam 3] . Hij hoorde van meerdere buurtbewoners dat verdachte iets over het hek had gegooid. Verdachte is staande gehouden en tijdens zijn fouillering haalde hij zelf meerdere zakjes uit zijn onderbroek, waaronder een gripzakje met een pil en een gripzakje met een witte stof. Achter het hek dat buurtbewoners hadden aangewezen, troffen de verbalisanten later twee pakketjes aan met daarin gripzakjes die sterke gelijkenis vertoonden met de gripzakjes die bij verdachte waren aangetroffen. [2]
Zowel de inhoud van de gripzakjes die bij verdachte zijn aangetroffen, als de inhoud van de gripzakjes in de twee pakketjes zijn onderzocht. Het bleek te gaan om in totaal 5,22 gram cocaïne, 1,68 gram amfetamine en 0,56 gram MDMA. [3]
Getuige [getuige] , wonende aan de [straatnaam 1] in [plaats] , heeft verklaard dat hij had gezien dat een man op een fiets twee zakjes over het hek tegenover zijn woning gooide. Daarna was de man weggefietst in de richting van de [straatnaam 3] . [4]
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte de twee pakketjes met daarin verdovende middelen over het hek heeft gegooid en hij de genoemde hoeveelheden cocaïne, amfetamine en MDMA in bezit heeft gehad. Het feit is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding, p. 211 en 213;
- het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 165-172;
- NFiDENT-rapporten, p. 174 -177 en 179;
- proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0600-2024188019-35, (dit proces-verbaal maakt geen onderdeel uit van het doorgenummerde dossier);
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 september 2025.
Feiten 3 en 4
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van wapens in de zin van de Wet Wapens en Munitie is vereist dat verdachte zich in meer of mindere mate bewust was van de aanwezigheid van de aangetroffen wapens en hij de feitelijke macht over deze wapens heeft kunnen uitoefenen, in de zin dat hij daarover kon beschikken. Daarbij mag volgens vaste jurisprudentie als uitgangspunt worden genomen dat een bewoner weet wat zich in zijn woning bevindt en dat wat zich daar bevindt ook in zijn machtssfeer ligt. Er kunnen omstandigheden zijn die maken dat van dit uitgangspunt moet worden afgeweken.
Niet ter discussie staat dat op 13 mei 2024 in de woning van verdachte aan de [adres 2] in [plaats] in een laptoptas onder de spoelbak in de keuken twee vuurwapens zijn aangetroffen. [5]
Eén van de wapens betrof een pistool van het merk Glock, wapennummer [wapennummer] , van het kaliber 9x19 mm. Aan de achterzijde van de slede van dit wapen was een blokje (vuurregelaar) bevestigd, waardoor dit pistool was getransformeerd naar een pistool dat automatisch kan vuren. [6]
Het andere wapen was een getransformeerd gaspistool van het merk Ekol, type Alp 2, van het kaliber 7,65 mm br. Door het plaatsen van een andere, open loop was dit gaspistool getransformeerd naar een gaspistool waarmee kogelpatronen kunnen worden verschoten. [7]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de aangetroffen wapens niet van hem zijn en hij niet wist dat deze in zijn woning lagen. Hij mocht al ruim twee maanden van zijn huurbaas niet meer in de woning komen en zijn woning werd bovendien door verschillende andere mensen gebruikt om te koken, omdat hij als enige een keuken had.
De rechtbank overweegt dat deze verklaring van verdachte weinig concreet is en bovendien geen steun vindt in het dossier. Integendeel, uit het dossier volgt dat verdachte in de periode voorafgaand aan zijn aanhouding actief gebruik maakte van zijn woning.
Tijdens de actiedagen op 23 april 2024 en 13 mei 2024 hebben verbalisanten gezien dat verdachte met een sleutel zijn woning binnenging. Tevens hebben zij waargenomen dat verdachte op 23 april 2024 ook geruime tijd in de woning verbleef. Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 13 mei 2024 hebben verbalisanten bovendien waargenomen dat deze relatief netjes was en dat de slaapkamer was ingericht met een bed dat in gebruik leek. Zijn verklaring dat hij in die periode niet in zijn huis maar bij medeverdachte [medeverdachte] zou hebben verbleven, acht de rechtbank daarenboven onaannemelijk nu in de woning van [medeverdachte] , afgezien van een eenpersoonsmatras op de grond, geen geschikte slaapplek aanwezig was. [8]
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank geen omstandigheden om af te wijken van voornoemd uitgangspunt dat verdachte als bewoner wist wat er in de woning lag en hij hierover kon beschikken. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de wapens op 13 mei 2024 voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen overweegt de rechtbank dat op de Glock weliswaar DNA is aangetroffen dat matcht met één van de medeverdachten, maar het dossier geen bewijs bevat voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen beiden. Verdachte zal daarom van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 t/m 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks17 maart 2024 te [plaats] ,
althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 5,22 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne en
/of
ongeveer 1,68 gram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende amfetamine en
/of
ongeveer 0,56 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en
/ofamfetamine en
/ofMDMA
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks13 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 6,21 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne en/of
ongeveer 1,64 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en
/ofheroïne
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op
of omstreeks13 mei 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk/type Glock, wapennummer [wapennummer] , kaliber 9x19mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 13 mei 2024 te [plaats] ,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een getransformeerd gaspistool, van het merk Ekol, type Alp 2, kaliber 7,65 mm br zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver en/ofpistool voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 en 2, telkens:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feiten 3 en 4, telkens:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren en daarnaast een taakstraf voor de duur van 120 uur.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat, in geval van een bewezenverklaring voor alle feiten, aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd die gelijk is aan de duur van het voorarrest in combinatie met een taakstraf, dan wel een beperkte voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaren. Daarbij is gewezen op de vele positieve ontwikkelingen die verdachte de afgelopen periode heeft doorgemaakt. Hij heeft gebroken met zijn negatieve, sociale netwerk, gebruikt geen middelen meer en zet zich in voor het lopende hulpverleningstraject.
Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis bij vonnis op te heffen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op meerdere momenten schuldig gemaakt aan het bezit van harddrugs. Het gebruik van drugs vormt een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en het leidt vaak tot verslaving. Bovendien vindt een aanzienlijk deel van de criminaliteit direct of indirect zijn oorsprong in het gebruik van harddrugs. Het bezit en de verspreiding van deze middelen dient daarom te worden tegengegaan.
De rechtbank neemt, gelet op de feiten en omstandigheden die uit het dossier naar voren komen, aan dat de verdovende middelen die verdachte voorhanden had mede bestemd waren voor handelsdoeleinden en weegt dit - als omstandigheid waaronder de bewezenverklaarde feiten zijn begaan - mee in de strafmaat.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van twee vuurwapens. Deze wapens lagen in een keukenkastje in zijn woning. Het ongecontroleerde bezit van wapens maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Daarnaast wijst de praktijk uit dat het bezit van vuurwapens vaak leidt tot het gebruik daarvan, hetgeen vervolgens niet zelden leidt tot levensgevaarlijke situaties. Hiertegen dient daarom streng te worden opgetreden.
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte waaruit volgt dat hij eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 24 oktober 2024. Hieruit volgt dat de reclassering een direct verband ziet tussen de harddrugsverslaving van verdachte en het recidiverisico dat als gemiddeld wordt ingeschat. In de periode dat verdachte geen drugs gebruikte, pleegde hij namelijk ook geen delicten. Sinds juni 2024 is sprake van reclasseringstoezicht, dat nog tot mei 2027 loopt. Daarnaast ontvangt verdachte begeleiding vanuit de Wet Langdurige Zorg (WLZ). Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit traject doorkruisen en daarom acht de reclassering dit niet wenselijk. Geadviseerd wordt aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Ter zitting heeft de raadsvrouw een brief overgelegd van de ambulant begeleider van verdachte, waarin staat dat verdachte vrijwillig is overgestapt naar beschermd wonen en hij sindsdien aanzienlijke stappen heeft gezet richting een stabielere toekomst. Het lukt hem om afspraken na te komen en ook op het gebied van middelengebruik zijn de ontwikkelingen positief. Verdachte laat zien verantwoordelijkheid te nemen voor zijn herstel en hij toont motivatie om zijn leven positief te veranderen.
Hoewel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf – gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en het strafrechtelijk verleden van verdachte – in beginsel zeker op zijn plaats is, ziet de rechtbank in voornoemde omstandigheden aanleiding om in plaats daarvan een taakstraf en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hiertoe overweegt de rechtbank in het bijzonder dat het hulpverleningstraject waarbinnen verdachte een positieve lijn heeft ingezet, zal worden doorkruist als hij weer de gevangenis in zou moeten. Dit acht de rechtbank onwenselijk, zowel voor verdachte als voor de samenleving.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 147 dagen voorwaardelijk en een taakstraf voor de duur van 120 uur passend. Aan dit voorwaardelijke strafdeel verbindt de rechtbank een proeftijd van twee jaren.
Deze gevangenisstraf is hoger dan geëist, omdat de rechtbank hiermee, meer dan de officier van justitie, de ernst van de feiten tot uitdrukking wil brengen.

8.De beoordeling van het beslag

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vuurwapens worden onttrokken aan het verkeer en de onder verdachte in beslag genomen telefoon verbeurd wordt verklaard, omdat hiermee dealgesprekken zijn gevoerd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de wapens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de telefoon is verzocht de teruggave aan verdachte te gelasten, nu enkel het bezit van harddrugs ten laste is gelegd en niet de handel daarin.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal beslissen dat de in beslag genomen vuurwapens, te weten de Glock (G3212260) en de Ekol (G3212261), worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Met betrekking tot de onder verdachte in beslag genomen telefoon van het merk Apple (G3212274) overweegt de rechtbank dat op grond van het dossier geen verband gelegd kan worden tussen de bewezenverklaarde feiten en de telefoon. Nu geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet, zal de rechtbank de teruggave van deze telefoon aan verdachte gelasten.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05-167004-23)

Bij de stukken bevindt zich een vordering tot tenuitvoerlegging van de op 28 maart 2024 door de politierechter aan verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, omdat de feiten zijn gepleegd voor aanvang van de proeftijd.
De rechtbank stelt vast dat de proeftijd is ingegaan op 23 mei 2024. De bewezenverklaarde feiten dateren dus van voor aanvang van de proeftijd. Daarom zal de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 147 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van:
  • een wapen, merk Glock, goednummer G3212260;
  • een wapen, merk Ekol, goednummer G3212261;
 gelast de teruggave van de telefoon van het merk Apple, goednummer G3212274, aan verdachte;
 verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 05-167004-23;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. J.M. Graat en mr. H.M. Stratenus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 oktober 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024219168, gesloten op 10 juli 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 20-26.
3.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 31-40; NFiDENT-rapporten, p. 41-48.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 27.
5.Proces-verbaal van bevindingen aantreffen vuurwapens, p. 269-270.
6.Proces-verbaal onderzoek wapen, p. 274-275.
7.Proces-verbaal onderzoek wapen, p. 277-278.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 216.