ECLI:NL:RBGEL:2025:9542

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
05-185181-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de uitvoer van cocaïne en GHB

Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de uitvoer van een grote hoeveelheid cocaïne en GHB. De verdachte, geboren in 1994 en op dat moment gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.W. Nillesen. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 13,7 kilogram cocaïne en 3347,20 gram GHB op 5 juni 2024 in Beuningen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen, ondanks de verdediging die stelde dat er sprake was van vormverzuim en dat de verdachte niet op de hoogte was van de aard van de lading. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de verdachte bewust de kans had aanvaard dat hij betrokken was bij de drugshandel. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de schadelijke gevolgen van de handel in harddrugs voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.185181.24
Datum uitspraak : 11 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
raadsman: mr. M.A.W. Nillesen, advocaat in 's-Hertogenbosch.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 5 juni 2024 te Beuningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengt, een (grote) hoeveelheid cocaïne, te weten ongeveer 13,7 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 5 juni 2024 te Beuningen opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een (grote) hoeveelheid cocaïne, te weten ongeveer 13,7 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of
- een hoeveelheid GHB, te weten ongeveer 3347,20 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat sprake is van een vormverzuim omdat het proces-verbaal waarin staat beschreven hoe de aanhouding is verlopen niet volledig is. Het is onduidelijk hoe vaak de cautie is gegeven. Dit kan niet meer hersteld worden, dus dient dit voor het bewijs te worden uitgesloten. Het kan ook tot strafvermindering leiden. De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, omdat verdachte niet wist dat het naar het buitenland zou worden vervoerd. Hem is enkel verteld dat hij de tas moest afgeven.
Beoordeling door de rechtbank
Vormverzuim
Verbalisanten hebben in een proces-verbaal van bevindingen beschreven hoe de aanhouding van verdachte is verlopen. Twee van deze verbalisanten, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zijn op verzoek van de verdediging gehoord bij de rechter-commissaris. De rechtbank overweegt dat uit het proces-verbaal van bevindingen voldoende blijkt hoe de aanhouding is verlopen. Ook de verhoren bij de rechter-commissaris geven geen aanleiding om tot een andere conclusie te komen. Dat wellicht vaker de cautie is gegeven dan in het proces-verbaal is opgenomen, maakt dit niet anders. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van een vormverzuim en zal het proces-verbaal van bevindingen niet uitsluiten van het bewijs.
Feit 1 en feit 2
Op 5 juni 2024 stonden verbalisanten op het parkeerterrein van [naam fastfoodketen] in Beuningen. Deze locatie betreft een zogenoemde Criminele Ontmoetingsplaats (COP). Ze zagen een Renault Captur met kenteken [kenteken verdachte ] het parkeerterrein oprijden. Er stapte een man uit, dit bleek later [verdachte] te zijn. Verbalisanten hebben het kenteken bevraagd en ze zagen dat [verdachte] antecedenten had voor onder andere rijden onder invloed van drugs en er waren diverse meldingen van Meld Misdaad Anoniem over onder andere drugshandel. Nadat [verdachte] bij [naam fastfoodketen] had gegeten, zijn de verbalisanten achter [verdachte] aangereden. Ze zagen dat [verdachte] de Bronswerf op reed. Op de Bronswerf stond een vrachtwagencombinatie geparkeerd. [verdachte] ging direct voor de vrachtwagencombinatie staan. Een man, naar later bleek [naam] , stond voor de vrachtwagen te wachten. De vrachtwagen was voorzien van een Sloveens kenteken [kenteken naam] . De eraan gekoppelde trailer was voorzien van het Sloveense kenteken [kenteken trailer] . Verbalisanten zagen dat [verdachte] uit zijn auto stapte en contact maakte met [naam] . Ze zagen dat [verdachte] de kofferbak van zijn auto opende. [naam] en [verdachte] stonden beiden achter zijn auto. Vervolgens zagen ze [naam] naar de vrachtwagen lopen en [verdachte] naar zijn eigen auto. [verdachte] ging weer rijden. Verbalisanten kregen het vermoeden dat er zojuist mogelijk een criminele overdracht had plaatsgevonden en gingen over tot controle. Verbalisanten controleerden de vrachtwagen en deelden de cautie mee. Ze spraken met de chauffeur in het Engels. De chauffeur vertelde dat hij een tas had gekregen en niet wist wat er in zat. Verbalisant vroeg hem om de tas te pakken. Verbalisant zag dat hij een bigshopper van de Action pakte die in de cabine van zijn vrachtwagen stond. Verbalisant zag dat in de bigshopper een doos stond. Daaronder lagen een aantal ingetapete blokken. Verbalisant herkende deze blokken ambtshalve als blokken met verdovende middelen. Daarop zijn [verdachte] en [naam] aangehouden. De Renault Captur is doorzocht en daarin troffen verbalisanten onder andere diverse flesjes met vermoedelijk GHB, ongeveer 4 liter, aan. [2]
De inbeslaggenomen ingetapete blokken zijn onderzocht. Het ging om 12.897,75 gram cocaïne. [3] De inhoud van de inbeslaggenomen flesjes zijn ook onderzocht. Dit bleek 3347,20 gram GHB te zijn. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat er hasj in de tas zat. Een bekende van de familie vroeg of hij een tasje weg wilde brengen. Hij kreeg daar € 500,- voor. Verdachte heeft de tas opgehaald en direct weggebracht. Verdachte kreeg een adres en daar zou een man met een zwart T-shirt en een zwarte baard staan. De man moest een wachtwoord geven. Daarna heeft verdachte de tas aan de man gegeven. Hij is daarna weggereden. De aangetroffen GHB was van hem. [5]
[naam] heeft verklaard dat hij een adres had gekregen van ‘ [naam] ’. Een man zou aan hem een pakket geven. Hij dacht dat er medicijnen in de tas zaten. [naam] zou de lading naar Zagreb in Kroatië rijden. [naam] wist niet waar het pakket naartoe moest. Waarschijnlijk zou hij het pakket op een tankstation in Kroatië aan ‘ [naam] ’ afgeven. [6]
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het medeplegen van de verlengde uitvoer van de cocaïne wettig en overtuigend bewezen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte een tas met daarin ruim 12,8 kilogram cocaïne heeft afgegeven aan [naam] . [naam] stond op dat moment voor een vrachtwagen met een Sloveens kenteken en werd er in het Engels gecommuniceerd. Gelet op deze omstandigheden, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er cocaïne in de tas zat, alsmede dat deze cocaïne naar het buitenland zou worden vervoerd. Dat verdachte niet wist dat [naam] bij de vrachtwagen met het Sloveense kenteken hoorde, acht de rechtbank mede gelet op de taal waarin ze communiceerden niet aannemelijk.
Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ongeveer 12,8 kilogram cocaïne en 3347,20 gram GHB heeft vervoerd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks5 juni 2024 te Beuningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland
heeft gebracht, een (grote) hoeveelheid cocaïne, te weten ongeveer
12,8 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op
of omstreeks5 juni 2024 te Beuningen opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd
en/of opzettelijk, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een (grote) hoeveelheid cocaïne, te weten ongeveer
12,8 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en
/of
- een hoeveelheid GHB, te weten ongeveer 3347,20 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van
feit 1:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet.
en
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar waarvan één jaar voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, een proeftijd van drie jaar en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om het onvoorwaardelijke deel te verlagen en een langer voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Verdachte heeft openheid van zaken gegeven. De oriëntatiepunten doen geen recht aan de persoon van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte en met het feit dat twee telefoons verbeurd verklaard zullen worden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de (verlengde) uitvoer en het vervoeren van bijna 13 kilogram cocaïne en het vervoeren van ruim 3 kilogram GHB. Het gebruik van cocaïne en GHB is sterk verslavend en zeer schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers. Bovendien is de handel in harddrugs de oorzaak van vele vormen van (georganiseerde) criminaliteit. Door de uitvoer van harddrugs naar het buitenland worden de internationale handel in verdovende middelen en alle nadelige effecten daarvan in stand gehouden. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk. Hij heeft alleen vanuit financiële motieven gehandeld en zich niet bekommerd om de nadelige gevolgen voor de samenleving.
Uit de justitiële documentatie van 12 december 2024 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
In het reclasseringsadvies van 25 juli 2024 staat beschreven dat in 2023 een verstandelijke beperking en persoonlijkheidsproblematiek cluster B bij verdachte is vastgesteld. In een vrijwillig kader ontving verdachte ambulante behandeling bij Pluryn. Er lijkt sprake te zijn van een gebrek aan zelfredzaamheid wat betreft maatschappelijke participatie. Zijn sterke impulsiviteit en grensoverschrijdend gedrag hebben mogelijk een rol gespeeld in het plegen van de huidige verdenking. Volgens de reclassering is dit mogelijk te herleiden naar de vastgestelde lichte verstandelijke beperking van verdachte. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling bij Pluryn, dagbesteding en openheid geven over de leefgebieden.
De rechtbank heeft acht geslagen op de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het uitgangspunt voor de uitvoer van 10 tot 20 kilo harddrugs is een gevangenisstraf van 48 tot 60 maanden. Het uitgangspunt voor het vervoeren van 3 tot 4 kilogram harddrugs is een gevangenisstraf van 16 maanden.
Alles afwegende acht de rechtbank een straf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank legt op een gevangenisstraf van 4 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van het beslag

Onder verdachte zijn twee telefoons in beslag genomen (goednummers [nummer] en [nummer] ).
Standpunten officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de telefoons verbeurd moeten worden verklaard, omdat de telefoons gebruikt zijn bij het verhandelen van verdovende middelen en het contact om de tas op de parkeerplaats te krijgen.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij het adres van de parkeerplaats in zijn telefoon heeft gezet en vervolgens naar de desbetreffende plek gereden. Nu verdachte de codes van de telefoon niet wil afgeven, gaat de rechtbank er vanuit dat het feit met behulp van beide telefoons is begaan. De rechtbank zal beide telefoons dan ook verbeurd verklaren.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Stieltjesstraat 1, 6511 AB Nijmegen. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte zich laat behandelen door Pluryn of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van een dagbesteding, met een vaste structuur, passend bij de mogelijkheden van verdachte. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- verdachte openheid geeft over de leefgebieden, zoals zijn financiën, sociaal netwerk en middelengebruik, wanneer en zo vaak als de reclassering dit nodig acht;
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verbeurd de twee telefoons (goednummers [nummer] en [nummer] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker (voorzitter), mr. A.A.M. Bögemann en mr. E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2025.

Mr. Rademaker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 18 juli 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 15 t/m 17.
3.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 114 t/m 122, Rapport NFiDent, p. 123, Rapport NFiDent, p. 124 en Rapport NFiDent, p. 125.
4.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 126 t/m 132, Rapport NFiDent, p. 133, Rapport NFiDent, p. 134 en Rapport NFiDent, p. 135.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2025.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] , p. 183 t/m 185.