In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 12 november 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en de gemeente Arnhem. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A.W. van Dalen, vorderde schadevergoeding van de gemeente Arnhem na de ontruiming van zijn huurwoning. De ontruiming vond plaats op 25 maart 2024, na een vonnis van 27 september 2023 waarin de eiser was veroordeeld tot ontruiming. Tijdens de ontruiming zijn de bezittingen van de eiser door de deurwaarder op straat gezet en vervolgens door de gemeente Arnhem opgehaald en opgeslagen door 2Switch. De eiser stelde dat de gemeente onrechtmatig had gehandeld door zijn bezittingen niet correct te behandelen en vorderde een schadevergoeding van € 16.700,00.
De kantonrechter overwoog dat de gemeente Arnhem een zorgplicht heeft met betrekking tot de inboedel die door de deurwaarder op straat is gezet, zoals vastgelegd in artikel 566 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kantonrechter concludeerde echter dat de eiser niet voldoende rechtsfeiten had gesteld om aan te tonen dat de gemeente onrechtmatig had gehandeld. De kantonrechter wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten van € 947,00. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van gemeenten bij ontruimingen en de noodzaak voor eisers om hun claims goed te onderbouwen.