ECLI:NL:RBGEL:2025:9737

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
C/05/435515 / HA ZA 24-232
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake deskundigenonderzoek in civiele zaak over pachtersvergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 5 november 2025 een tussenuitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van een pachtersvergoeding. De zaak betreft een eisende partij, aangeduid als [eiser in conventie], die een vergoeding vordert van de gedaagden in conventie, aangeduid als [gedaagden in conventie]. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 7 mei 2025 overwogen dat een deskundige benoemd moet worden om de hoogte van de pachtersvergoeding vast te stellen, conform artikel 7:350 BW. De rechtbank heeft de heer ing. C.J.M. Vernooij benoemd als deskundige, na een beoordeling van de voorstellen van beide partijen. De deskundige moet vaststellen met welk bedrag de waarde van het gepachte tussen 1 januari 2003 en 1 oktober 2023 is verhoogd door aangebrachte veranderingen en toevoegingen die als verbetering kunnen worden aangemerkt. Tevens moet de deskundige de naar billijkheid te bepalen vergoeding vaststellen die de verpachter aan [eiser in conventie] dient te betalen bij het einde van de pachtovereenkomst. De rechtbank heeft het voorschot op de kosten van de deskundige vastgesteld op € 10.220,00, inclusief btw, en bepaald dat [gedaagden in conventie] dit voorschot moet betalen. De rechtbank heeft verder aangegeven dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en dat de deskundige binnen vier maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport moet indienen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/435515 / HA ZA 24-232
Vonnis van 5 november 2025
in de zaak van
[eiser in conventie],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie] ,
advocaat: mr. F.J. Fernhout,
tegen

1.[gedaagde in conventie sub 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde in conventie sub 2], in hoedanigheid van vennoot van gedaagde partij 1.,
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde in conventie sub 3], in hoedanigheid van vennoot van gedaagde partij 1.,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden in conventie] (in vrouwelijk enkelvoud) en afzonderlijk: [gedaagde in conventie sub 1] respectievelijk de vennoten,
advocaat: mr. A. van Weverwijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 mei 2025
- de akte na tussenvonnis van [eiser in conventie]
- de akte uitlaten van [gedaagden in conventie]
- de brief van 25 september 2025, waarbij de deskundige een kostenbegroting heeft ingediend
- de e-mail van29 september 2025, waarbij de griffier partijen heeft verzocht te reageren op de kostenbegroting van de deskundige
- de e-mail van 6 oktober 2025, waarbij namens [eiser in conventie] bezwaar is gemaakt tegen deze kostenbegroting
- de e-mail van 6 oktober 2025, waarbij namens [gedaagden in conventie] is bericht dat geen bezwaar bestaat tegen deze kostenbegroting
- de e-mail van 15 oktober 2025 van de deskundige in reactie op de namens [eiser in conventie] gemaakte bezwaren.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in reconventie
2.1.
In het tussenvonnis van 7 mei 2025 is in reconventie overwogen dat de rechtbank voornemens is een deskundige te benoemen om te kunnen vaststellen wat een naar billijkheid te bepalen vergoeding in de zin van artikel 7:350 BW zou zijn geweest bij het einde van de pachtovereenkomst tussen [eiser in conventie] en verpachter ‘de erven Mik’. [1] Kort gezegd moet [eiser in conventie] deze vergoeding op grond van de met [gedaagden in conventie] gesloten overeenkomst aan [gedaagden in conventie] doorbetalen, in ruil voor de door [gedaagden in conventie] gedane investeringen in het door [eiser in conventie] gepachte. [2] Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich over het aangekondigde deskundigenonderzoek uit te laten, hetgeen zij bij voormelde aktes hebben gedaan. In dit vonnis zal het deskundigenonderzoek worden bevolen.
Wenselijkheid van een deskundigenbericht
2.2.
[eiser in conventie] meent dat benoeming van een deskundige zinloos is. Volgens [eiser in conventie] had hij geen recht op een vergoeding op grond van artikel 7:350 BW gelet op het bepaalde in lid 3 van dat artikel. [eiser in conventie] stelt dat hij daar in zijn dagvaarding al op zou hebben gewezen. [3] Dit laatste is niet het geval. Enkel in zijn conclusie van antwoord in reconventie heeft [eiser in conventie] in zijn algemeenheid betoogd dat hij geen recht op een ‘pachtersvergoeding’ geldend kon maken want ‘
aan de voorwaarden van artikel 6:350 BW(de rechtbank leest hier: 7:350 BW)
is nooit voldaan’. [4] Voor zover [eiser in conventie] daarmee heeft bedoeld te stellen dat hij (door [gedaagden in conventie] aangebrachte) verbeteringen aan het gepachte niet tijdig aan de verpachter heeft meegedeeld, zoals [eiser in conventie] nu in zijn laatste akte nader stelt, gaat de rechtbank hieraan voorbij. In voormeld tussenvonnis is overwogen dat tussen partijen vaststaat dat [eiser in conventie] van de verpachter een vergoeding in geld heeft ontvangen van € 61.012,50. Ook is overwogen dat niet valt in te zien waarom dit een vergoeding “uit coulance” was en dat voor zover het om een lager bedrag gaat dan waar [eiser in conventie] tegenover de verpachter aanspraak kon maken, dit in verhouding tot [gedaagden in conventie] voor eigen rekening en risico van [eiser in conventie] komt. [5] Ditzelfde geldt naar het oordeel van de rechtbank voor het niet ‘tijdig’ aan de verpachter mededeling doen van de voorgenomen verbeteringen (artikel 7:350 lid 3 BW). Gelet op de overeenkomst tussen [eiser in conventie] en [gedaagden in conventie] rustte op [eiser in conventie] de verplichting om mededeling van de verbeteringen aan de verpachter te doen. Dat hij dit niet heeft gedaan, ontslaat hem niet uit de op hem rustende verplichting om de vergoeding waarop hij aanspraak had kunnen maken, door te betalen aan [gedaagden in conventie] . Gelet hierop is het dus anders dan [eiser in conventie] betoogt, niet zinloos een deskundige te benoemen voor vaststelling van een naar billijkheid te bepalen vergoeding in de zin van artikel 7:350 BW.
De te benoemen deskundige
2.3.
Hoewel partijen het erover eens zijn dat benoeming van één deskundige volstaat, hebben partijen over de persoon van de te benoemen deskundige geen overeenstemming bereikt. [eiser in conventie] wenst een deskundige op het gebied van de fruitteelt in het algemeen en zo nodig van die in de Betuwe en stelt voor om [naam 1] te benoemen. [eiser in conventie] verwijst hierbij naar het rapport van [naam 1] van 16 september 2002, dat is overgelegd als productie 9 bij zijn conclusie van antwoord in reconventie. Anders wenst [eiser in conventie] dat een deskundige van buiten de Betuwe wordt benoemd om te voorkomen dat er mogelijk directe of indirecte banden bestaan met [gedaagden in conventie] , die in de Betuwe is gevestigd. [gedaagden in conventie] heeft in haar akte de heer C.J.M. Vernooij van Breeschoten & Vernooij B.V. te Werkendam als deskundige voorgesteld. Volgens [gedaagden in conventie] is Vernooij al langere tijd als agrarisch deskundige ingeschreven in het landelijk register van gerechtelijk deskundigen (LRGD) en is hij ook deskundig op het gebied van fruitteelt.
2.4.
Partijen maken in hun aktes over en weer bezwaren tegen de door de andere partij voorgestelde deskundige. Zo meent [gedaagden in conventie] dat [naam 1] niet geschikt is om als deskundige op te treden omdat hij destijds in opdracht van [eiser in conventie] een taxatie heeft uitgevoerd en als partijdeskundige moet worden aangemerkt. Ook staat [naam 1] niet geregistreerd in voormeld landelijk register, aldus [gedaagden in conventie] . [eiser in conventie] heeft op zijn beurt bezwaar tegen benoeming van Vernooij omdat zijn deskundigheid niet kan worden vastgesteld en omdat hij werkzaam is in de Betuwe zodat zijn objectiviteit en neutraliteit in het gedrang kunnen komen. Volgens [eiser in conventie] komt Vernooij uit een familie van fruithandelaars zodat het onvoorstelbaar is dat er geen lijntjes richting [gedaagden in conventie] of haar advocaat lopen.
2.5.
De rechtbank volgt [gedaagden in conventie] in haar standpunt dat de door [eiser in conventie] voorgestelde deskundige [naam 1] door een eerdere opdracht van [eiser in conventie] , niet geschikt is om als door de rechtbank te benoemen deskundige in deze zaak op te treden. Dit is anders voor de door [gedaagden in conventie] voorgestelde deskundige Vernooij. Vernooij heeft geen bemoeienis gehad met onderhavige zaak en is desgevraagd in staat en bereid gevonden als deskundige op te treden. Daarbij overweegt de rechtbank dat Vernooij in voormelde brief van 25 september 2025 heeft verklaard dat zijn kantoor en de aldaar werkzame taxateurs vrij staan van de locatie en/of partijen en/of de betrokken advocaten. Er is geen eerdere betrokkenheid geweest. En, hoewel het kantoor ook in de Betuwe werkt, ligt daar niet de nadruk; het kantoor is werkzaam in Midden Nederland en het merendeel van het werk is in de provincie Utrecht, waaronder het fruitteeltgebied in de Kromme Rijnstreek, aldus Vernooij. Ook verklaart Vernooij dat hij persoonlijk geen directe familieband heeft met bedrijven of personen, die werkzaam zijn in de fruitteelt en fruithandel. Ondanks dat zijn achternaam wellicht anders doet vermoeden, verklaart Vernooij dat hij uit een familie van veehouders komt. De rechtbank heeft gelet op de verklaring van Vernooij geen reden te veronderstellen dat er dusdanige contacten of banden zijn (geweest) tussen Vernooij en [gedaagden in conventie] , dat Vernooij niet als onafhankelijk deskundige kan optreden. De door [eiser in conventie] in zijn e-mail van 6 oktober 2025 herhaalde standpunten, zijn onvoldoende zwaarwegend om Vernooij niet als deskundige te benoemen. De rechtbank zal daarom de heer ing. C.J.M. Vernooij REV RT (werkzaam bij Breeschoten & Vernooij BV), als deskundige benoemen.
De aan de deskundige te stellen vragen
2.6.
Beide partijen kunnen instemmen met de in voormeld tussenvonnis door de rechtbank voorgestelde vragen. Voor zover [eiser in conventie] heeft aangevoerd dat de eerste vraag ook de bedoeling moet hebben aan te sluiten bij de eerste zin van artikel 7:350 lid 2 BW, overweegt de rechtbank dat dit het geval is gelet op de woorden ‘is verhoogd’. De rechtbank ziet wel aanleiding om bij de formulering van de eerste vraag nauwkeuriger aan te sluiten bij de tekst van artikel 7:350 BW. Daarom worden de volgende vragen aan de deskundige voorgelegd:
Kunt u vaststellen met welk bedrag de waarde van het gepachte tussen 1 januari 2003 en 1 oktober 2023 is verhoogd door aangebrachte veranderingen en toevoegingen die een verbetering zijn?
Welke naar billijkheid te bepalen vergoeding in de zin van artikel 7:350 BW diende de verpachter bij het einde van de pacht op 1 oktober 2023 aan [eiser in conventie] te betalen voor de door [eiser in conventie] en/of [gedaagden in conventie] aan het gepachte aangebrachte veranderingen en toevoegingen die een verbetering zijn?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
2.7.
Beide partijen stellen voor om hier nog vragen aan toe te voegen. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om de door partijen voorgestelde aanvullende vragen op te nemen omdat deze vallen buiten de kwestie die de rechtbank aan de deskundige wenst voor te leggen. Zo wil [eiser in conventie] aan de deskundige vragen om vast te stellen (en eventueel te schatten) welke investeringen concreet door [gedaagden in conventie] zijn gedaan en in welke mate [gedaagden in conventie] daarvan al de vruchten heeft kunnen plukken. In het tussenvonnis is overwogen dat het gelet op de overeenkomst tussen [eiser in conventie] en [gedaagden in conventie] niet relevant is wie de verbeteringen aan het gepachte heeft aangebracht. [6] Bovendien kan een deskundige niet worden gevraagd om (tussen partijen in geschil zijnde) feiten vast te stellen. Daarbij komt dat in vraag 2 in de verwijzing naar artikel 7:350 BW al besloten ligt dat de deskundige ook acht dient te slaan op het bepaalde in lid 2 van dat artikel. Het is aan de deskundige in hoeverre hij het bepaalde in artikel 7:350 lid 2 bij de naar billijkheid te bepalen vergoeding van toepassing acht.
Ook de door [gedaagden in conventie] voorgestelde aanvullende vragen om de erfdienstbaarheid/het kettingbeding over de 215 meter lange coniferenhaag en het verlenen van medewerking aan omzetting van de bestemming op bedragen te waarderen, worden niet aan de deskundige voorgelegd. [gedaagden in conventie] vordert primair het bedrag waarop [eiser in conventie] redelijkerwijs aanspraak had moeten maken bij de verpachter. [7] In het tussenvonnis is overwogen dat de rechtbank in de omstandigheden aanleiding ziet om vast stellen wat een naar billijkheid te bepalen vergoeding in de zin van artikel 7:350 BW zou zijn geweest. [8] Daarmee is niet (langer) van belang welke vergoeding [eiser in conventie] feitelijk van de verpachter heeft ontvangen en is waardering van de door [eiser in conventie] in natura ontvangen vergoedingen niet (langer) relevant. [gedaagden in conventie] heeft ook niet onderbouwd waarom (antwoorden op) de door haar voorgestelde vragen van belang zouden zijn.
Het voorschot
2.8.
De deskundige heeft het voorschot begroot op een bedrag van € 10.220,00 (inclusief btw). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. [eiser in conventie] heeft bezwaar gemaakt tegen de begroting van het voorschot. Hij meent dat het door de deskundige vermelde uurtarief van € 230,00 inclusief btw te hoog is en acht € 100,00 een redelijk uurtarief. Ook maakt hij bezwaar tegen de door de deskundige geschatte tijdsbesteding van in totaal 44 uren en stelt hij dat de kosten voor een deskundigenrapport niet meer zouden mogen bedragen dan in totaal € 3.000,00. De deskundige heeft op 15 oktober 2025 een nadere toelichting gegeven. Zo wijst de deskundige erop dat het door hem gehanteerde uurtarief gangbaar is en ook in meerdere benoemingen is gehanteerd en geaccepteerd. Het wijkt ook niet af van zijn uurtarief indien hij in commissieverband als deskundige wordt benoemd en ook niet van het tarief van andere deskundigen, aldus de deskundige. Ook de geschatte tijdsbesteding acht de deskundige realistisch omdat de praktijk leert dat deze zaken veel tijd kosten, enerzijds door de beoordeling van de door partijen aangeleverde stukken en toepassing van hoor & wederhoor en anderzijds omdat deze reacties moeten worden verwerkt in een correcte rapportage. Verder licht de deskundige toe dat met de term ‘hoorzitting’ in de begroting is bedoeld het moment van de inspectie van de boomgaard waarop partijen de deskundige ook kunnen informeren.
2.9.
De rechtbank stelt voorop dat het gaat om een begroting en een voorschot. De enkele stelling van [eiser in conventie] dat de deskundige ‘hoge aantallen uren’ begroot, is onvoldoende om aan te nemen dat de gegeven begroting niet redelijk is. Zeker nu uit de nadere toelichting van de deskundige volgt dat de proceshouding van partijen van invloed is op het aantal uren. Ook het door de deskundige gehanteerde uurtarief in onderhavige zaak acht de rechtbank redelijk. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de bezwaren van [eiser in conventie] tegen de hoogte van het voorschot. De rechtbank zal het voorschot daarom vaststellen op het door de deskundige geschatte bedrag van € 10.220,00 (inclusief btw).
2.10.
Zoals in voormeld tussenvonnis is overwogen ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt in de wet dat het voorschot op de kosten van de deskundige door de eisende partij moet worden betaald. Daarop heeft de rechtbank overwogen dat het voorschot daarom door [eiser in conventie] moet worden betaald. Dit is echter een kennelijk verschrijving omdat het deskundigenonderzoek in
reconventie wordt bevolen en [gedaagden in conventie] in reconventie eisende partij is. Daarom moet niet [eiser in conventie] maar [gedaagden in conventie] het voorschot op de kosten van de deskundige betalen. Dat [gedaagden in conventie] meent dat [eiser in conventie] het voorschot zou moeten betalen omdat hij niet heeft meegedeeld dat hij een vergoeding van de verpachter heeft ontvangen, maakt dit niet anders. In het eindvonnis zal de rechtbank beslissen wie van partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige moet betalen.
2.11.
Verder wijst de rechtbank erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.12.
Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
2.13.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
2.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
in conventie
2.15.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
3.2.
beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van de volgende vragen:
Kunt u vaststellen met welk bedrag de waarde van het gepachte tussen 1 januari 2003 en 1 oktober 2023 is verhoogd door aangebrachte veranderingen en toevoegingen die een verbetering zijn?
Welke naar billijkheid te bepalen vergoeding in de zin van artikel 7:350 BW diende de verpachter bij het einde van de pacht op 1 oktober 2023 aan [eiser in conventie] te betalen voor de door [eiser in conventie] en/of [gedaagden in conventie] aan het gepachte aangebrachte veranderingen en toevoegingen die een verbetering zijn?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
3.3.
benoemt tot deskundige:
ing. C.J.M. Vernooij (Breeschoten & Vernooij BV)),
Brink 2, 3985 SB Werkhoven,
telefoon: [telefoonnummer] ,
e-mailadres: [emailadres] ,
3.4.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
het voorschot
3.5.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op € 10.220,00 (inclusief btw),
3.6.
bepaalt dat [gedaagden in conventie] het voorschot moet overmaken
binnen twee wekenna de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.7.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.8.
bepaalt dat [gedaagden in conventie] het procesdossier in afschrift aan de deskundige moet toesturen,
3.9.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.10.
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundige het onderzoek pas begint na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
- de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid moet bieden dit onderzoek bij te wonen; als slechts één partij (althans niet alle partijen) bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
- als partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.11.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
3.12.
draagt de deskundige op om uiterlijk 4 maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
3.13.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.14.
bepaalt dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.15.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
woensdag 1 april 2026,
3.16.
draagt de griffier op om de zaak op een eerdere rol (dan de parkeerrol) te plaatsen:
- als het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen van beide partijen op een termijn van twee weken of
- na ontvangst ter griffie van het rapport: voor conclusie na deskundigenbericht aan beide zijden op een termijn van vier weken,
3.17.
verklaart de beslissing over het voorschot onder 3.5. en 3.6. uitvoerbaar bij voorraad,
3.18.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2025.
871

Voetnoten

1.Tussenvonnis, rov. 4.33
2.Tussenvonnis, rov. 4.27. - 4.28. en 4.31.
3.Akte na tussenvonnis, 4.
4.Conclusie van antwoord in reconventie, 8.5
5.Tussenvonnis, rov. 4.31.
6.Tussenvonnis, rov. 4.35.
7.Tussenvonnis, rov. 4.21.
8.Tussenvonnis, rov. 4.33.