10.De beslissing
spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 dagen;
bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
175 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
legt op een
taakstrafvan
240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen ‘nabestaanden [slachtoffer]’, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] van de volgende bedragen aan materiële schade/smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1. Nabestaanden [slachtoffer] € 686,59mei 2024;
2. [benadeelde 1] € 20.000,-mei 2024;
3. [benadeelde 2] € 15.000,-mei 2024;
veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
verklaart de benadeelde partij ‘nabestaanden [slachtoffer]’, [benadeelde 3], [benadeelde 4] en [benadeelde 5] (voor het overige) niet-ontvankelijk in de vorderingen tot materiële schade/smartengeld;
legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade/smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. Nabestaanden [slachtoffer] € 686,59 13 dagen;
2. [benadeelde 1] € 20.000,- 135 dagen;
3.
[benadeelde 2] € 15.000,- 110 dagen;
bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Leemreize (voorzitter), mr. I. de Bruin en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J. Schoen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 november 2025.
Mr. Leemreize en mr. Schoen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.