ECLI:NL:RBGEL:2025:9773

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
108147-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige inbeslagname van voertuigonderdelen en opzetheling

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 november 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van gestolen voertuigonderdelen. De rechtbank oordeelde dat een deel van de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een bedrijfspand en inventaris, onrechtmatig was in beslag genomen, wat leidde tot een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Ondanks deze schending heeft de verdachte geen in rechte te respecteren nadeel ondervonden, waardoor het verweer tot bewijsuitsluiting werd verworpen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de voertuigonderdelen van diefstal afkomstig waren, wat leidde tot een veroordeling voor opzetheling. De verdachte kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, wat invloed had op de uiteindelijke strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.108147-21
Datum uitspraak : 13 november 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. A.H.J. Raaijmakers, advocaat in Oisterwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 15 april 2021 te Tiel, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft verdachte een hoeveelheid goederen, te weten een of meer voertuigonderde(e)l(en), te weten:
(zaaksdossier 1)
- bekabeling en/of een bestuurdersairbag en/of een dashboard en/of een bumper en/of een gordijnairbag en/of een stuurhuis, afkomstig uit een (gestolen) voertuig (merk Mercedes-Benz, type CLA met kenteken [kenteken] ), en/of
(zaaksdossier 2)
- een in stukken gezaagde carrosserie en/of een motorblok met versnellingsbak en/of een dashboard en/of een bumper en/of één of meer airbag(s), afkomstig uit een (gestolen) voertuig (merk Mercedes-Benz, type C-klasse met kenteken [kenteken] ), en/of
(zaaksdossier 3)
- een stuurwiel en/of een motorkap en/of een achterbank en/of één of meer airbags en/of een stuurhuis en/of een portier, afkomstig uit een (gestolen) voertuig (merk Mercedes-Benz, type A200 AMG met kenteken [kenteken] ), en/of
(zaaksdossier 4)
- een motorblok en/of een dashboard en/of een stuurwiel en/of een motorkap en/of één of meer portieren en/of één of meerdere airbags en/of een stuurhuis, afkomstig uit een (gestolen) voertuig (merk Mercedes-Benz, type A200 met kenteken [kenteken] ), en/of
(zaaksdossier 5)
- een dashboard en/of een motorkap, afkomstig uit een (gestolen) voertuig (merk Mercedes-Benz, type C180 met kenteken [kenteken] ), en/of
(zaaksdossier 6)
- een airbag, afkomstig uit een (gestolen) voertuig (merk Mercedes-Benz, type C180 met kenteken [kenteken] ), en/of
(zaaksdossier 7)
- een stuurhuis en/of een dashboard en/of één of meer airbag(s) en/of een motorkap en/of één of meer portieren, afkomstig uit een (gestolen) voertuig (merk Mercedes-Benz, type C180 met kenteken [kenteken] ), en/of
(zaaksdossier 8)
- een motorkap en/of een linker voorportier en/of een stuurwiel en/of een voorbumper en/of een rembekrachtiger en/of één of meer airbag(s), afkomstig uit een (gestolen) voertuig (merk Mercedes-Benz, type A180 met kenteken [kenteken] ), en/of
(zaaksdossier 9)
- een motorkap en/of een rembekrachtiger, afkomstig uit een (gestolen) voertuig (Mercedes-Benz, type C180 met kenteken [kenteken] ), en/of
(zaaksdossier 10)
- interieuronderdelen en/of entertainmentsysteem-delen en/of een linker voorportier en/of een airbagsysteem, afkomstig uit een (gestolen) voertuig (Volkswagen, type Polo met kenteken [kenteken] ), en/of
(zaaksdossier 11)
- een motorblok en/of één of meer airbag(s), afkomstig uit een (gestolen) voertuig (merk Mercedes-Benz, type CLA180 met kenteken [kenteken] ), en/of
(zaaksdossier 12)
- een motorkap en/of een plaatdeel onder de motorkap en/of interieuronderdelen en/of een linker voorportier en/of een linker gordijnairbag, afkomstig uit een (gestolen) voertuig (merk Mercedes-Benz, type S350D met kenteken [kenteken] ), en/of
(zaaksdossier 13)
- een rembekrachtiger, afkomstig uit een (gestolen) voertuig (merk Mercedes-Benz, type CLA200 met kenteken [kenteken] ), en/of
(zaaksdossier 14)
- een stuurhuis, afkomstig uit een (gestolen) voertuig (merk Mercedes-Benz, type E-klasse 350 met kenteken [kenteken] ), en/of
(zaaksdossier 15)
- een rembekrachtiger, afkomstig uit een (gestolen) voertuig (merk Mercedes-Benz, type A200 met kenteken [kenteken] ), verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen (telkens) wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat bovenomschreven goederen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
2
hij op of omstreeks 15 april 2021 te Tiel in een pand aan de [adres 2] een geheel of gedeeltelijk aangelegd radiozendapparaat, te weten een jammer, aanwezig heeft gehad, terwijl aan hem geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet.

2.Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting

Het verweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat sprake is geweest van een onrechtmatige doorzoeking. Op grond van het dossier kan niet worden nagegaan op basis waarvan de politie in april 2021 het door verdachte gehuurde pand is binnengevallen. De inval lijkt op een bewuste doorzoeking. Het dossier bevat echter onvoldoende informatie om het binnentreden van de politie te rechtvaardigen. Het op 22 oktober 2025 door de officier van justitie opgemaakte aanvullend proces-verbaal van bevindingen strookt niet met de inhoud van het dossier. Verbalisanten zijn het pand niet binnengetreden met twee scenario’s waarmee rekening moest worden gehouden (de aanwezigheid van een drugslab en/of de aanwezigheid van een of meer gestolen voertuigen en onderdelen van gestolen voertuigen). Er is slechts binnengetreden ter aanhouding. Dat sprake was van een indicatie van voertuigcriminaliteit blijkt niet uit het dossier. Omdat er vervolgens niemand in het pand werd aangetroffen, had het bij die constatering moeten blijven. Uit het aanvullend proces-verbaal blijkt nu dat er zoekend is rondgekeken en dat men heeft geconstateerd dat een aanwezig motorblok van diefstal afkomstig was. Dit kan niet worden geconstateerd met enkel zoekend rondkijken. Vervolgens werd alles bevroren en in beslaggenomen, waarna men ook een jammer vond in een magnetron. Onduidelijk is waarom die magnetron in beslag is genomen. Die had niets met gestolen voertuigonderdelen te maken. Er zijn derhalve ook na het aanvullend proces-verbaal nog veel vraagtekens te plaatsen bij de inval en de redenen daarvoor. Dit betreft een onherstelbaar vormverzuim, zodat het bewijs dat is verkregen als gevolg van de onrechtmatige doorzoeking moet worden uitgesloten van het bewijs. Indien er geen sprake zou zijn van een doorzoeking, maar van een inbeslagname ter waarheidsvinding, dan is gelet op de onduidelijke aanleiding sprake van een onrechtmatige beslaglegging. In beide gevallen leidt dit tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs resteert voor een bewezenverklaring, zodat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van een onherstelbaar vormverzuim geen sprake is. Als het gaat om voertuigcriminaliteit is het gebruikelijk dat er zoekend wordt rondgekeken en dat alles in beslag wordt genomen indien bij dat rondkijken wordt geconstateerd dat er een gestolen auto staat of gestolen onderdelen liggen. Er is sprake van een trapsgewijs beslag. Na de eerste constatering is nader onderzoek gedaan en toen bleek dat er meer gestolen voertuigen in en rond het pand stonden, is een bewaarder aangewezen en is alles verplaatst voor nader onderzoek. Door beslag te leggen op het hele pand en alles wat zich daarin bevond, was het mogelijk om dat nader onderzoek te doen. Het beslag is opgeheven zodra dat mogelijk was. Het aanvullend proces-verbaal spreekt verder voor zich over de wijze waarop het onderzoek is verlopen. De bevoegdheid om binnen te treden was er en toen men binnen was, mocht men zoekend rondkijken. In dat kader mocht de politie ook gebruikmaken van informatiesystemen. Het overbrengen van de inventaris van een pand gaat soms gepaard met het aantreffen van andere voorwerpen die ook relevant blijken te zijn, zoals in dit geval de jammer in de magnetron. Indien mocht worden geoordeeld dat wel sprake is van een vormverzuim kan worden volstaan met de constatering daarvan, nu het verzuim is hersteld door het aanvullend proces-verbaal.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het dossier en het aanvullend proces-verbaal (Afschermproces-verbaal, p. 21, het aanvullend proces-verbaal van bevindingen Onderzoek Turing d.d. 22 oktober 2025, p. 1 t/m 3, PV bevindingen, p. 22, PV bevindingen, p. 23 en 24, en het Verslag van binnentreden woning, p. 43) kan het volgende worden afgeleid.
Het politieonderzoek is gestart naar aanleiding van de op 1 april 2021 ontvangen informatie van het Team Criminele Inlichtingen Eenheid Oost-Nederland, dat in het pand aan de [adres 2] in Tiel mogelijk een actief drugslab voor de productie van synthetische drugs aanwezig was (geweest).
Op 9 april 2021 omstreeks 16:00 uur reed verbalisant [verbalisant 1] over de [adres 3] in Tiel, toen hij bij een bedrijfspand een auto-ambulance zag staan met daarop een witte Mercedes zonder kentekenplaten. Bij het voertuig stonden in ieder geval twee mannen waarvan verbalisant er een herkende als de hem bekende [naam 1] . Toen verbalisant hem zag in combinatie met een auto op de ambulance bedacht hij zich dat de politie een e-mail had ontvangen vanuit Limburg over diefstallen van Mercedessen A klasse, waarvan er onlangs een in Tiel voor het laatst was gesignaleerd via het volgsysteem. Via de geopende roldeur van het pand zag verbalisant nog een paar Mercedes personenauto's staan. Hij maakte met zijn opvallende dienstauto nog een rondje en reed via de [adres 2] terug. Hij zag dat [naam 1] de witte Mercedes in een parkeervak langs de doorgaande weg zette en terug wilde lopen. Verbalisant stopte om een praatje met hem te maken. [naam 1] wees naar de [adres 2] en vertelde dat hij daar zijn bedrijf had samen met ene [naam 2] . Hij kocht auto's in Duitsland op, keek ze na en verkocht ze via [naam 3] , die zijn bedrijf schuin aan de overkant had. Via de collega's Limburg had de politie een e-mail ontvangen met daarop een kaart van een gedeelte van Tiel. In deze kaart was een cirkel getekend. Binnen deze cirkel was de gestolen Mercedes voor het laatst ergens gesignaleerd. Het bedrijf van [naam 1] en [naam 2] lag in de oosthoek van deze kaart.
Vervolgens is met toestemming van de officier van justitie op 14 april 2021 een camera geplaatst op het pand [adres 2] in Tiel. De camera heeft er tot 15 april 2021 gestaan.
Op de beelden is te zien dat er veel beweging bij het pand is. Zo is onder meer te zien dat op 14 april 2021 om 13:54 uur een witkleurige Mercedes zonder kentekenplaten naar het pand rijdt, de oprit op richting de roldeur en vervolgens weer weg richting de [straatnaam] .
Op 15 april 2021 om 06:00 is een lid van het Aanhoudings- en Ondersteuningsteam Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten vergezeld van acht opsporingsambtenaren met mondelinge machtiging van de officier van justitie ter aanhouding van mogelijk aanwezige verdachten het bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] in Tiel binnengetreden. Er werden geen drugslaboratorium en verdachten aangetroffen. Daarop is de locatie overgedragen aan medewerkers van de politie uit de regio en zij hebben zoekend rondgekeken. Door de politie is richting de officier van justitie aangegeven dat er tenminste één motorblok was aangetroffen dat fabrieksmatig bij een voertuig zou hebben gehoord dat van diefstal afkomstig was. Ook werd er medegedeeld dat de aanwezige bedrijfsvoorraad bestond uit diverse voertuigen, schade-voertuigen en auto-onderdelen, waaronder ook voertuigen van het merk Mercedes. De herkomst van deze (schade-)voertuigen en auto-onderdelen was niet duidelijk. Daarop heeft de officier van justitie het bedrijfspand en de aldaar aanwezige (bedrijfs-)voorraad aan voertuigen, schade-voertuigen en voertuigonderdelen, alsmede het aanwezige gereedschap in en rond het pand ter waarheidsvinding in beslag laten nemen. Conservatoir beslag op grond van artikel 94a Wetboek van Strafvordering (Sv) is niet aan de orde.
Naar het oordeel van de rechtbank bestond op grond van de melding van het Team Criminele Inlichtingen Eenheid Oost-Nederland, de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] in combinatie met de ontvangen informatie uit Limburg én de camerabeelden een concrete verdenking van een of meer strafbare feiten. De politie was dan ook bevoegd om met een machtiging van de officier van justitie het pand binnen te treden. Toen vervolgens bleek dat niemand in het pand aanwezig was, heeft men zoekend rondgekeken. Ook die bevoegdheid had de politie. In dat kader is het naar het oordeel van de rechtbank toegestaan om bepaalde registers of informatiesystemen te raadplegen. Nadat verbalisanten tenminste één motorblok aantroffen dat fabrieksmatig bij een voertuig zou hebben gehoord dat van diefstal afkomstig was, in combinatie met het aantreffen van de bedrijfsvoorraad die bestond uit diverse voertuigen, schade-voertuigen en voertuigonderdelen, waaronder ook voertuigen van het merk Mercedes, is men overgegaan tot inbeslagname. Dit beslag is gebaseerd op artikel 94 Sv en zag op het “bedrijfspand, inclusief gehele inventaris”, zo volgt uit de Kennisgeving van Inbeslagneming.
Op grond van artikel 94 Sv zijn vatbaar voor inbeslagneming alle voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel, als bedoeld in artikel 36e Sr aan te tonen. Nu in deze zaak zonder enig onderscheid het hele pand – inclusief de gehele inventaris – in beslag is genomen, zijn naar het oordeel van de rechtbank ook voorwerpen in beslag genomen die niet onder artikel 94 Sv vallen. Gesteld noch gebleken is dat het beslag mede plaatsvond om wederrechtelijk voordeel aan te tonen. Evenmin is gebleken - of onderbouwd waarom er van werd uitgegaan - dat inbeslagname van het gehele pand en de gehele inventaris diende om de waarheid aan de dag te brengen of dat al die zaken een nauw verband hebben met de voorwerpen die daartoe wel kunnen dienen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een deel van de voorwerpen – zoals het bedrijfspand en een groot deel van de inventaris dat niet tot de bedrijfsvoorraad behoorde – onrechtmatig in beslag is genomen en dat daarmee een belangrijk strafvorderlijk voorschrift is geschonden. Dit leidt tot een onherstelbaar vormverzuim bij het voorbereidend onderzoek, zoals bedoeld in artikel 359a lid 1 Sv. Dat op grond van artikel 552a Sv een klaagschrift tegen de inbeslagneming kan worden ingediend, doet daaraan, in het geval de inbeslagneming nooit een wettelijke grondslag heeft gehad, niet af.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of aan dit vastgestelde vormverzuim een rechtsgevolg moet worden verbonden of dat een constatering van het vormverzuim afdoende is. Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad met de volgende drie factoren rekening worden gehouden:
1. het belang dat het geschonden voorschrift dient;
2. de ernst van het verzuim; en
3. het nadeel dat daardoor is veroorzaakt.
Het belang van het geschonden voorschrift is erin gelegen dat enkel die voorwerpen in beslag worden genomen waarvoor een wettelijke grondslag bestaat (ex 94 en 94a sv), zodat het belang van de betrokkenen bij behoud van de beschikkingsmacht over het voorwerp niet zonder strafvorderlijk belang wordt geschonden, naast -in sommige gevallen- bijvoorbeeld belangen als de persoonlijke levenssfeer of bijvoorbeeld journalistieke bronbescherming. De schending van dit belang is in het algemeen een ernstig vormverzuim. Naar het oordeel van de rechtbank is het nadeel dat door het vormverzuim in dit concrete geval is ontstaan echter beperkt. Het nadeel ziet op het feit dat voorwerpen in beslag zijn genomen die daar niet vatbaar voor waren, waardoor sprake is van een inbreuk op het eigendomsrecht van verdachte. Deze voorwerpen zijn op een later moment teruggegeven aan verdachte. Het ging zodoende om een tijdelijke inbreuk van het eigendomsrecht. De raadsvrouw heeft niet onderbouwd dat dit tot een concreet / werkelijk nadeel voor verdachte heeft geleid. De rechtbank neemt voorts in overweging dat de officier van justitie onweersproken heeft gesteld dat ook was voldaan aan de wettelijke vereisten voor een officiersdoorzoeking, maar dat daarvoor om praktische redenen niet is gekozen. Ten slotte is niet gebleken dat het openbaar ministerie heeft getracht enige strafrechtelijke waarborg te omzeilen.
Gelet hierop heeft verdachte door de onrechtmatige beslagleging geen in rechte te respecteren nadeel ondervonden. De rechtbank zal daarom volstaan met de enkele constatering dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting wordt verworpen.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In en om het door verdachte gehuurde pand aan de [adres 2] in Tiel, waarin hij een autoschadeherstelbedrijf uitbaatte, zijn de volgende goederen aangetroffen:
- een bestuurdersairbag, een dashboard, een bumper, een gordijnairbag en een stuurhuis afkomstig uit een gestolen Mercedes-Benz, type CLA, met kenteken [kenteken] (zaaksdossier 1), [2]
- een in stukken gezaagde carrosserie, een motorblok met versnellingsbak, een dashboard, een bumper en meerdere airbags, afkomstig uit een gestolen Mercedes-Benz, type C-klasse, met kenteken [kenteken] (zaaksdossier 2), [3]
- een stuurwiel, een motorkap, een achterbank, meerdere airbags, een stuurhuis en een portier, afkomstig uit een gestolen Mercedes-Benz, type A200 AMG, met kenteken [kenteken] (zaaksdossier 3), [4]
- een motorblok, een dashboard, een stuurwiel, een motorkap, meerdere airbags en een stuurhuis, afkomstig uit een gestolen Mercedes-Benz, type A200, met kenteken [kenteken] (zaaksdossier 4), [5]
- een dashboard en een motorkap, afkomstig uit een gestolen Mercedes-Benz, type C180, met kenteken [kenteken] (zaaksdossier 5), [6]
- een airbag, afkomstig uit een gestolen Mercedes-Benz, type C180, met kenteken [kenteken] (zaaksdossier 6), [7]
- een stuurhuis, een dashboard, meerdere airbags, een motorkap en meerdere portieren, afkomstig uit een gestolen Mercedes-Benz, type C180, met kenteken [kenteken] (zaaksdossier 7), [8] - een motorkap, een linker voorportier, een stuurwiel, een voorbumper, een rembekrachtiger en meerdere airbags, afkomstig uit een gestolen Mercedes-Benz, type A180, met kenteken [kenteken] (zaaksdossier 8), [9] - een motorkap en een rembekrachtiger, afkomstig uit een gestolen Mercedes-Benz, type C180, met kenteken [kenteken] (zaaksdossier 9), [10] - interieuronderdelen, entertainmentsysteem-delen, een linker voorportier en een airbagsysteem,
afkomstig uit een gestolen Volkswagen, type Polo, met kenteken [kenteken] (zaaksdossier 10), [11]
- een motorblok en meerdere airbags, afkomstig uit een gestolen Mercedes-Benz, type CLA180, met kenteken [kenteken] (zaaksdossier 11), [12] - een motorkap, een plaatdeel onder de motorkap, interieuronderdelen, een linker voorportier en een linker gordijnairbag, afkomstig uit een gestolen Mercedes-Benz, type S350D, met kenteken [kenteken] (zaaksdossier 12), [13] - een rembekrachtiger, afkomstig uit een gestolen Mercedes-Benz, type CLA200, met kenteken [kenteken] (zaaksdossier 13), [14] - een stuurhuis, afkomstig uit een gestolen Mercedes-Benz, type E-klasse 350, met kenteken [kenteken] (zaaksdossier 14), [15] - een rembekrachtiger, afkomstig uit een gestolen Mercedes-Benz, type A200, met kenteken [kenteken] (zaaksdossier 15). [16]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Bij feit 1 gaat het dan om medeplegen van een gewoonte maken van het plegen van opzetheling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Uit het dossier valt niet af te leiden hoe de politie tot identificatie van de verschillende voertuigonderdelen is gekomen. Ook kan niet worden gecontroleerd of de aangetroffen onderdelen zijn gestolen. Verdachte had slechts zeer kort een autobedrijf, namelijk 3,5 maand, terwijl sommige aangiftes zeer oud zijn. Niet kan worden vastgesteld of de onderdelen al in de auto zaten toen de auto de werkplaats van verdachte binnenreed. Voorts is het in de autobranche heel normaal om zaken te doen met personen afkomstig uit Polen. De onderdelen zijn vaak goedkoper in Polen. Bovendien valt ten aanzien van een groot aantal onderdelen niet vast te stellen wanneer zij zijn gekocht, door wie en wanneer zij in de auto zijn geplaatst. Verdachte heeft geen seconde eraan getwijfeld dat hij legale goederen kocht. Hij heeft niet beseft dat hij iets kocht dat gestolen was. Daarmee kan feit 1 niet wettig en overtuigend worden bewezen en dient verdachte daarvan te worden vrijgesproken. Dit geldt ook voor feit 2. Verdachte heeft de jammer nooit gezien. Er kwamen meerdere mensen in het bedrijf van verdachte. Een van hen kan die jammer in de magnetron hebben gelegd. In ieder geval blijkt uit niets dat verdachte dat heeft gedaan of dat hij ervan af wist.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Uit de hiervoor genoemde feiten leidt de rechtbank af dat van alle ten laste gelegde kentekens en de daaraan te koppelen voertuigen (zaaksdossiers 1 tot en met 15) een of meer onderdelen zijn aangetroffen in of om het door verdachte gehuurde pand, dan wel in voertuigen die zich in of om dat pand bevonden. Voorts leidt de rechtbank uit de feiten af dat ten aanzien van alle in de tenlastelegging opgenomen voertuigen aangifte is gedaan van diefstal. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat die aangetroffen onderdelen van misdrijf afkomstig zijn.
Voor een bewezenverklaring van opzetheling dient te worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte huurde het pand waarin hij een autoschadeherstelbedrijf uitbaatte sinds 1 januari 2021. Op 15 april 2021 zijn opsporingsambtenaren dit pand binnengetreden en trof men na onderzoek een grote hoeveelheid voertuigonderdelen aan, zowel gemonteerd in andere voertuigen als los op het terrein, die van gestolen voertuigen afkomstig bleken te zijn. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte tweedehands voertuigonderdelen inkocht bij personen afkomstig uit Polen die hij via internet (Marktplaats) had gevonden [17] en/of die met een busje langs kwamen [18] . Hij heeft echter geen enkel onderzoek gedaan naar de herkomst van deze voertuigonderdelen, noch gecontroleerd of deze gestolen zijn [19] . Evenmin heeft hij een (enigszins volledige) administratie bijgehouden van de voertuigonderdelen die hij inkocht [20] . Verdachte heeft de door hem genoemde inkoopbonnen bij de politie afgeleverd. Dit waren niet meer dan twee bonnen met een aankoopbedrag van samen € 2.250,00 [21] . Voorts heeft verdachte geen identificerend stuk van de verkopers gevraagd of ontvangen, anders dan een identiteitsbewijs dat niet van deze verkopers was, maar van een persoon die al in 2019 was overleden [22] . Dit terwijl van iemand die een autoschadeherstelbedrijf uitbaat juist een grote mate van zorgvuldigheid en een zekere expertise mag worden verwacht bij de inkoop van voertuigonderdelen, te meer nu in de (tweedehands)autobranche een niet te verwaarlozen risico bestaat op aanbod van gestolen voertuigonderdelen. Ten slotte komt het de rechtbank onaannemelijk voor dat bij een relatief jong en klein garagebedrijf per ongeluk zo veel onderdelen afkomstig van gestolen voertuigen aanwezig zijn. De rechtbank begrijpt dat het in incidentele gevallen moeilijk kan zijn om gestolen voertuigonderdelen te onderscheiden van legale, maar in deze zaak is sprake van een grote hoeveelheid van diefstal afkomstige onderdelen.
Op grond van het bovenstaande – in onderling verband en samenhang bezien – is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte ten tijde van het verwerven en voorhanden krijgen van de ten laste gelegde voertuigonderdelen tenminste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze onderdelen van diefstal afkomstig waren. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de heling van die onderdelen. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan opzetheling.
De rechtbank is verder van oordeel dat verdachte gedurende een korte periode, van januari tot en met medio april 2021, op grote schaal van diefstal afkomstige voertuigonderdelen heeft verworven en voorhanden gehad. Uit deze omvang leidt de rechtbank bovendien een bepaalde mate van professionaliteit af. Hierin ligt besloten dat er sprake is van gewoonteheling.
Onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte handelende in nauwe bewuste samenwerking met anderen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op of omstreeks 15 april 2021 in het door hem gehuurde pand een jammer aanwezig heeft gehad, terwijl aan hem geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte wist of moet hebben geweten van de aanwezigheid van die jammer in de magnetron, mede nu niet onaannemelijk is dat er meerdere mensen in het pand kwamen. Verdachte zal van dit feit dan ook worden vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 1 januari 2021 tot en met 15 april 2021 te Tiel,
en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, (telkens
)een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft verdachte een hoeveelheid goederen, te weten
een of meervoertuigonderde
(e)l
(en
), te weten:
(zaaksdossier 1)
-
bekabeling en/ofeen bestuurdersairbag en
/ofeen dashboard en
/ofeen bumper en
/ofeen gordijnairbag en
/ofeen stuurhuis, afkomstig uit een
(gestolen
)voertuig (merk Mercedes-Benz, type CLA met kenteken [kenteken] ), en
/of
(zaaksdossier 2)
- een in stukken gezaagde carrosserie en
/ofeen motorblok met versnellingsbak en
/ofeen dashboard en
/ofeen bumper en
/of één of meerairbag
(s
), afkomstig uit een
(gestolen
)voertuig (merk Mercedes-Benz, type C-klasse met kenteken [kenteken] ), en
/of
(zaaksdossier 3)
- een stuurwiel en
/ofeen motorkap en
/ofeen achterbank en
/of één of meerairbags en
/ofeen stuurhuis en
/ofeen portier, afkomstig uit een
(gestolen
)voertuig (merk Mercedes-Benz, type A200 AMG met kenteken [kenteken] ), en
/of
(zaaksdossier 4)
- een motorblok en
/ofeen dashboard en
/ofeen stuurwiel en
/ofeen motorkap
en/of één of meer portierenen
/of één of meerdereairbags en
/ofeen stuurhuis, afkomstig uit een
(gestolen
)voertuig (merk Mercedes-Benz, type A200 met kenteken [kenteken] ), en
/of
(zaaksdossier 5)
- een dashboard en
/ofeen motorkap, afkomstig uit een
(gestolen
)voertuig (merk Mercedes-Benz, type C180 met kenteken [kenteken] ), en
/of
(zaaksdossier 6)
- een airbag, afkomstig uit een
(gestolen
)voertuig (merk Mercedes-Benz, type C180 met kenteken [kenteken] ), en
/of
(zaaksdossier 7)
- een stuurhuis en
/ofeen dashboard en
/of één of meerairbag
(s
)en
/ofeen motorkap en
/of één of meerportieren, afkomstig uit een
(gestolen
)voertuig (merk Mercedes-Benz, type C180 met kenteken [kenteken] ), en
/of
(zaaksdossier 8)
- een motorkap en
/ofeen linker voorportier en
/ofeen stuurwiel en
/ofeen voorbumper en
/ofeen rembekrachtiger en
/of één of meerairbag
(s
), afkomstig uit een
(gestolen
)voertuig (merk Mercedes-Benz, type A180 met kenteken [kenteken] ), en
/of
(zaaksdossier 9)
- een motorkap en
/ofeen rembekrachtiger, afkomstig uit een
(gestolen
)voertuig (Mercedes-Benz, type C180 met kenteken [kenteken] ), en
/of
(zaaksdossier 10)
- interieuronderdelen en
/ofentertainmentsysteem-delen en
/ofeen linker voorportier en
/ofeen airbagsysteem, afkomstig uit een
(gestolen
)voertuig (Volkswagen, type Polo met kenteken [kenteken] ), en
/of
(zaaksdossier 11)
- een motorblok en
/of één of meerairbag
(s
), afkomstig uit een
(gestolen
)voertuig (merk Mercedes-Benz, type CLA180 met kenteken [kenteken] ), en
/of
(zaaksdossier 12)
- een motorkap en
/ofeen plaatdeel onder de motorkap en
/ofinterieuronderdelen en
/ofeen linker voorportier en
/ofeen linker gordijnairbag, afkomstig uit een
(gestolen
)voertuig (merk Mercedes-Benz, type S350D met kenteken [kenteken] ), en
/of
(zaaksdossier 13)
- een rembekrachtiger, afkomstig uit een
(gestolen
)voertuig (merk Mercedes-Benz, type CLA200 met kenteken [kenteken] ), en
/of
(zaaksdossier 14)
- een stuurhuis, afkomstig uit een
(gestolen
)voertuig (merk Mercedes-Benz, type E-klasse 350 met kenteken [kenteken] ), en
/of
(zaaksdossier 15)
- een rembekrachtiger, afkomstig uit een
(gestolen
)voertuig (merk Mercedes-Benz, type A200 met kenteken [kenteken] ), verworven
,envoorhanden gehad
en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving
ofenhet voorhanden krijgen van voornoemde goederen
(telkens
)wist
of redelijkerwijs had moeten vermoedendat bovenomschreven goederen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Een gewoonte maken van het plegen van opzetheling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om in geval van enige bewezenverklaring te volstaan met een taakstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich in een periode van ruim drie maanden schuldig gemaakt aan de (gewoonte)heling van een grote hoeveelheid gestolen voertuigonderdelen. Binnen zijn autoschadeherstelbedrijf kocht hij deze voertuigonderdelen in en monteerde hij ze vervolgens in andere voertuigen. Opzetheling, zeker van een omvang als de onderhavige, is een ernstig strafbaar feit. Heling bevordert diefstal en zorgt bovendien voor een illegaal circuit van goedkope goederen, waardoor de reguliere, eerlijke (detail)handel wordt verstoord en schade wordt toegebracht. Verdachte heeft puur voor eigen gewin een uiterst kwalijke rol gespeeld in de wereld van de autocriminaliteit, ten nadele van een groot aantal nietsvermoedende bezitters van auto’s. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 2 oktober 2025. Daaruit volgt dat verdachte in 2013 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor schuldheling gepleegd in 2012, maar dit betreft dus geen recente recidive.
De rechtbank constateert verder dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Het uitgangspunt is dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Als aanvang van de redelijke termijn geldt in deze zaak de dag waarop verdachte voor de eerste maal als verdachte door de politie is verhoord, te weten 27 januari 2022. Verdachte kon op basis van deze omstandigheid, in combinatie met de eerdere inbeslagname van zijn pand met inventaris en de brief van 27 januari 2022 (p. 356), waarin werd medegedeeld dat uit onderzoek onder andere volgt dat op een aantal in beslaggenomen voertuigen onderdelen zijn aangetroffen welke afkomstig zijn van een ander, als gestolen geregistreerd staand voertuig, in redelijkheid verwachten dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld, wat verder ook geen punt van discussie is. Als uitgangspunt heeft dan ook te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting op 27 januari 2024 met een eindvonnis afgerond had moeten zijn. Nu de rechtbank pas op 13 november 2025 uitspraak doet in deze zaak en er behoudens een periode waarin onderzoekswensen van de verdediging zijn uitgevoerd geen bijzondere omstandigheden zijn die een overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen, betekent dit dat de redelijke termijn met meer dan twintig maanden is overschreden. De rechtbank zal deze overschrijding van de redelijke termijn in strafverminderende zin meewegen.
De ernst van het feit – het gaat om 15 gestolen auto’s waaruit een of meer onderdelen zijn gedemonteerd – en de schade die dit met zich mee heeft gebracht rechtvaardigen in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Mede gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd past in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank houdt echter ook rekening met de volgende omstandigheden:
- verdachte heeft geen recente recidive;
- het gaat om een oud feit;
- verdachte is sinds zijn aanhouding in januari 2022 niet meer met politie en justitie in aanraking geweest;
- het feit heeft zich in een relatief korte periode afgespeeld;
- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft een grote impact op verdachtes gezin met twee nog thuiswonende, studerende kinderen;
- het feit heeft voor verdachte destijds al grote gevolgen gehad in zijn privésfeer; en
- verdachte heeft alle goederen moeten vergoeden.
Gelet op al deze omstandigheden zou de rechtbank zonder overschrijding van de redelijke termijn een aanzienlijk deel van de hiervoor genoemde gevangenisstraf van 24 maanden voorwaardelijk hebben opgelegd, namelijk 12 maanden. De rechtbank heeft er hierbij ook rekening mee gehouden dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
De rechtbank ziet in de overschrijding van de redelijke termijn aanleiding om deze straf verder te matigen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaar en tot een taakstraf van 240 uur. De proeftijd van 2 jaar dient er toe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.

8.De beoordeling van het beslag

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank:
- de jammer zal onttrekken aan het verkeer;
- zal gelasten dat de iPhone wordt teruggegeven aan de rechthebbende;
- de notebook en de tablet zal verbeurdverklaren.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat de jammer aanwezig is geweest in het pand. Er was met betrekking tot de jammer geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat niet kan worden vastgesteld dat deze jammer in het bezit was van verdachte. Dit betekent dat een (nog onbekend) persoon een strafbaar feit heeft begaan en dat niettegenstaande de vrijspraak van verdachte wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan met betrekking tot de jammer (36b lid 10 en 36c 20 Sv).
De rechtbank zal de jammer onttrekken aan het verkeer, nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave van de telefoon, iPhone A1778, en de notebook, merk Dell Core I5-2520m, aan de rechthebbende gelasten, omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.
Uit het dossier volgt dat de tablet, merk Maxisys Elite (Omschrijving: “G2509661 |
Aangetroffen in loods incl behorende j2534 ecuprogrammer interface/ maxiflash,
Maxisys Elite”), op de beslaglijst kennelijk abusievelijk omschreven als “tabletteermachine”, reeds is teruggegeven aan verdachte (zie ontvangstbewijs in het proces-verbaal, pagina 336 van het digitale dossier). Hierover hoeft de rechtbank dus geen beslissing meer te nemen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 47, 63 en 417 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt op een
taakstraf van tweehonderdveertig (240) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van de jammer;
 gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
- de telefoon, iPhone A1778;
- de notebook, merk Dell Core I5-2520m.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W.R. Koch, voorzitter, mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. R.D. Leen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 november 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het ongedateerde door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte, proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021156878, ingekomen op 5 oktober 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. Omdat het proces-verbaal niet is doorgenummerd wordt bij de vindplaatsvermeldingen steeds verwezen naar het paginanummer van het digitale dossier.
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , p. 391-392, Voorlopig proces-verbaal Voertuig identificatie WDD1179031N447822, p. 145 en 149, Proces-verbaal Onderzoek onderdelen, p. 216.
3.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , p. 396-397, Proces-verbaal Voertuig identificatie WDD2050401R375103, p. 111-114, Proces-verbaal Onderzoek onderdelen, p. 217.
4.Proces-verbaal van aangifte [aangever 3] , p. 401-403, Proces-verbaal Voertuig identificatie WDD1770871J006001, p. 98, Proces-verbaal Onderzoek onderdelen, p. 217.
5.Proces-verbaal van aangifte [aangever 4] , p. 408-409, Proces-verbaal Voertuig identificatie WDD1770871J006001, p. 98, Proces-verbaal Voertuig identificatie WDD1771441J141677, p. 102 en 104-107, Proces-verbaal Onderzoek onderdelen, p. 217.
6.Proces-verbaal van aangifte [aangever 5] , p. 413-414, Proces-verbaal Onderzoek onderdelen, p. 217.
7.Proces-verbaal van aangifte [aangever 6] , p. 418-420, Proces-verbaal Onderzoek onderdelen, p. 217.
8.Proces-verbaal van aangifte [aangever 7] , p. 423-424, Proces-verbaal Onderzoek onderdelen, p. 216.
9.Proces-verbaal van aangifte [aangever 8] , p. 428-430, Voorlopig Proces-verbaal Voertuig identificatie WDD1760081V057902, p. 140, Aanvullend Proces-verbaal Voertuig identificatie, p. 211, Proces-verbaal Onderzoek onderdelen, p. 216.
10.Proces-verbaal van aangifte [aangever 9] , p. 434-435, Proces-verbaal Onderzoek onderdelen, p. 217.
11.Proces-verbaal van aangifte [aangever 10] , p. 439-440, Proces-verbaal Voertuig identificatie [kenteken] , p. 119 en 121-124.
12.Proces-verbaal van aangifte [aangever 11] , p. 444-445, Proces-verbaal Onderzoek loods, p. 73, Proces-verbaal Onderzoek onderdelen, p. 216.
13.Proces-verbaal van aangifte [aangever 12] , p. 450-451, Voorlopig Proces-verbaal Voertuig identificatie WDD2220321A340584, p. 154 en 157, Aanvullend Proces-verbaal Voertuig identificatie, p. 211.
14.Proces-verbaal van aangifte [aangever 13] , p. 456, Proces-verbaal Onderzoek onderdelen, p. 218.
15.Proces-verbaal van aangifte [aangever 14] , p. 465-466, Proces-verbaal Onderzoek onderdelen, p. 217.
16.Proces-verbaal van aangifte [aangever 15] , p. 473-474, Proces-verbaal Onderzoek onderdelen, p. 218.
17.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 september 2025.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 270.
19.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 september 2025, proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 270.
20.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 september 2025.
21.Proces-verbaal van bevinding n p. 180.
22.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 september 2025.