ECLI:NL:RBGEL:2025:9775

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
11912604
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid kantonrechter in kort geding over schadevergoeding en verzekeringskwesties

In deze zaak, die op 6 november 2025 door de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben eisers, bestaande uit drie personen, een kort geding aangespannen tegen Klaverblad Verzekeringen N.V. De eisers vorderen een voorschot op schadevergoeding van € 13.500,00 en een verbod op de terugvordering van een bedrag van € 11.427,42 door Klaverblad. De kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling op 23 oktober 2025 vastgesteld dat de vorderingen van eisers gezamenlijk een waarde van meer dan € 25.000,00 vertegenwoordigen, waardoor de kantonrechter onbevoegd is om van het geschil kennis te nemen. De zaak betreft een schadeclaim die voortvloeit uit schade aan een auto van eiser 1, waarbij de verzekeraar, Klaverblad, heeft geconcludeerd dat eiser 1 opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt. De kantonrechter heeft de zaak daarom verwezen naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, waar de eisers binnen twee weken na de datum van het vonnis bij advocaat moeten verschijnen. De beslissing over de proceskosten is aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11912604 \ VV EXPL 25-175
Vonnis in kort geding van 6 november 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser 3],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eisende partijen,
hierna te noemen: [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en (gezamenlijk mannelijk enkelvoud) [eisers] ,
gemachtigde: [eiser 3] ,
tegen
de naamloze vennootschap
KLAVERBLAD VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Klaverblad,
gemachtigde: mr. M.E. de Rijke.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 oktober 2025 met 16 producties;
- de conclusie van antwoord met 8 producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 23 oktober 2025 plaatsgevonden.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen en hun gemachtigden hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [eiser 3] heeft ook spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Op 26 februari 2025 ontdekte [eiser 1] , in het bijzijn van [eiser 2] , schade aan de linkerzijde van zijn auto (een Audi Q5 met kenteken [kenteken] , hierna: de auto).
[eiser 1] heeft deze schade bij Klaverblad, de motorrijtuigenverzekeraar van de auto, gemeld en haar verzocht een claim bij het Waarborgfonds Motorverkeer in te dienen.
Vervolgens hebben drie experts onderzoek gedaan naar de oorzaak van de schade.
De door Klaverblad ingeschakelde experts, Diemex Expertise en Ongevallen Analyse Nederland, concluderen dat de schade niet is veroorzaakt door een ander motorvoertuig, maar door contact met een vangrail. [eiser 3] , de door [eiser 1] ingeschakelde expert, concludeert dat de schade is veroorzaakt door een passerende aanhanger.
Klaverblad heeft uiteindelijk geconcludeerd dat [eiser 1] opzettelijk onjuiste informatie heeft gegeven om zo een terugval van schadevrije jaren en hogere verzekeringspremie te voorkomen. Op grond van artikel 1.10 van haar polisvoorwaarden AU24 en artikel 7:941 lid 5 BW wil Klaverblad dat [eiser 1] het door haar uitgekeerde schadebedrag terugbetaalt, alsmede vergoeding van (contra)expertise-, onderzoeks- en interne kosten. Daarnaast heeft Klaverblad alle motorrijtuigenverzekeringen van [eiser 1] bij Klaverblad opgezegd en de persoonsgegevens van [eiser 1] en [eiser 2] opgenomen in het Incidentenregister van Klaverblad en het Extern Verwijzingsregister (hierna: EVR).

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. Klaverblad te veroordelen om aan [eisers] te voldoen – bij wijze van voorschot op de door hem geleden en nog te lijden schade, waaronder begrepen de kosten van de contra-expertise – een bedrag van € 13.500,00, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf
10 oktober 2025 tot de dag van volledige betaling;
2. Klaverblad te bevelen om de op 2 oktober 2025 geëffectueerde opzeggingen van de verzekeringspolissen van [eisers] onverwijld op te schorten en de verzekeringsdekking onder die polissen (met name de autoverzekeringen) voort te zetten totdat in de bodemprocedure is beslist, althans voor de duur van zes maanden na de datum van dit vonnis, zodat [eisers] niet onverzekerd is gedurende het verdere geding, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom, dat Klaverblad in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen;
3. Klaverblad te verbieden om – totdat in de bodemprocedure is beslist – uitvoering te (doen) geven aan de terugvordering van € 11.427,42 of enig deel daarvan bij [eisers] , waaronder begrepen het opschorten van eventuele incasso- en invorderingsmaatregelen door SODA of andere derden, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom, dat Klaverblad in gebreke blijft met naleving van dit verbod;
4. Klaverblad te gebieden om binnen drie werkdagen na betekening van dit vonnis de registratie van de persoonsgegevens van [eiser 1] en [eiser 2] in het Extern Verwijzingsregister (EVR/CIS) en enig intern incidentenregister van Klaverblad te verwijderen (dan wel te doen verwijderen) en verwijderd te houden totdat in de bodemprocedure onherroepelijk is beslist over de rechtmatigheid daarvan, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom, voor iedere dag dat Klaverblad hiermee in gebreke blijft, zulks met bevel om de verwijdering binnen genoemde termijn schriftelijk te bevestigen aan [eisers] (onder overlegging van een bewijs van Stichting CIS waaruit de verwijdering blijkt);
5. Klaverblad te veroordelen in de proceskosten, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis en – voor het geval voldoening binnen deze termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
[eisers] legt – kort gezegd – aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij niet met opzet heeft gehandeld, hetgeen door Klaverblad ook niet bewezen is. Verder is het disproportioneel en onzorgvuldig om zijn persoonsgegevens in het Incidentenregister en EVR op te nemen en onrechtmatig om al zijn motorrijtuigenverzekeringen per direct te beëindigen. Daarnaast lijdt [eisers] immateriële schade, doordat zijn eer en goede naam zijn aangetast, alsmede materiële schade, bestaande uit het bedrag van € 11.427,42 dat Klaverblad van hem terugvordert, kosten voor hogere verzekeringspremies, rechtsbijstand en deze procedure.
3.3.
Klaverblad voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot het ontzeggen van zijn vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid kantonrechter
4.1.
Zoals aangekondigd tijdens de mondelinge behandeling, moet de kantonrechter ambtshalve onderzoeken of hij bevoegd is om van dit geschil kennis te nemen. Dat is niet het geval en de kantonrechter motiveert dit als volgt.
4.2.
[eisers] heeft twee op geld waardeerbare vorderingen ingesteld, bestaande uit de vordering om een voorschot op de door hem geleden en nog te lijden schade ter hoogte van € 13.500,00 te verkrijgen, alsmede de vordering tot het opleggen van een verbod aan Klaverblad om uitvoering te geven aan terugvordering door haar (of derden) van het bedrag van € 11.427,42. Deze vorderingen hebben gezamenlijk een beloop van
€ 24.927,42 (€ 13.500,00 + € 11.427,42).
Daarnaast heeft [eisers] vorderingen ingesteld die van onbepaalde waarde zijn.
De kantonrechter is alleen dan bevoegd om daarvan kennis te nemen als zij verband houden met een zogeheten aardvordering (zoals arbeid, huur of pacht) of als er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00 (artikel 93 aanhef en onder b Rv).
De vordering tot voortzetting van de verzekeringsdekking is van onbepaalde waarde en ziet niet op een aardvordering, maar er zijn aanwijzingen dat deze vordering een hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser 1] immers verklaard dat indien hij zijn auto bij De Vereende zou willen verzekeren, zij hiervoor € 2.000,00 aan premie per maand in rekening brengt. Aangezien de persoonsgegevens van [eiser 1] voor vijf jaar zijn opgenomen in het EVR, zou hij gedurende deze periode alleen al voor de Audi Q5 € 120.000,00 aan premie voor zijn motorrijtuigenverzekering aan De Vereende verschuldigd zijn. Verder had [eiser 1] drie voertuigen verzekerd bij Klaverblad, waarbij uit de polissen die door Klaverblad zijn overgelegd blijkt dat de Audi Q5 een eerste cataloguswaarde had van
€ 91.980,--, de Volkswagen Polo van € 25.485,-- en de BMW All-Road van € 14.000,-- (allemaal inclusief btw).
Of voor het bepalen van de waarde die de vordering vertegenwoordigt nu wordt gekeken naar de hoogte van de verzekeringspremie die [eiser 1] gedurende vijf jaar aan
De Vereende verschuldigd is of de cataloguswaarde van de drie voertuigen: linksom of rechtsom komt de kantonrechter tot het oordeel dat de vordering tot voortzetting van de verzekeringsdekking een hogere waarde dan € 25.000,00 vertegenwoordigt.
Nu de hierboven genoemde vorderingen samen een waarde hoger dan € 25.000,00 vertegenwoordigen, is de kantonrechter onbevoegd om van dit geschil kennis te nemen.
De kantonrechter, recht doende als voorzieningenrechter, verklaart zich daarom onbevoegd om van de vorderingen van [eisers] kennis te nemen.
Verwijzing
4.3.
De kantonrechter verwijst de zaak op grond van artikel 71 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, kamer voor andere zaken dan kantonzaken.
Op grond van artikel 79 lid 2 Rv kunnen partijen hier slechts bij advocaat procederen.
Zij krijgen dan ook de gelegenheid om, binnen twee weken na de datum van dit vonnis, bij advocaat en via het systeem voor digitale toegang, te verschijnen bij de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de rechtbank Gelderland, waarna deze zaak wordt voortgezet in de stand zoals deze zich bevindt.
Proceskosten
4.4.
Omtrent de proceskosten wordt beslist, zoals hierna bepaald.

5.De beslissing

De kantonrechter
rechtdoende als voorzieningenrechter
5.1.
verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen van [eisers] kennis te nemen;
5.2.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, kamer voor andere zaken dan kantonzaken;
5.3.
bepaalt dat [eisers] na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is, dat deze verhoging kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat deze verhoging moet zijn voldaan na ontvangst van een nota met betalingsinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR);
5.4.
bepaalt dat Klaverblad na verwijzing griffierecht verschuldigd is, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht moet zijn voldaan na ontvangst van een nota met betalingsinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR);
5.5.
deelt mee dat van een partij die onvermogend is een lager griffierecht wordt geheven, indien hij/zij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
1. een afschrift van het besluit tot toevoeging, zoals bedoeld in artikel 29 van de
Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is als gevolg van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem/haar zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag, zoals bedoeld in artikel 24 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand, of;
2. een verklaring van het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, zoals bedoeld in artikel 7 lid 3 onder e van die wet, waaruit blijkt dat zijn/haar inkomen niet meer bedraagt dan de bedragen, zoals bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35 lid 2 van die wet.
5.6.
houdt iedere verdere beslissing, waaronder die omtrent de tot nu toe verschenen proceskosten, aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2025.
48073 53854