ECLI:NL:RBGEL:2025:9776

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
284778-24, 167458-25 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetverkrachting met toepassing van dwang en geweld, en wederrechtelijk binnentreden in een woning

Op 13 november 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzetverkrachting en wederrechtelijk binnentreden in de woning van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 4 augustus 2024 in de woning van het slachtoffer te [plaats] met geweld en dwang seksuele handelingen heeft verricht, terwijl het slachtoffer geen toestemming gaf. De verdachte heeft het slachtoffer vastgebonden, geslagen en met een doek over haar gezicht geduwd, waardoor zij niet in staat was zich te verzetten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er mannelijk DNA van de verdachte is aangetroffen op de binnenste schaamlippen en diep vaginaal van het slachtoffer, wat de verklaringen van het slachtoffer ondersteunt. De verdachte werd ook beschuldigd van het in bezit hebben van dierenporno, maar werd hiervan vrijgesproken omdat niet kon worden vastgesteld dat hij wetenschap had van het bezit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden en tbs met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het hoge recidivegevaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer voor materiële schade en smartengeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/284778-24 en 05/167458-25 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 13 november 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] (Roemenië), z.v.w.o.v.p.h.t.l.,
op dit moment gedetineerd in het huis van bewaring in de P.I. [verblijfplaats].
Raadsman: mr. G.J. Gerrits, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/284778-24
1.
hij op of omstreeks 4 augustus 2024 te [plaats], gemeente [gemeente] met een persoon, te weten [slachtoffer], een of meer seksuele handelingen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten het brengen van zijn penis in haar vagina, althans tussen haar schaamlippen, terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak, en welke opzetverkrachting werd voorafgegaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door
- haar woning zonder haar toestemming en/of zonder haar weten binnen te dringen/treden en/of zich aldaar op te houden en/of te verbergen en/of
- haar vast te pakken en/of haar op bed te gooien en/of op haar te gaan liggen en/of
- een doek/badjas, althans een stuk textiel, athans een soortgelijk voorwerp (strak) over haar neus en/of mond, althans haar gezicht te plaatsen/trekken en/of (vast) te houden en/of
- haar polsen vast te binden (met een doek/badjas, althans een stuk textiel, althans een soortgelijk voorwerp) en/of
- haar broek en/of onderbroek naar beneden/uit te trekken en/of
- ( toen zij zich verzette en/of om hulp riep) haar meermaals op/in haar hoofd/gezicht te slaan/tikken en/of “ssst” te zeggen, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- ( met kracht) geweldshandelingen uit te oefenen op haar hals/keel en/of haar mond en/of haar hoofd en/of haar lichaam en/of
- ( hierbij) voorbij te gaan aan haar verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand en/of
- ( hierbij) misbruik te maken van haar lichamelijke gesteldheid en/of zijn fysieke overwicht op haar en/of het feit dat zij in haar bewegingsvrijheid werd beperkt, waardoor zij zich niet aan voornoemde seksuele handelingen kon onttrekken en/of
- ( hierdoor) een zodanig bedreigende en/of beangstigende situatie heeft gecreëerd dat zij zich niet aan bovengenoemde seksuele handelingen kon en/of durfde te onttrekken;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks 4 augustus 2024 te [plaats], gemeente [gemeente] in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, gelegen aan de [adres], bij een ander, te weten bij [slachtoffer], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
Parketnummer 05/167458-25
hij op of omstreeks 5 september 2024 te Deventer, althans in Nederland, een visuele weergave van een seksuele handeling, waarbij een mens en een dier waren betrokken of schijnbaar waren betrokken, in bezit heeft gehad, te weten een telefoon (merk Neffos) met daarop een of meerdere afbeeldingen, waarop te zien was dat
- een paard zijn penis in de mond en/of vagina en/of anus van een vrouw brengt en/of
- een hond zijn penis in de vagina van een vrouw brengt
- een kat de vulva van een vrouw likt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten onder de parketnummers 05/284778-24 en 05/167458-25.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van de onder feit 1 van parketnummer 05/284778-24 ten laste gelegde gekwalificeerde opzetverkrachting. Hiertoe is aangevoerd dat dient te worden uitgegaan van de alternatieve lezing van verdachte inhoudende dat geen sprake is geweest van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De relatief kleine hoeveelheid celmateriaal die van verdachte afkomstig
kanzijn, biedt onvoldoende steun aan de inhoud van de aangifte. De raadsman heeft verder aangevoerd dat niet is onderzocht of het celmateriaal ook via secundaire overdracht, bijvoorbeeld via een washandje, terecht kan zijn gekomen op de binnenste schaamlippen en in de vagina van aangeefster. Om dit uit te sluiten, heeft de raadsman het voorwaardelijk verzoek gedaan om een deskundige van het NFI te vragen of dit mogelijk is indien de rechtbank dit scenario niet geloofwaardig zou achten.
Ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 05/284778-24 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van parketnummer 05/167458-25 heeft de raadsman aangevoerd dat de bevindingen aangetroffen op de Neffos telefoon onrechtmatig zijn verkregen omdat gelet op de Landeck-jurisprudentie voor de doorzoeking van de telefoon met een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer een machtiging van de rechter-commissaris was vereist en deze ontbreekt. Daardoor is sprake van een vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De persoonlijke levenssfeer van verdachte zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is op zeer grove én onherstelbare wijze geschonden. De resultaten van het onderzoek aan de telefoon dienen om die reden uitgesloten te worden van het bewijs, hetgeen tot vrijspraak leidt. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat op grond van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het bezit van dierenporno en hij om die reden dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05/284778-24, feit 1
Verdachte wordt verweten dat hij omstreeks 4 augustus 2024 met opzet aangeefster heeft verkracht door zijn penis in haar vagina te brengen, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door dwang, geweld of bedreiging. De rechtbank neemt de volgende bewijsmiddelen in aanmerking.
De bewijsmiddelen
112-melding
Op 5 augustus 2024 omstreeks 01:05.15 uur heeft [slachtoffer] (hierna: aangeefster) gebeld met 112. In het 112-gesprek – woordelijk uitgewerkt waarbij ‘D’ aangeefster is en ‘P’ de medewerker van de meldkamer – is onder meer het volgende gezegd: “
(...)
D:Ik ging naar bed en toenwerd ik inderdaad eh toenwerd ik gewoon overvallen enja,ben ik verkracht.En ja, het wasecht vreselijk. Ik eh... enik word nu wakkeren ja,een vreselijke puinhoopen...ja. (zucht even) Ik denk, ik leef nog maar....(...)P: En heeft u gezien wie het was?D: Nee, want hij was euh....ja ik werd dus....ik had een...ik werd dus gelijk....er kwamzo’n boek (fon) om. een doek over me heenen euh ik zag wel dat het een buitenlander was, maar verder eh...ja, verder niet, euh ja,ik werdgewoon en...en vastgebonden, en ja, ik kon verder ook niks doen.
(…)” [2]
Verklaring aangeefster en bevindingen verbalisanten ter plaatse
Om 01.30 uur op 5 augustus 2024 waren verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter plaatse bij de woning van aangeefster aan de [adres] te [plaats]. Zij hoorden dat aangeefster verklaarde:
“Ik wilde vandaag om 23:30 uur naar bed gaan. Toen ik boven was voor mijn bed werd ik ineens op het bed geduwd. Ik zag dat een jongeman, van buitenlandse komaf, mij vast pakte en iets van een doek over mijn gezicht deed. Daarom heb ik ook plekken in mijn gezicht. Ik werd toen verkracht”. Hierop is verbalisant [verbalisant 2] met [slachtoffer] naar haar slaapkamer gegaan. Hij zag dat het bed overhoop was gehaald, dat er zand van een bloempot op het bed en op de grond lag en dat er ontlasting en bloed op het bed lag. Ook zag hij dat er op een kapotte bloempot op het hoofdeind van het bed stond. Hij hoorde dat aangeefster zei:
“Ik ben verkracht, dit wilde ik niet. Ik wilde wel 112 bellen maar ik kon niet naar mijn telefoon toe. Ik wilde ook wel tegen werken maar ik dacht toen dat dit toch niet ging helpen. Ineens werd ik om 00:30 uur wakker, ik was echt verkracht. (...)”Op de vraag wat er met haar linkerpols was gebeurd, verklaarde aangeefster:
“Ik ben vastgebonden met iets van een doek bij mijn polsen. Ik wilde ook wel tegen stribbelen maar toen kreeg ik een klap tegen mijn hoofd”.Verbalisant [verbalisant 2] zag dat er op de linkerpols van aangeefster ongeveer vier rode vlekken zaten wisselend in grootte van ongeveer één bij één centimeter. Verder zag hij dat aangeefster boven haar linker wenkbrauw een bloeduitstorting had ter grootte van een centimeter. Ook zag hij dat aangeefster op haar rechterslaap een snijwond had van ongeveer één centimeter lang. Hij zag dat het bloed nog niet gestold was en dat dit nat was. [3]
Informatief gesprek aangeefster
Om 5.00 uur op 5 augustus 2024 heeft een informatief gesprek met aangeefster plaatsgevonden. Hierin heeft zij onder meer het volgende verklaard:
“(...) Omstreeks 23:30 uur [op 4 augustus 2024] ben ik naar bed gegaan. Ik liep in mijn kleding die ik die dag aan had naar boven. (...) Toen ik bovenkwam zag ik een man in mijn slaapkamer staan. Ik werd door hem vastgepakt en op mijn bed gegooid. Hij trok mijn broek naar beneden en deed een soort Hamamdoek over mijn gezicht zodat ik niets zag. Hij gebruikte die doek ook om mijn polsen bij elkaar te binden. Vervolgens trok hij mijn broek uit en penetreerde mijn vagina met zijn penis. Ik probeerde mij nog te verweren en te verzetten maar besefte me al snel dat [dat] niet ging. Toen ik mij verweerde sloeg hij mij op mijn gezicht en zei "ssst". Doordat ik mij verzette is een plant die ik op het hoofdbord van mijn bed heb staan omgevallen waardoor het bed onder het zand zit. (...) Rond 00:30 uur kom ik weer bij. Ik was blij dat ik er nog was. (…) Toen ik bijkwam ben ik naar beneden gegaan en heb de politie gebeld. Mijn slaapkamer is een ravage. Er ligt ook ontlasting en bloed op mijn bed. Ik denk van mij en dat ik dit heb laten lopen door de spanning. Ik weet niet hoe diegene binnen is gekomen. Ik doe de voordeur altijd op het nachtslot als ik ga slapen, het is een driepuntsluiting. De sleutel leg ik altijd op een traptrede, deze ligt er nu nog. De achterdeur doe ik ook op slot en nog extra met een boven- en onderknip. Dit is nu nog steeds zo. De ramen zijn beneden ook gewoon dicht. Ik droeg die avond een spijkerbroek, die ligt nog op mijn slaapkamer omdat deze uitgetrokken is. (…).” [4]
Aangifte
Aangeefster heeft verder in haar aangifte op 5 augustus 2024 verklaard
: “Ik kwam in de slaapkamer en werd gelijk op het bed geduwd. Ik werd bij mijn schouders aangeraakt, aan de voorkant van mijn lichaam. Ik werd van voor naar achteren geduwd. (...) Er werd gelijk iets over mijn hoofd gedaan. Hij heeft met dezelfde doek ook mijn polsen vastgebonden. Door het worstelen beweegt de handdoek. (...)
V: Heb jij zelf nog iets gezegd?A: Vast wel iets uit paniek, want ik was paniekerig. Zoiets van ’’Nee, nee, nee'' of ''Niet doen'', maar ik weet het niet meer precies. Hij zei alleen maar: "Ssst". (...) De binnenkant van de handen waren gericht op de schouders en mijn polsen zaten ter breedte van mijn schouders. Ik heb mijn polsen veel bewogen (…) een soort worsteling omdat je eruit wilt komen. (...) Als ik iets riep van ''Help! '' dan kreeg ik een tik. (...) Met zijn hand. Hij sloeg op mijn hoofd. (...) vaker dan twee keer. Ik was in paniek en ik heb wel vaker om hulp geroepen. Ik kreeg dan weer een tik of hij zei: ''Ssst''. [5] Hij lag dus al op mij. Ik weet dat hij mijn beige broek heeft uitgedaan. (...) Hij probeerde te penetreren. (...) Hij zat zijn piemel naar binnen te drukken met een hand. (…) Dat heeft hij een paar keer geprobeerd en daarna weet ik het niet meer. (…) Ik ben op enig moment of flauwgevallen of ik kreeg niks meer mee.” [6]
Forensisch onderzoek woning
Door forensisch onderzoekers werd onder de deken/het dekbed een lange broek met daaraan/daaromheen een onderbroek met daarin een maandverband aangetroffen en veiliggesteld ([SIN-nummer 1] broek, [SIN-nummer 2] onderbroek met maandverband). [7]
Letsel aangeefster
In de letselrapportage betreffende aangeefster is door de forensisch arts onder meer het volgende letsel beschreven:
  • op het voorhoofd aan de rechterzijde: een scheurverwonding (barstverwonding);
  • op het voorhoofd aan de linker kant: onderhuidse bloeduitstortingen;
  • op de neus: onderhuidse bloeduitstortingen;
  • op het gelaat, de kin, de wangen, de neus en de hals: gebieden met onderhuidse bloeduitstortingen;
  • op de lippen: oppervlakkige schaafverwondingen;
  • in de hals: petechiën, bloeduitstortingen;
  • op de rechter- en linkerbovenarm: onderhuidse bloeduitstortingen van het type petechiale kneuzingen;
  • op de linkeronderarm: bloeduitstortingen op de onderarm en schaafverwonding op de elleboog;
  • op de rechteronderarm en de rechterhand: oppervlakkige schaafverwonding op de elleboog, op de onderarm en hand onderhuidse bloeduitstortingen van het type vingertop-bloeduitstorting;
  • op de borst rechts: een onderhuidse bloeduitstorting van het type petechiale kneuzing.
  • op de linkerhand en -pols: bloeduitstorting, met centraal hierin een streepvormige scheurverwonding met korstvorming;
  • op de rug: oppervlakkige schaafverwondingen met een patroon;
  • vulva: oppervlakkige schaafverwonding van de slijmvliezen;
  • anogenitale regio: bloeduitstorting.
Over het ontstaansmechanisme van het geconstateerde letsel is onder meer het volgende beschreven:
Bloeduitstortingen,zoals geconstateerd op de linkeronderarm, het aangezicht en op het linkerbovenbeen (anogenitaal), ontstaan door inwerking van uitwendig stomp, samendrukkend, omsnoerend of botsend geweld, of zuigkracht, bijvoorbeeld door stoten, schoppen, slaan met of tegen een hard voorwerp, krachtig vastpakken of zuigen.
De
onderhuidse bloeduitstortingen van het type vingertop-bloeduitstorting, zoals geconstateerd op de hals rechterzijde, onderarm en hand, ontstaan doorgaans ten gevolge van vingertoppen bij vastpakken en/of knijpen. De bloeduitstorting type vingertop in de hals rechts past bij vastpakken of grijpen en past bij een directe inwerking van geweld op de hals.
Petechiale kneuzingen, zoals geconstateerd in het gehele aangezicht, de rechterbovenarm, rechterschouder, linkerschouder, linkerbovenarm, linker elleboogplooi, en de rechterborst, zijn onderhuidse puntbloedingen die veroorzaakt worden door druk die uitgeoefend wordt door materiaal dat bedekt is met textiel. Het letsel in het gehele aangezicht (petechiale kneuzingen) past bij de vermelde toedracht dat slachtoffer overmeesterd is met doek/badjas over het hoofd, en dat deze strak heeft gezeten.
Petechiën(puntbloedingen) worden veroorzaakt door beschadiging van de dunne wand van de haarvaatjes in de huid. De in de hals waargenomen puntbloedinkjes (petechiën) passen bij de vermelde toedracht, zowel smoren als bij wurgen (strangulatie).
Oppervlakkige schaafverwondingen, zoals geconstateerd op de lippen, elleboog, rug en de vulva, ontstaan door een schuivende krachtinwerking op de huid, zoals bij schuren van de huid over een hard oppervlak. In de
schaafverwondingen op de onderlipis een patroon herkenbaar dat past bij de vorm van de tanden. De schaafverwonding kan veroorzaakt zijn door directe druk op de onderlip waarbij de huid extra beschadigd wordt op de plaats waar de tanden uitsteken. Dit letsel past bij directe inwerking van kracht op het gebied rondom de mond, zoals bij smoren het geval is. De
schaafverwondingen aan de achterkant van de vulvarichting de anus (de achterste fourchette) wordt gezien bij een schuivende krachtsinwerking op de huid zoals die bij penetratie plaatsvindt.
De
scheurverwonding op de linkerhand polsbevindt zich in een gebied met onderhuidse bloeduitstorting (aan zowel de pink als de duimzijde van de pols). De scheurverwonding in een gebied van onderhuidse bloeduitstortingen op de polsen zou kunnen passen bij verschillende scenario’s onder andere bij stevig vastpakken maar ook bij het vastbinden van de handen. [8]
DNA-onderzoek
Het lichaam van aangeefster is op diverse locaties bemonsterd. [9] In de bemonsteringen op de binnenste schaamlippen ([monster]#02) en diep vaginaal ([monster]#03) is, naast het DNA van aangeefster, mannelijk DNA aangetroffen. [10]
Van het mannelijk DNA in deze bemonsteringen ([monster]#02 en ([monster]#03)) zijn Y-chromosomale DNA-profielen verkregen van minimaal één man. Het Y-chromosomale DNA-profiel van verdachte ([monster]) komt met deze Y-chromosomale DNA-profielen overeen. Dit betekent dat het mannelijk DNA in deze bemonsteringen van verdachte afkomstig kan zijn, of van iemand die in de mannelijke lijn aan de verdachte verwant is. Er is geen aanwijzing gevonden voor de aanwezigheid van mannelijk DNA van één van de overige bij het vergelijkend Y-chromosomaal DNA-onderzoek betrokken mannen in deze bemonsteringen.
Van de Y-chromosomale DNA-profielen van de bemonsteringen [monster]#02 en [monster]#03 is het bij beide zeer veel waarschijnlijker dat het mannelijke DNA afkomstig is van verdachte of van een in de mannelijke lijn aan verdachte verwante man, dan dat het mannelijke DNA in de bemonsteringen afkomstig is van een willekeurig gekozen man die niet in de mannelijke lijn verwant is aan verdachte. [11]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij op 4 augustus 2024 de woning van aangeefster was binnengedrongen. [12]
Verlaten woning door verdachte
Verdachte heeft de woning van aangeefster kort na middernacht, dus op 5 november 2024, verlaten. [13]
De overwegingen van de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn. De rechtbank stelt vast dat aangeefster op drie momenten een verklaring heeft afgelegd, namelijk terwijl verbalisanten ter plaatse waren naar aanleiding van haar 112-melding kort na het voorval, tijdens het informatief zedengesprek op 5 augustus 2024 – enkele uren na het voorval – en tijdens haar aangifte, ook op 5 augustus 2025. Aangeefster heeft op deze momenten gedetailleerd en consistent verklaard over zowel de seksuele handelingen als over de omstandigheden waaronder die plaatsvonden. De rechtbank ziet geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster te twijfelen.
Steunbewijs
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of er voldoende steunbewijs is voor de verklaringen van aangeefster. Dit is naar het oordeel van de rechtbank het geval. De rechtbank wijst op de bevindingen van de politie na het op 5 augustus 2024 binnentreden in de woning, kort na de 112-melding van aangeefster, waarbij is omschreven op welke wijze zij aangeefster en haar slaapkamer aantroffen. Daarnaast wijst de rechtbank naar de beschrijving van het bij aangeefster waargenomen letsel en de conclusies die aan dat letsel worden verbonden waarbij de ontstaansgeschiedenis van het letsel past bij het door aangeefster beschreven toegepaste geweld en bij de door haar omschreven verkrachting. Het geconstateerde letsel aan de achterkant van de vulva van aangeefster, passend bij penetratie, wordt bovendien ondersteund door het feit dat er op de binnenste schaamlippen en diep vaginaal mannelijk DNA is aangetroffen. Gelet op dit steunbewijs gaat de rechtbank uit van de omstandigheden en handelingen zoals deze door aangeefster zijn beschreven.
Uit het mannelijk DNA dat in de bemonsteringen van de binnenste schaamlippen en diep vaginaal is aangetroffen zijn Y-chromosomale DNA-profielen verkregen, die overeenkomen met het Y-chromosomale DNA-profiel van verdachte.
Nu uit de bevindingen van het NFI volgt dat deze Y-chromosomale DNA-profielen zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer het mannelijke DNA in deze bemonsteringen afkomstig is van verdachte of van een in de mannelijke lijn aan verdachte verwante man, dan wanneer ze afkomstig zijn van een willekeurig gekozen man die niet in de mannelijke lijn verwant is aan verdachte en nu op basis van het dossier geen enkele aanleiding bestaat voor betrokkenheid van een in de mannelijke lijn aan verdachte verwante man, stelt de rechtbank vast dat het DNA in de genoemde bemonsteringen afkomstig is van verdachte. Daarmee staat vast dat bij het slachtoffer op de binnenste schaamlippen en diep vaginaal celmateriaal van verdachte is aangetroffen.
Alternatief scenario
De verklaring van verdachte dat hij in de woning van aangeefster was om daar geld of goud te stelen en dat ze in een onderling gevecht beiden naakt zijn geraakt doordat aangeefster hem aanviel na betrapping, zij toen al zijn kleding had kapot gescheurd en hij haar legging met veel moeite had uitgetrokken, na een worsteling van wel een kwartier, omdat hij haar daarmee wilde vastbinden, is dermate vergezocht en ongeloofwaardig dat die reeds om die reden wordt verworpen. Deze verklaring van verdachte is daarbij in strijd met de verklaringen van aangeefster en de ondersteuning daarvan door het vastgestelde letsel, de daarbij omschreven ontstaansmechanismen, waaronder het geconstateerde letsel aan de achterkant van de vulva van aangeefster, dat past bij penetratie, en het aantreffen van het DNA van verdachte op de binnenste schaamlippen en diep-vaginaal.
Gelet op enerzijds de ongeloofwaardigheid en onaannemelijkheid van het alternatief geschetste scenario van verdachte en anderzijds de genoemde bewijsmiddelen, in samenhang bezien, ziet de rechtbank geen reden om het NFI op te dragen onderzoek te doen naar de verder slechts speculatief geopperde mogelijkheid dat het celmateriaal van verdachte bijvoorbeeld via een washandje op de binnenste schaamlippen en in de vagina van aangeefster kan zijn terechtgekomen, zoals de verdediging voorwaardelijk had verzocht.
Opzetverkrachting
Van opzetverkrachting is sprake als de verdachte met een ander seksuele handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, terwijl hij – al dan niet in voorwaardelijke zin – wist dat bij de ander de wil daartoe ontbrak. Van wetenschap van een ontbrekende wil bij de ander is in het algemeen sprake als de ander met duidelijke verbale of non-verbale signalen te kennen heeft gegeven het seksuele contact niet op prijs te stellen en de verdachte dit seksuele contact toch heeft voortgezet.
Om tot een bewezenverklaring van gekwalificeerde opzetverkrachting te komen moet worden vastgesteld dat de opzetverkrachting werd voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door dwang, geweld of bedreiging.
De rechtbank is van oordeel dat onomstotelijk uit de door aangeefster beschreven omstandigheden en handelingen blijkt dat bij haar de wil tot seksueel contact met verdachte ontbrak én dat het niet anders kan dan dit voor verdachte duidelijk was. Aangeefster probeerde zich te verzetten. Er werd geworsteld. Verdachte probeerde haar tot stilte te manen door “Ssst” te zeggen en hij sloeg toen aangeefster zich verzette. Verder bond hij haar handen vast. Hieruit blijkt ook dat dit seksuele contact met gebruik van verschillende manieren van dwang en geweld heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde opzetverkrachting.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde opzetverkrachting.
Parketnummer 284778-24, feit 2
Verdachte wordt verweten dat hij op of omstreeks 4 augustus 2024 de woning van aangeefster wederrechtelijk is binnengedrongen.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte, p. ZD 49-59;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 oktober 2025.
Parketnummer 05/167458-25
Verdachte wordt kort gezegd verweten dat hij op 5 september 2024 dierenporno in zijn bezit heeft gehad.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had met betrekking tot de op zijn telefoon aangetroffen dierenporno. Het tenlastegelegde feit kan daarom niet wettig en overtuigend worden bewezen, waardoor verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
De verweren ten aanzien van de rechtmatigheid van de verkrijging van het bewijs, strekkende tot bewijsuitsluiting met betrekking tot het feit onder parketnummer 05/167458-25 (Landeck-verweer), kunnen om die reden onbesproken blijven. Verweren die tot een minder vergaande uitkomst zouden kunnen leiden kunnen om die reden ook onbesproken blijven.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1 en 2 onder parketnummer 05/284778-24 heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/284778-24
1.
hij op of omstreeks 4 augustus 2024 te [plaats], gemeente [gemeente] met een persoon, te weten [slachtoffer], een of meer seksuele handelingen, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten het brengen van zijn penis in haar vagina,
althans tussen haar schaamlippen, terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak, en welke opzetverkrachting werd voorafgegaan door, vergezeld van
en/of gevolgddoor dwang en geweld
en/of bedreiging, door
- haar woning zonder haar toestemming en/of zonder haar weten binnen te dringen/treden en/of zich aldaar op te houden en
/ofte verbergen en
/of
- haar vast te pakken en
/ofhaar op bed te gooien en
/ofop haar te gaan liggen en
/of
- een doek/badjas, althans een stuk textiel,
althans een soortgelijk voorwerp (strak)over haar neus en/of mond, althans haar gezicht te plaatsen/trekken en
/of(vast) te houden en
/of
- haar polsen vast te binden (met een doek/badjas, althans een stuk textiel,
althans een soortgelijk voorwerp) en
/of
- haar broek en
/ofonderbroek naar beneden/uit te trekken en
/of
- ( toen zij zich verzette en/of om hulp riep) haar meermaals op/in haar hoofd/gezicht te slaan/tikken en
/of“ssst” te zeggen,
althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekkingen
/of
-
(met kracht)geweldshandelingen uit te oefenen op haar hals/keel en/of haar mond en/of haar hoofd en/of haar lichaam en
/of
- ( hierbij) voorbij te gaan aan haar verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand en
/of
- ( hierbij) misbruik te maken van
haar lichamelijke gesteldheid en/ofzijn fysieke overwicht op haar en/of het feit dat zij in haar bewegingsvrijheid werd beperkt, waardoor zij zich niet aan voornoemde seksuele handelingen kon onttrekken en
/of
- ( hierdoor) een zodanig bedreigende en/of beangstigende situatie heeft gecreëerd dat zij zich niet aan bovengenoemde seksuele handelingen kon en/of durfde te onttrekken;
2.
hij op een of meer tijdstippen
in ofomstreeks 4 augustus 2024 te [plaats], gemeente [gemeente] in de woning, het besloten lokaal
en/of het besloten erf, gelegen aan de [adres], bij een ander, te weten bij [slachtoffer],
althans bij een ander of anderen dan bij verdachte,in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/284778-24, feit 1:
Gekwalificeerde opzetverkrachting;
Parketnummer 05/284778-24, feit 2:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Daarnaast vordert de officier van justitie dat aan verdachte wordt opgelegd de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging en een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht in de vorm van een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor [plaats], zijnde de woonplaats van het slachtoffer. De oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel (ex 38v Sr) wordt gevorderd voor de duur van 5 jaren en met vervangende hechtenis van 2 weken per overtreding met een maximum van 6 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen wegens gebrek aan ernstige bezwaren, alsmede met het oog op het bepaalde in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de officier van justitie een exorbitante straf heeft gevorderd, gelet op de kwalificatie van het letsel door de deskundige en de duur van de gevorderde gevangenisstraf in combinatie met de tbs-maatregel met dwangverpleging. Daartoe is gewezen op de hoogte van de straffen in vergelijkbare zaken.
Wat betreft de oplegging van een tbs-maatregel ziet de raadsman in de opmerking van verdachte dat hij elke straf zal accepteren, ook als dat het ondergaan van een behandeling inhoudt, aanleiding om aan te nemen dat een tbs met voorwaarden niet zonder meer gedoemd is te mislukken, zoals de deskundigen hebben vermeld in hun rapportage. De raadsman heeft om die reden verzocht te laten onderzoeken of het opleggen van een tbs met voorwaarden tot de mogelijkheden behoort, indien de rechtbank de oplegging van een tbs-maatregel overweegt.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetverkrachting, met toepassing van dwang en geweld en daarnaast aan het wederrechtelijk binnentreden in een woning. Opzetverkrachting is een zeer ernstig feit en verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Dit geldt temeer gelet op de setting waarin deze verkrachting plaatsvond. Het slachtoffer is rond middernacht opgewacht en overvallen in haar eigen slaapkamer, een plek die bij uitstek als veilige zou moeten gelden. Verdachte heeft het slachtoffer vastgepakt, geslagen en vastgebonden. Hij heeft een doek over haar gezicht getrokken en haar broek en onderbroek uitgetrokken. Daarna heeft hij haar zonder condoom verkracht. Het slachtoffer is het bewustzijn verloren en verdachte heeft haar achtergelaten in haar eigen bloed en ontlasting. Dit zijn bijzonder vernederende omstandigheden die het slachtoffer als beangstigend heeft ervaren. Naast de inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit en de inbreuk op het gevoel van veiligheid, heeft de angst op geslachtsziektes/HIV lange tijd het welzijn van het slachtoffer negatief beïnvloed.
Verdachte heeft de bevrediging van zijn eigen seksuele lusten vooropgesteld. Hij heeft niet stilgestaan bij de gevolgen van zijn strafbare handelen voor het slachtoffer of deze gevolgen simpelweg op de koop toe genomen. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. Slachtoffers van een verkrachting kunnen immers nog zeer lange tijd last hebben van de psychische gevolgen daarvan.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het Roemeense strafblad van verdachte van 6 september 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- en zedendelict, namelijk moord of opzettelijke doodslag, verkrachting en illegale toegang tot particulier eigendom verschaffen. Voor deze feiten heeft verdachte in 2011 een gevangenisstraf van 15 jaren opgelegd gekregen. Verdachte is in juli 2024, kort nadat hij de gevangenisstraf had uitgezeten, naar Nederland gekomen. Binnen enkele weken daarna is hij de woning van het slachtoffer in deze zaak binnengedrongen en heeft hij haar verkracht.
Pro Justitia rapportage
Verdachte is onderzocht in het Pieter Baan Centrum (PBC). Naar aanleiding van het onderzoek hebben de deskundigen E.C.W. Spreeuwenberg (GZ-psycholoog in opleiding onder supervisie van GZ-psycholoog R.J.A. van Helvoirt) en P.K.J. Ronhaar (psychiater) op 9 oktober 2025 een gezamenlijk rapport uitgebracht. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Bij verdachte is sprake van een ernstige persoonlijkheidsstoornis met borderline, antisociale en narcistische trekken. Verdachte is nauwelijks gehecht aan anderen en hij staat basaal wantrouwend in het contact met anderen. Hij heeft een grillige emotieregulatie en een problematische impuls- en agressieregulatie. Zijn verontwaardiging of boosheid kan snel opvlammen wanneer hij zich onheus bejegend of gekrenkt voelt. Er is verder sprake van antisociale cognities en een egocentrische en eigengereide opstelling. Het ontbreekt hem daarbij aan zelfreflectie, hij overschat zijn eigen kwaliteiten en is onvoldoende in staat om zichzelf doelen te stellen en daarnaar te handelen.
Daarnaast is sprake van een parafiele stoornis met ten minste gerontofiele kenmerken. Beide stoornissen zijn van chronische aard en om die reden ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde.
Beide stoornisgebieden, persoonlijkheid en seksualiteit, zijn van nadrukkelijke invloed geweest op verdachtes keuzes en handelen in de aanloop naar en tijdens de ten laste gelegde verkrachting. In het beloop van het ten laste gelegde worden vooral aanwijzingen gezien voor een sterk lustgedreven component, aangejaagd door de gerontofiele aspecten van zijn parafilie.
De parafilie was (aldus) de motor van zijn gedrag en bepaalde daardoor de richting van zijn handelen. Anderzijds zijn de antisociale aspecten van zijn persoonlijkheidsstoornis van invloed geweest op de ernst van de uitvoering van zijn lustgedreven handelen. Gesteld kan worden dat zijn persoonlijkheidsstoornis hem hierbij heeft gefaciliteerd; deze maakt dat hij geen rem kan zetten op de stuwende parafiele voorkeur.
Geadviseerd wordt het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, gelet op de nadrukkelijke doorwerking van zowel de parafiele stoornis als de persoonlijkheidsstoornis. Aanwijzingen voor psychotische symptomen dan wel voor een vertekende realiteitstoetsing ontbreken, zodat er geen argumenten zijn voor een verdergaande vermindering.
Verdachtes pathologie (zoals hierboven beschreven), gecombineerd met zijn voorgeschiedenis (eerdere -zeer- gewelddadige zedendelicten), de vondst van het pornografisch materiaal en - indien bewezen - de snelle recidive na vrijlating uit detentie, vormen aanwijzingen voor een hoog recidiverisico op gewelddadige zedendelicten bij oudere vrouwen. Daarbij is het zorgelijk dat hij zich herhaaldelijk en tegenover verschillende personen concreet dreigend heeft uitgelaten: hij zegt wraak te zullen nemen in het geval hij op vrije voeten zal komen, bijvoorbeeld door het huis van aangeefster in brand te steken.
Gelet op de meervoudige pathologie, in combinatie met het hoge recidivegevaar, dient verdachte een intensieve, langdurige klinische behandeling te ondergaan in een omgeving met minimaal een hoog beveiligingsniveau. De behandelresponsiviteit wordt vooralsnog, mede door het gebrek aan probleembesef ten aanzien van pathologie en risicofactoren, en gecompliceerd door nadrukkelijke taalbarrière, als laag beoordeeld. Het zal de nodige tijd kosten voordat betrokkene open zal staan voor de meer inhoudelijke behandeling van - eerst - aspecten van de persoonlijkheidsstoornis, zoals het reguleren van emoties, impulsen en agressie. Daarnaast zal de behandeling zich ook moeten richten op het zedenaspect. Een dergelijke behandeling kan in de visie van rapporteurs niet anders plaatsvinden dan binnen het kader van een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege. Een meer voorwaardelijk kader is vanwege verdachtes opstelling gedoemd te mislukken.
Reclasseringsrapportage
Uit het reclasseringsadvies van 16 oktober 2025 volgt dat de reclassering in het gesprek met verdachte weinig inhoudelijk informatie heeft kunnen verkrijgen door de houding van verdachte. Hij gaf meermaals aan geen openheid te willen geven en loog over zijn veroordelingsgeschiedenis in zijn thuisland. Het risico op zedenrecidive wordt hoog ingeschat en het risico op onttrekking aan voorwaarden kan niet worden ingeschat. Daarbij wordt vermeld dat bij verdachte niet direct sprake is van een eigen hulpvraag. Ook is er geen sprake van voldoende probleembesef en ziet verdachte geen reden tot gedragsverandering.
De op te leggen maatregel
De rechtbank is van oordeel dat de rapporten deugdelijk zijn gemotiveerd en dat de overwegingen in de rapportages de conclusies kunnen dragen. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en legt deze ten grondslag aan haar beslissing.
De rechtbank stelt vast dat tijdens het begaan van het feit bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat het feit verminderd aan verdachte kan worden toegerekend.
De deskundigen van het PBC hebben geconcludeerd dat een tbs-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk is en dat een meer voorwaardelijk kader vanwege de opstelling van verdachte gedoemd is om te mislukken.
Gelet op de ernst van het feit, het hoge recidivegevaar, de noodzaak van een langdurige klinische behandeling en het belang dat verdachte zich niet zal onttrekken aan behandeling en verlof is de rechtbank van oordeel dat tbs met dwangverpleging moet worden opgelegd. Uit het oogpunt van beveiliging van de maatschappij kan niet worden volstaan met tbs met voorwaarden. De rechtbank acht daarbij van belang dat een gevangenisstraf van maar liefst 15 jaar niet heeft voorkomen dat verdachte binnen een aantal weken na zijn vrijlating opnieuw een ernstig zedendelict heeft gepleegd. De rechtbank heeft bij haar beslissing tevens betrokken dat de tbs-maatregel met voorwaarden in tijd beperkt is. De rechtbank acht het in het geval van verdachte niet wenselijk dat er een maximumduur aan de maatregel verbonden is. Voor de behandeling van de meervoudige problematiek van verdachte moet de tijd genomen kunnen worden die nodig is en vervolgstappen in het kader van verlofmogelijkheden en een gefaseerde resocialisatie moeten steeds pas in gang worden gezet als verdachte daar aan toe is.
Voor een tbs met voorwaarden wordt enig ziektebesef verondersteld. Voorafgaand aan de behandeling moet overeenstemming zijn over de behandeling. Bij verdachte ontbreekt het probleembesef. Ook de motivering voor behandeling ontbreekt, nu verdachte geen eigen hulpvraag heeft en hij geen reden ziet tot gedragsverandering. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij elke straf van de rechtbank zou accepteren, ook als dat een behandeling inhoudt. Dit rijmt echter niet met de uitlatingen die verdachte heeft gedaan bij de politie, het PBC en de reclassering die er kort gezegd op neer komen dat hij na vrijlating wraak zal nemen op onder meer aangeefster en de officier van justitie.
Vanwege de ontkennende houding van verdachte is ook het opstellen van een delictscenario en delictanalyse niet mogelijk, hetgeen noodzakelijk is om een tbs met voorwaarden te laten slagen.
De rechtbank ziet op grond van het voorgaande dan ook geen aanleiding om een maatregelrapport aan te vragen zoals de raadsman heeft verzocht.
Verdachte dient op grond van het vorenstaande ter beschikking te worden gesteld en van overheidswege te worden verpleegd.
De rechtbank stelt verder vast dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel als benoemd in artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is voldaan.
Het onder 1 van parketnummer 05/284778-24 bewezenverklaarde feit is een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Hierbij heeft de rechtbank de ernst van het feit en de eerdere veroordeling voor verkrachting en moord in aanmerking genomen.
Het onder 1 van parketnummer 05/284778-24 bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht is de maatregel dan ook niet in duur gemaximeerd. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van de feiten en het leed dat de slachtoffer is aangedaan, acht de rechtbank het noodzakelijk dat aan de verdachte, naast de tbs-maatregel, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd.
Voor de bepaling van de hoogte hiervan heeft de rechtbank gekeken naar gevangenisstraffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Er zijn nog geen oriëntatiepunten voor gekwalificeerde opzetverkrachting als bedoeld in artikel 243, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals in dit geval aan de orde is, maar wel voor verkrachting als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (oud).
Op verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang hanteren de oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden als uitgangspunt. De rechtbank ziet aanleiding om dit als uitgangspunt te nemen bij de op te leggen straf.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de verminderde toerekenbaarheid. Strafverzwarend in het geval van verdachte is dat de verkrachting van het slachtoffer plaatsvond in haar eigen slaapkamer waar zij rond middernacht werd opgewacht en overvallen door verdachte. Ook het feit dat geen condoom werd gebruikt door verdachte waardoor bij aangeefster nog lange tijd de angst van besmetting met geslachtsziektes en/of HIV heeft bestaan, en het feit dat verdachte aangeefster achter liet in haar eigen bloed en ontlasting, hetgeen uitermate vernederend is, neemt de rechtbank strafverzwarend mee. Verder neemt de rechtbank strafverzwarend mee dat verdachte zich (concreet) dreigend heeft uitgelaten tijdens zijn verhoren bij de politie, tijdens zijn opname in het PBC en tijdens de gesprekken met de reclassering richting onder meer de officier van justitie en aangeefster. Ten slotte neemt de rechtbank strafverzwarend mee dat verdachte eerder is veroordeeld voor een zeer ernstig zeden- en geweldsdelict, waarbij hij het slachtoffer heeft gedood, en het feit dat de hem toen opgelegde jarenlange gevangenisstraf hem er niet van heeft weerhouden al een paar maanden na zijn vrijlating opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen.
De rechtbank acht gelet op het vorenstaande naast de op te leggen tbs-maatregel een langdurige gevangenisstraf passend en geboden. Zij zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Dit is lager dan de eis van de officier van justitie. Dit is mede gelegen in het feit dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van de ten laste gelegde dierenporno.
Het verzochte contact- en locatieverbod
Het contact- en locatieverbod dat de officier van justitie heeft verzocht wijst de rechtbank af, nu naar het oordeel van de rechtbank oplegging aan de verdachte van een contact- en/of locatieverbod geen toegevoegde waarde heeft naast de opgelegde maatregel van tbs met dwangverpleging.
Voorlopige hechtenis
Het verzoek van de raadsman tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt, gelet op vorenstaande bewezenverklaring en strafoplegging, afgewezen.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met feit 1 en 2 onder parketnummer 05/284778-24 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 4.906,98 aan materiële schade en € 20.000,00 aan smartengeld, steeds vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak voor feit 1 onder parketnummer 05/284778-24. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het rechtstreekse verband tussen de schade en het strafbare feit (huisvredebreuk) ontbreekt met betrekking tot de gevorderde kosten ten aanzien van de camera’s, de sloten, het matras en de kosten voor fysiotherapie. Verder heeft hij aangevoerd dat onvoldoende is onderbouwd waarvoor fysiotherapeutische behandelingen zijn ondergaan. Vergoeding van de matras dient voorts plaats te vinden op basis van de dagwaarde, niet de nieuwwaarde. Ook de immateriële schade is onvoldoende onderbouwd waardoor de schade niet kan worden geschat of begroot. De benadeelde partij dient (ook daarom) niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank zal hierna de gevorderde schadeposten bespreken
Deurbel met camera’s en sloten € 1.104,28
De gevorderde kosten voor camera’s en vervanging van sloten staan naar het oordeel van de rechtbank in een rechtstreeks verband met de bewezenverklaarde feiten onder parketnummer 05/284778-24. De feiten, met name feit 1, hebben logischerwijs bij verdachte gevoelens van onveiligheid doen ontstaan, hetgeen heeft gemaakt dat benadeelde de sloten heeft laten vervangen en camera’s heeft aangeschaft. De schadepost is (verder) voldoende onderbouwd, komt redelijk voor en zal worden toegewezen tot het gevorderde bedrag.
Multi Klus reparaties € 1.106,17
De gevorderde kosten voor ‘Multi Klus reparaties’ – waaronder kosten gemaakt voor het schilderen van beschadigde deuren door plakband van het politie-onderzoeksteam – staan naar het oordeel van de rechtbank in een rechtstreeks verband met de bewezenverklaarde feiten onder parketnummer 05/284778-24. Deze schadepost is voldoende onderbouwd, komt redelijk voor en zal worden toegewezen voor het gevorderde bedrag.
Nieuwe matrassen € 2.198,00
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat de hoogte van de kosten voor twee nieuwe matrassen onvoldoende is onderbouwd. De noodzaak van de aanschaf van een nieuw/vervangend matras en dat daardoor als gevolg van het bewezenverklaarde feit schade is ontstaan is echter niet betwist. De rechtbank zal bij gebrek aan andere aanknopingspunten voor de begroting van die schade gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid op grond van artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek en schat de vervangingswaarde van twee eenpersoons matrassen voor een tweepersoonsbed op € 1.500,00. Het overige deel van deze post zal worden afgewezen.
Eigen risico zorgverzekering € 326,53
De rechtbank overweegt dat de kosten voor het eigen risico van de zorgverzekering niet inhoudelijk zijn betwist. Deze schadepost is (verder) voldoende onderbouwd, komt redelijk voor en zal worden toegewezen voor het gevorderde bedrag.
Kosten fysiotherapie € 172,00
Deze schadepost is betwist en kan niet worden vastgesteld zonder nadere onderbouwing en zo nodig bewijslevering, wat evenwel een onevenredige belasting van het strafproces op levert. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren.
Tussenconclusie
De rechtbank zal de vordering tot materiële schade toewijzen tot een bedrag van
€ 4.036,98(€ 1.104,28 + € 1.106,17 + € 1.500,00 + € 326,53). Ten aanzien van de schade vanwege het vervangen van de matrassen wordt de vordering voor het meerdere (€ 698,00) afgewezen. Voor het overige gevorderde bedrag aan materiële schade (€ 172,00) zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door feit 1 onder parketnummer 05/284778-24 heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen, namelijk (onderhuidse bloeduitstortingen op meerdere plaatsen op het lichaam, schaafverwondingen, petechiën en een scheurverwonding). Daarnaast is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Benadeelde werd in haar eigen slaapkamer door verdachte opgewacht en aangevallen nadat hij in haar woning was binnengedrongen. Benadeelde werd door verdachte vastgepakt, geslagen en vastgebonden. Ook werd er een doek over haar gezicht gedaan en heeft verdachte haar broek en onderbroek uitgetrokken. Vervolgens heeft verdachte benadeelde -zonder condoom- verkracht. Benadeelde is het bewustzijn verloren en is achtergelaten in haar eigen bloed en ontlasting, bijzonder vernederende omstandigheden. Het feit heeft rond middernacht plaatsgevonden in een omgeving die normaal gesproken een veilige plek zou moeten zijn. Dit moet een grote impact hebben gehad op het gevoel van veiligheid van benadeelde, wat wordt bevestigd door haar schriftelijke slachtofferverklaring en door de verwijzing van haar huisarts naar een psycholoog met de (vermoedelijke) DSM-IV diagnose PTSS. In verband met de kans op/ter voorkoming van een SOA/HIV heeft benadeelde een medisch traject moeten doorlopen waaronder het slikken van medicatie. De angst op een geslachtsziekte of HIV is voor de hand liggend en beïnvloedt het welzijn langdurig negatief. De lichamelijke en seksuele integriteit van benadeelde is dan ook op zeer ingrijpende wijze geschonden door verdachte. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij op basis van het geen thans is onderbouwd, gebleken en vastgesteld het smartengeld op een bedrag van € 15.000,00 vaststellen.
Daarbij tekent de rechtbank aan dat een nadere onderbouwing en zo nodig bewijslevering van (het voortduren van) de psychische gevolgen en immateriële schade tot een hoger schadebedrag kan leiden, hetgeen echter een onevenredige belasting van het strafproces zou betekenen. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot smartengeld. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Wettelijke rente
Verdachte is wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd. Deze is opeisbaar vanaf het moment dat de schade is ontstaan. De rechtbank stelt de datum waarop de wettelijke rente opeisbaar is als volgt vast:
  • immateriële schade, kosten reparaties en kosten van de nieuwe matrassen vanaf 5 augustus 2024, zijnde de (laatste) datum van de pleegperiode van het delict en de datum waarop de desbetreffende schade is ontstaan;
  • kosten deurbel en camera’s vanaf 18 augustus 2024, zijnde de datum gelegen in het midden van de periode waarop de facturen van Coolblue zijn voldaan (14 en 22 augustus 2024);
- kosten eigen risico zorgverzekering, vanaf 31 december 2024, zijnde de datum gelegen ongeveer in het midden van de declaratiedata (2 en 9 september 2024 en 4 februari en 16 april 2025).
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 138 en 243 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/167458-25 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;
ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij:
 veroordeelt verdachte in verband met de feiten 1 en 2 onder parketnummer 05/284778-24 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 4.036,98 aan materiële schade en € 15.000,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade
o zijnde 18 augustus 2024 ter zake van € 1.104,28;
o zijnde 11 juli 2025 ter zake van € 1.106,17;
o zijnde 14 augustus 2024 ter zake van € 1.500,00;
o zijnde 31 december 2024 ter zake van € 326,53;
o zijnde 5 augustus 2024 ter zake van € 15.000,00;
tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] ten aanzien van de schade vanwege het vervangen van de matrassen voor het meerdere (698,00) af en verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 19.036,98 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente het moment van het ontstaan van de schade,
o zijnde 5 augustus 2024 ter zake van € 17.606,17 (€ 15.000,00, € 1.500,00 en € 1.106,17);
o zijnde 18 augustus 2024 ter zake van € 1.104,28;
o zijnde 31 december 2024 ter zake van € 326,53;
tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald; Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 130 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Verkroost (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 november 2025.
mr. P. Verkroost is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Dienst Regionale Recherche, TGO (ON), opgemaakte proces-verbaal, Onderzoek ONRAB24007 CONNECTICUT, dossiernummer PL0600-2024362549, gesloten op 11 februari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD 34.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD 37-38.
4.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. ZD 43-44.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. ZD 54.
6.Proces-verbaal van aangifte, p. ZD 55.
7.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning [adres] [plaats], p. FD 132.
8.Forensisch medische letselrapportage, opgesteld door gerechtelijk deskundige drs. J Menke (forensisch arts KNMG), p. FD 99-110.
9.Proces-verbaal forensisch onderzoek persoon, p. FD 35-38.
10.NFI-rapport, p. FD 48-55.
11.NFI-rapport, p. FD 352-356.
12.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 oktober 2025.
13.Proces-verbaal relaas, p. ZD 16 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 oktober 2025.
14.De datum op de bon van de sloten is niet leesbaar.