ECLI:NL:RBGEL:2025:9888

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
ABW 24/2639
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging naheffingsaanslag dividendbelasting na uitspraak in samenhangende zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag dividendbelasting die aan belanghebbende, een N.V., was opgelegd. De naheffingsaanslag, gedateerd op 14 november 2023, bedroeg € 1.186.273. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, welke door de inspecteur als rechtstreeks beroep is doorgezonden naar de rechtbank. De zitting vond plaats op 2 oktober 2025, waarbij deze zaak gelijktijdig werd behandeld met een andere zaak (24/2640) van een andere N.V. Tijdens de zitting heeft belanghebbende verklaard dat zij zich beroept op de inhoudingsvrijstelling van artikel 4, eerste lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965, afhankelijk van de uitkomst van de andere zaak. De rechtbank heeft in de andere zaak het beroep ongegrond verklaard, waardoor het niet meer in geschil was dat de naheffingsaanslag in deze zaak vernietigd moest worden. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de naheffingsaanslag en de uitspraak op bezwaar vernietigd, en de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende. De totale kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 1.814, en de inspecteur moet ook het griffierecht van € 365 vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/2639

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 19 november 2025

in de zaak tussen

[belanghebbende] N.V., uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde])
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Utrecht, de inspecteur.

Inleiding

De inspecteur heeft met dagtekening 14 november 2023 een naheffingsaanslag dividendbelasting ten bedrage van € 1.186.273 aan belanghebbende opgelegd.
Belanghebbende heeft met dagtekening 18 december 2023 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag.
De inspecteur heeft het bezwaar als rechtstreeks beroep tegen de naheffingsaanslag met toepassing van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht doorgezonden aan de rechtbank en aangegeven in te stemmen met prorogatie.
De inspecteur heeft een verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2025. Deze zaak is gezamenlijk en gelijktijdig behandeld met het beroep met zaaknummer 24/2640 van [naam bedrijf] N.V. Namens belanghebbende zijn verschenen haar gemachtigde, bijgestaan door [persoon A], [persoon B] en [persoon C]. Namens de inspecteur zijn verschenen [persoon D], [persoon E], [persoon F] en [persoon G].

Overwegingen

1. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat wanneer de in de zaak 24/2640 opgelegde naheffingsaanslag dividendbelasting door de rechtbank in stand wordt gelaten, zij zich ten aanzien van de dividenduitkering die tot de in de onderhavige zaak in geschil zijnde naheffingsaanslag heeft geleid, onvoorwaardelijk op de inhoudingsvrijstelling van artikel 4, eerste lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 beroept.
2. Deze rechtbank heeft bij uitspraak van heden het beroep in de zaak 24/2640 ongegrond verklaard. Alsdan is tussen partijen niet in geschil dat de in onderhavige zaak opgelegde naheffingsaanslag moet worden vernietigd. De rechtbank zal overeenkomstig beslissen.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat de naheffingsaanslag en de uitspraak op bezwaar worden vernietigd.
4. Omdat het beroep gegrond is, moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van haar proceskosten.
5. De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage vastgesteld.
6. Aangezien in de onderhavige zaak prorogatie is toegepast, is er geen aanleiding voor een vergoeding voor de kosten van het bezwaar. Het ingediende bezwaarschrift is door de prorogatie getransformeerd tot een beroepschrift.
7. De rechtbank stelt de vergoeding voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor voor het gewicht van de zaak van 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.814;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Tikken, voorzitter, mr. L.L. van Benthem en mr. A.S. van Middelkoop, leden, in aanwezigheid van mr. H.H. Ruis, griffier.
Deze uitspraak is uitgesproken op 19 november 2025, vervolgens geplaatst in het digitale dossier en verzonden aan partijen op de datum vermeld in de brief waarmee deze aan partijen is verzonden.
griffier
voorzitter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.